• No results found

De westerse filosofie in Argentinië

DEEL II: HET EERSTE ARGENTIJNSE GEZICHT VAN SPINOZA Inleiding

1.4. De westerse filosofie in Argentinië

1.4. De westerse filosofie in Argentinië

De geschiedenis van de filosofie in Argentinië loopt tot in het begin van de 19e eeuw parallel aan de geschiedenis van de filosofie in Latijns-Amerika, die hierboven is geschetst. Met de onafhankelijke republiek Argentinië die in 1816 wordt uitgeroepen, slaat ook de filosofiebeoefening langzaam een eigen weg in. Argentinië is nog altijd naast México, Brazilië en in mindere mate Chili, het land in Latijns-Amerika met de meeste filosofische publicaties.254 In de filosofische vakliteratuur worden ze ook het vaakst vermeld. Argentinië, México en Brazilië zijn de landen waar de meeste handel werd gedreven, waar de bevrijdingstheologie opkwam, en waar politieke bewegingen ontstonden. Deze landen worden in de literatuur vaak in één adem genoemd, zoals in een recent boek van Negri, Global in 2006.255 De bevrijdingsfilosofie blijkt door sommige auteurs beschouwd te worden als - hoewel niet exclusief - een Argentijnse

252 Guy (1989).

253 Guy (1997).

254 Atilano Domínguez, Cuadernos del Seminario Spinoza, nr. 12, Ciudad Real, 2002.

aangelegenheid.256 Alle stromingen en invloeden die eerder bij de geschiedenis van de westerse filosofie in Latijns-Amerika zijn genoemd, komen ook in Argentinië voor.

Hierna volgt een korte schets van de filosofie in Argentinië voor zover zij zich bezighoudt met de receptie van de westerse filosofie. Misschien valt het verhaal over het Argentijnse gezicht van Spinoza dan iets minder in een gat, en bovendien is het interessant een ander werelddeel en land enigszins te leren kennen. Daardoor komen ook onze eigen vertrouwde cultuur, geschiedenis en situatie misschien in een ander licht te staan.

Uit de 16e eeuw zijn bekend gebleven de thomist Luis de Tejada en de jezuïet en aanhanger van de democratische leer van Suárez, Juan de Albiz (1588-1650), die in Córdoba doceerde en een Dissertatio theologica schreef. Nog een jezuïet en Suarez-aanhanger, exegeet en logicus, is Cristobal Gómez (1610-1680), provinciaal rector van de jezuïeten in Tucumán-Buenos Aires. In de 18e eeuw waren het ook de jezuïeten die het meest verlicht en vooruitstrevend waren en daarom, zoals eerder beschreven, in 1767 collectief de Spaanse kolonie uit werden gezet. In het latere Argentinië wordt de jezuïet José Manuel Peramás (1732-1793) genoemd, die in Buenos Aires en in Córdoba doceerde en voor de indianen opkwam. De invloed van de westerse wetenschap en filosofie is in het latere Argentinië merkbaar bij de franciscaan Jose Elias del Carmen Pereira, aanhanger van Descartes en Malebranche en bewonderaar van Franklin. José Paso (1758-1811) is een anti-scholastieke fysicus en Melchor Fernández was een volgeling van Gassendi.

