• No results found

Wat is filosofía de la liberación? Drie standpunten: Leopoldo Zea, Augusto Salazar en Enrique Dussel

DEEL II: HET EERSTE ARGENTIJNSE GEZICHT VAN SPINOZA Inleiding

2.2. Wat is filosofía de la liberación? Drie standpunten: Leopoldo Zea, Augusto Salazar en Enrique Dussel

In deze paragraaf bespreek ik drie standpunten, te weten dat van Leopoldo Zea (México), van Àugusto Salazar (Peru) en van Enrique Dussel (Argentinië).279 De bedoeling daarvan is duidelijk te maken hoe de filosofie van de bevrijding op een authentieke manier wil filosoferen en dat zij een specifieke Latijns-Amerikaanse filosofie wil zijn. Het debat daarover gaat tussen drie belangrijke vertegenwoordigers van de filosofie van de bevrijding zelf. De drie boeken waardoor en waarin het debat zich afspeelde zijn respectievelijk: Salazar: Existe una filosofía de nuestra America?, Zea: Filosofía Latino Americano como filosofía sin más en Dussel: Filosofía de la liberacion.280 Het

gaat hen in dit debat, waarin ze reageren op elkaar en zich verhouden tot elkaar, exact om de vraag: wat is een Latijns-Amerikaanse filosofie, áls ze mogelijk is. De vraag zelf geeft al aan dat er op een eigen manier over filosofie wordt gedacht.281 Het debat speelde zich af in de jaren ’60 en begin ’70, en werd vroegtijdig afgebroken door de dood van Salazar in 1974. De inzet van het debat betrof drie fundamentele vragen: wat is een authentieke Latijns-Amerikaanse filosofie? Hoe wordt in deze filosofie de verhouding particulier (specifiek Latijns-Amerikaans) en universeel (de aanspraak van filosofie) opgelost? Wat is haar taak, haar doel en haar ideaal?

México: Leopoldo Zea

Leopoldo Zea (México, 1912–2004) was tot aan zijn dood universitair docent aan de Universidad Nacional Autonoma de México. Hij was ook politiek actief in de Partido Revolucionario Institucional, die in México van 1929 tot 1997 aan de macht was en alle presidenten in die periode leverde. Zea was geïnspireerd door Simón Bolivar en een groot voorstander van Latijns-Amerikaanse integratie. Hij was afkerig van het imperialisme van de Verenigde Staten en van neokolonialisme. Zea werkte vanaf 1942 aan een project van geschiedschrijving van de filosofie in Latijns-Amerika in het kader van zelfbewustzijn van de eigen geschiedenis. Bij die geschiedenis hoorde volgens hem ook die van de filosofie, die geen Latijns-Amerikaanse filosofie was. Hij promoveerde in 1943 op het positivisme in México, dat volgens hem een filosofie van de vrijheid was. Hij verwachtte net als de Argentijnse burgerij een nieuwe moraal voor Latijns-Amerika van haar. Het positivisme was voor hem enerzijds een alternatief voor de onderdrukkende filosofie die verbonden was met de heersende klasse en anderzijds ook voor een existentialisme zoals dat van Ortega y Gasset, Heidegger en Sartre, dat hij als atheïstisch afwees. Hij pleitte voor een filosofie in de concrete situatie, zoals de indiaanse filosofie, om Latijns-Amerika een eigen cultuur te geven. De ‘ont’dekking van 1492 was volgens Zea in feite een ‘be’-dekking, een verhulling van cultuur en wijsheid. Er ontstond daarmee

279 Hoewel het in Latijns-Amerika gebruik is zowel de achternaam van de vader als van de moeder te gebruiken, gebruik ik hier alleen de eerste achternaam, om verwarring te voorkomen. Vaak wordt in West-Europa (uitgezonderd Spanje en Portugal die hetzelfde gebruik kennen) de eerste achternaam als

voornaam aangezien.

280Salazar, Augusto, Existe una filosofía de nuestra America? México: Siglo Veintiuno, 1968: Leopoldo Zea,

Filosofía Latino Americano como filosofía sin más, México: Siglo Veintiuno, 1969; Enrique Dussel: Filosofía de la liberacion, México: Edicol 1977.

volgens hem een ideologisch mestiezendom, een mengsel van Europees en indiaans ‘bloed’. Daardoor heeft zich geen eigen filosofie kunnen ontwikkelen, en voor zover daar wel sprake van