In de 19e eeuw komen er steeds meer lekenfilosofen, zoals de jong gestorven Juan Crisóstomo Lafinur (1797-1824) die een paar jaar docent in Buenos Aires was, en schrijver van een Curso Filosófico, die veel invloed heeft gehad. De priester Juan Manuel Fernández Agüero (1772-1840) schreef Principios de ideología (1824), waarover hij doceerde aan de pas opgerichte universiteit van Buenos Aires. Hij werd ontslagen vanwege zijn radicale ideeën, maar door bemoeienis van de Argentijnse president Bernardino Rivadavia, weer aangesteld. Toen de president zelf in 1827 ten val werd gebracht verloor Fernández zijn baan definitief. Als compensatie werd hij echter benoemd tot hoogleraar economie, waar hij minder kwaad scheen te kunnen doen. Een van zijn radicale gedachten in de Principios is: ‘Het gelaat van de wereld is nu veranderd en het licht is doorgedrongen tot ons afgelegen land, en schreeuwt om vrijheid’. We zien in zijn situatie twee kenmerken van de filosofiebeoefening in Argentinië – en niet alleen daar, maar ook elders in Latijns-Amerika. De beoefening van filosofie is zowel qua inhoud als qua bezigheid vaak sterk verbonden met politiek. Inhoudelijk, omdat de thema’s relatief vaak te maken hebben met sociale en politieke zaken en minder met metafysica. En qua bezigheid, omdat filosofie vaak wordt ‘gebruikt’ om maatschappelijke ontwikkelingen te ondersteunen of te bestrijden. Ik heb dat al gesignaleerd bij de belangstelling voor het positivisme, het krausisme, de marxistische filosofie en de bevrijdingstheologie en filosofie. Daarnaast is het opvallend hoe vaak filosofen maatschappelijke en politieke functies vervullen en hun positie daardoor afhankelijk is van de politieke context. Dat dit niet alleen in het verleden zo was, maar ook nu nog, zal in het vervolg blijken. Het is ook het geval bij een aantal Argentijnse filosofen die zich (ook) met Spinoza hebben bezig gehouden en houden. De hierboven genoemde Fernández werd als hoogleraar filosofie opgevolgd door de arts Diego Alcorta (1801-1842) wiens Curso de filosofía een paar generaties studenten heeft gevormd, en die zich ver van elke religieuze discussie hield. In 1826 kreeg de universiteit van Buenos Aires een tweede leerstoel filosofie, ofwel ideologie. Ondertussen was de strijd voor de onafhankelijkheid van Spanje in heel Latijns-Amerika op gang gekomen, en de leiders, zoals Simón Bolivar, waren bekend met de filosofen van de verlichting in Europa. Het Contrat Social van Rousseau was al rond 1800 in het Spaans vertaald en in Buenos Aires gedrukt, en Bolivar las Hobbes, Locke en Spinoza.

In de loop van de 19e eeuw maakte de invloed van het universalisme van de Verlichting al snel plaats voor een nationalisme. Dat was niet alleen een gevolg van de

onafhankelijkheidsbewegingen, maar ook van de filosofische inspiratie die uitging van Duitse filosofen als Fichte en de al genoemde Herder met zijn Volksgeist. Een voorbeeld in Argentinië daarvan is Esteban Echeverria (1805-1851), een liberale patriot, tegenstander van de dictator Rosas, en eclectisch in zijn filosofie. Hij gebruikt zowel Saint-Simon als Savigny, Herder en Fichte, en wel om de Argentijnse grondwet vorm te geven. In de tweede helft van de 19e eeuw wordt, zoals we eerder gezien hebben, het positivisme als ‘de filosofie van de stedelijke burgerij’ de belangrijkste filosofische richting. De eerste promotor daarvan was Juan Bautista Alberdi (1810–1884), die als realistisch en pragmatisch filosoof alle metafysica en theologie verwerpt, en daarom in ballingschap wordt gestuurd. Eenzelfde lot treft de wat gematigder Domingo Faustino Sarmiento (1811–1888), die als hij terugkeert uit ballingschap, het tot eerste president van de republiek brengt. In zijn Facundo o Civilización y barbarie (1845) pleit hij voor een stedelijke beschaving van hoger opgeleiden, en tegen het ongeletterde individualisme van de gauchos en de pampa’s, waar een anarchistisch type filosofie bij zou horen. Deze tegenstelling speelde Argentinië steeds parten en is nog altijd niet verdwenen. Het positivisme werkte niet alleen door in de politiek, maar ook in het onderwijs en de pedagogiek. Pedro Scalabrini (1848-1916) onderwees aan de Escuela Normal de Paraná, die in 1870 door president Sarmiento was opgericht, het positivisme. Een van zijn studenten was José Alfredo Ferreira (1863–1936), die later de belangrijkste systematische theoreticus van het positivisme werd. Als hoogleraar pedagogiek aan de Universiteit de la Plata kon hij zijn ideeën verbreiden, en als minister van onderwijs kon hij ze ook nog in praktijk brengen. Zijn Ensayos de ética (1944), die blijk geven van een positivistisch optimistisch geloof in de komst van de ‘religie van de mensheid’ worden in Argentinië nog steeds gelezen.

De belangrijkste vertegenwoordiger van het positivisme in Argentinië aan het begin van de 20e eeuw is José Ingenieros (1877–1925), psychiater, filosoof en criminoloog. In 1904 werd hij hoogleraar experimentele psychologie aan de Faculteit filosofie en letteren van de Universiteit van Buenos Aires. Hij was in die tijd ook directeur van het Instituut voor Crimonologie van de Nationale Penitentiaire Instelling in Buenos Aires. Onder de regering van een vijandige president verbannen, reisde hij vier jaar (1910-1914) door Europa van universiteit naar universiteit. Bij terugkomst in Argentinië richtte hij het tijdschrift Revista de Filosofía op, schreef een aantal boeken, waaronder El hombre mediocre (1914), Proposiciones relativas al porvenir de la filosofía (1918) en Las fuerzas morales (postuum). Als radicaal determinist geloofde hij in een morele vooruitgang van de mensheid dankzij de deugdzamen en de heiligen.

Zoals bijna alle Argentijnse filosofen schreef ook Ingenieros over het vraagstuk van de ‘argentinidad’. Er is een grote preoccupatie bij filosofen, vanaf dat er geschiedschrijving van de filosofie gaat plaatsvinden, met de identiteit en de traditie en hoe die beiden zich tot elkaar verhouden. Ook de vraag hoe een eventuele Argentijnse filosofie zich verhoudt tot de Europese filosofie, en ook tot de filosofie als een universele aangelegenheid, houdt veel filosofen bezig. Als filosofie de pretentie heeft om universeel te zijn, hoe kan er dan sprake zijn van een Latijns-Amerikaanse of Argentijnse filosofie? Het zijn dezelfde vragen die door de bevrijdingsfilosofen vijftig jaar jaar later gesteld worden, en ze spelen nog steeds in de filosofiebeoefening in Argentinië mee. Bestaat er een Argentijnse filosofie? Is er een Argentijnse stijl van filosoferen, bestaat er een Argentijnse ‘mythe’ die haar filosofiebeoefening autonomie verleent? In het begin van de 20e eeuw, als ook de leerstoelen filosofie aan de universiteiten ontstaan, nog vaak vermengd met psychologie en psychiatrie en opgenomen in de faculteiten Letteren, wordt gesproken van een ‘normalisering’ of professionalisering van de filosofie. Wat is de filosofische betekenis daarvan? Het beschrijven van de geschiedenis van de filosofie in Argentinië staat in functie van het kunnen bepalen van wat een Argentijnse filosoof of filosofie is. Maar wat is er eerder? Een Argentijnse filosoof of de ‘Argentijnsheid’? Een Argentijnse natie of een Argentijnse filosofie? ‘Als ons ras er in slaagt in zijn intellectuele geschiedenis een (eigen) filosoof te tellen,

dan zal er in zijn leer, ongetwijfeld, iets nieuws en autochtoons zijn: de 'argentiniteit'. 257 Net als in andere landen in Latijns-Amerika wordt vanaf de jaren ’50 steeds meer de vraag gesteld naar de identiteit van het land, van het volk, van de cultuur en ook van de filosofie. In Argentinië, México en Brazilië gebeurde dat expliciet. Er is een enorme hoeveelheid aan boeken en tijdschriftartikelen met titels als Existe una filosofía Argentina? 258 Eén uitvoerige en concrete poging tot een karakterisering geef ik hieronder weer.259 De auteurs halen eerst de uitspraak van Chesterton aan, dat het belangrijker is om van een land de filosofische houding tegenover het leven te kennen dan de militaire en economische middelen. Argentijnse filosofen zijn geen metafysische hoogvliegers, ze bekijken alles vanuit de problemen van de mens. Ze verbazen zich niet over de grootheid van het universum, maar over zichzelf. Daarvoor zoeken ze een verklaring, en dat verklaart de relatief grote belangstelling in Argentinië voor het positivisme en het existentialisme. Het blijkt ook uit de aandacht bij veel filosofen voor problemen die samenhangen met vrijheid en voor waardenleer en ethiek. Daarnaast is de Argentijnse filosofie erg betrokken op de eigen omgeving en op de problemen van het eigen land, zonder daardoor nationalistisch te worden, zoals onder andere te zien is aan de filosofie van de bevrijding van Enrique Dussel. Argentijnse filosofen zijn niet snel tevreden, in de zin dat ze denken het laatste (ant)woord gevonden te hebben. Ze bouwen geen gesloten systeem, en beperken zich ook niet tot een aanhanger van één grote buitenlandse filosoof te zijn. En tot slot is het volgens de auteurs kenmerkend dat Argentijnse filosofen veel moeite doen hun opvattingen breed te verspreiden, via journalistieke middelen. Ze zitten niet in een ivoren toren. Voor zover ik nu bekend met ze ben geworden, komt deze schets van het karakteristieke van de Argentijnse filosofen mij niet vreemd voor.

Met het positivisme wordt in Argentinië en in andere Latijns-Amerikaanse landen soms een wat vreemde stroming verbonden, die in het midden van de 19e en in het begin van de 20e eeuw vooral in Spanje en België aanhangers had: het krausisme. In Spanje werd het in de 19e eeuw een beweging van intellectuele vernieuwing, voor academische vrijheid, en met een ethisch-pedagogische belangstelling. Via Spanje kreeg het krausisme ook invloed in Argentinië. 260 De grondlegger van het krausisme is Karl Christian Friedrich Krause (1781–1832), die in 1803 en 1804 gelijk met Hegel hoogleraar filosofie was in Jena. Hij verliet de universiteit om zich te wijden aan zijn roeping om de wetenschap op een hoger niveau te brengen wat volgens hem nodig was om de mensheid te verheffen.261 Een aantal trefwoorden waarmee het krausisme kan worden gekarakteriseerd, zijn: a-dogmatisch, seculier, harmonisch rationalisme, en pan-en-theïsme. In Nederland is deze stroming nauwelijks bekend geworden, behalve misschien kortstondig in spinozistische kringen. Ze bestond kortstondig en praktisch alleen in Leiden en Utrecht. Van Vloten begint zijn boek over Spinoza in 1862 met een open brief aan dr. Jac. Moleschott, waarvan de eerste zin luidt:’ ’t Is nu bijkans zestien jaar geleden, dat mij, na mijn uitgave van Een paar aanteekeningen op Mr. Opzoomers (Krausiaansche) Beoordeling van Prof. Scholten, een vriendelijk schrijven van dank en bijval gewerd, met een mij toen nog geheel onbekenden naam onderteekend.’262 De onbekende was Moleschott, en Van Vloten stuurt hem zijn Spinozaboek nu toe. Van Vloten citeert uit de brief van Moleschott, die zestien jaar daarvoor zelf ook ‘openlijk te veld wilde trekken tegen zulk een amfibie, als ons in Krauses filosofisch

257 José Ingenieros, Las direcciones filosoficas de la cultura Argentina (1914), herdruk Córdoba: Buena Vista, 2007, hoofdstuk 1, p. 9-13.

258 ¿Existe la filosofía argentina?, Themanummer van het tijdschrift La Biblioteca, Buenos Aires: Biblioteca Nacional, 2005, nr. 2 en 3. Het merendeel van de bijdragen betreft een artikel van een eigentijdse filosoof over een buitenlandse en/of Argentijnse filosoof.

259 Farré en Lértora (1981), pp. 223-227: Caracteres del filosofar en Argentina.

260 Arturo Andrés Roig, Los krausistas argentinos, Puebla, México: José Cajica, 1969.

261 Karl Christian Friedrich, Das Urbild der Menschheit, ein Versuch, Dresden: Arnold, 1811.

262 Johannes van Vloten, Baruch d’Espinoza; zijn leven en schriften in verband met zijnen en onzen tijd, Amsterdam: Frederik Muller, 1862, p I.

Kristendom werd voorgezet, waarin het Kristendom geen Kristendom meer was’.263 Siebe Thissen bespreekt in zijn boek over de negentiende eeuwse spinozisten zowel van Vloten als Moleschott, en ook Opzoomer en professor Scholten.264 Het kopje van de paragaaf over Opzoomer luidt: Cornelis Opzoomer: Krause en pseudo-spinozisme.265 Thissen bespreekt in die paragraaf ook Krause en het krausisme dat in 1845 door Thorbecke aan Dionys Burger, christelijk-humanistisch filosoof en net als Krause vrijmetselaar, werd aanbevolen. 266 Burger schrijft een boekje over Krause, en Thorbecke is verheugd het krausisme te zien ’wortel schieten’ in Nederland. Maar Burger ruilt het krausisme daarna zelf in voor een gematigd spinozisme, en het krausisme verdween al in 1848 weer van het filosofische toneel. Thissen schrijft: ‘Niet Krause schiet echter wortel, maar Spinoza. Met enig gevoel voor Thorbecke’s metaforiek zouden we het krausianisme liever beschouwen als bemeste tuinaarde, uitermate geschikt om een spinozisme wortel te laten vatten.’267

Het zou kunnen zijn dat in Argentinië iets dergelijks is gebeurd en ook daar door het krausisme een voedingsbodem is gelegd. Was het in Nederland Thorbecke die hierin een rol speelde, in Argentinië zien we een filosoof-president die dit heeft geprobeerd: Hipólito Yrigoyen (1852–1933). Hij richtte in 1918 een Radicale Partij op, en werd twee keer president van Argentinië, van 1916 tot 1922 en van 1928 tot 1930. Hij schreef een door Krause geïnspireerde Introducción a la filosofía. Vanaf 1881 was hij meer dan 25 jaar filosofie docent aan de Escuela Normal de Profesoras de Buenos Aires. Door zijn werk verbreidde het krausisme zich breed en werd dit het theoretisch fundament van een van de meest wijd verbreidde politieke bewegingen in de geschiedenis van Argentinië. Yrigoyen hing een deïstische versie van een ‘panenteísmo’ aan, en sprak over een ‘immanente rede’. Met zijn politiek-filosofische denken vestigde hij een nieuw soort Argentijns liberalisme dat de politiek fundeerde in solidariteit als een juridisch, sociologisch en religieus concept dat hij aan Krause ontleende. De krausiaanse solidariteit is gebaseerd op een basisintuïtie waarin wij onszelf kennen als opgenomen in een eeuwige en organische werkelijkheid die ons overstijgt maar waarin wij onze individuele historische realiteit voltrekken. Tegelijk is Yrigoyen geïnspireerd door de kantiaanse filosofie van de plicht, waarmee hij de strijd aanbond tegen de utilitaristische moraal, die volgens hem de politiek degradeerde. Zijn politieke filosofie is een combinatie van Kant en de organische solidariteit van Krause. Op die manier probeerde hij vanaf het begin van de 20e eeuwse een nieuwe rechtsorde in Argentinië te bewerkstelligen, en in 1905 riep hij de revolutie uit. Hij slaagde er in de rechtstaat te vestigen met steun zowel van de meest radicalen als van de laatste leiders van de oligarchie. Toen de rechtsstaat eenmaal gevestigd was en hij zelf president werd, onderdrukte hij echter een paar keer met bloedig geweld manifestaties van arbeiders die de nieuwe rechtsorde in gevaar zouden brengen. De ‘zwarte week’ in 1919, tijdens zijn eerste periode als president, is een historisch begrip geworden in Argentinië. Ook in zijn buitenlandse politiek zijn elementen van het krausiaanse ‘rationalistische harmonie’ denken terug te vinden, evenals in de politiek die hij voerde met betrekking tot de universiteiten. De belangrijke hervorming van het onderwijs in 1918 valt ook onder zijn presidentschap. In 1930, midden in zijn tweede periode als president, werd Yrigoyen door een militaire coupe afgezet.

Vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw wordt de filosofie in Argentinië nog meer Europees, dat wil zeggen vooral Duits en Frans gericht en bovendien ook meer universitair.

263 Ineke Smit, ‘ “Tussen ons blijft twee en twee gewoon vijf”; Een brochure uit de Leidse collectie. Over het debat tussen Van Vloten en Opzoomer over Scholtens’ weergave van de ideeën van Krause’. Omslag, Bulletin van de universiteitsbibliotheek Leiden en het Scaliger Instituut, (2005)1, p. 6-7.

264 Siebe Thissen, De spinozisten; Wijsgerige beweging in Nederland (1850-1907), Den Haag: Sdu, 2000, pp. 87- 101 Moleschott; pp. 97-111 Van Vloten; pp. 68-72 Scholten; pp. 139-146 Opzoomer.

265 Idem, p. 141.

266 Dionys Burger jr., Het opklimmende deel der wijsbegeerte volgens K.C.F. Krause; voor Nederlanders bewerkt door Dr.

D. Burger, Rotterdam: H.W. van Harderwijk, 1845.

Daarnaast (letterlijk) ontstaat in dezelfde tijd de filosofie van de bevrijding, die zich juist niet aan de universiteiten afspeelt maar net zoals bij Socrates en Spinoza in het verborgene, schrijft Enrique Dussel. De filosofie van de bevrijding is een concrete politieke filosofie, volgens welke geen nationale bevrijding mogelijk is zonder de sociale bevrijding van de onderdrukte klassen. Het is een filosofie die wil denken vanuit de ander. Maar nog steeds is in Argentinië de katholieke kerk – ook maatschappelijk en politiek – een belangrijke factor. De meest bekende vertegenwoordiger van het neo-thomisme in de twintigste eeuw is de jezuïet Octavio Nicolas Derisi (1907-2002). Hij doceerde eerst aan de universiteiten van La Plata en Buenos Aires, en later aan de UCBA, de katholieke universiteit van Buenos Aires, waarvan hij tot aan zijn pensioen rector was. Hij publiceerde een groot aantal boeken, onder andere over het thomisme, over Aristoteles en Heidegger. Hij was geïnspireerd door Gilson en Maritain, en interesseerde zich ook voor Descartes en Kant. Hij is echter een fervente tegenstander van het moderne denken, en bekritiseert dat expliciet bij Descartes, Spinoza, Kant, Hegel en bijna alle denkers daarna.

De meest recente filosofische stroming, en van totaal andere aard, is de neo-positivistische en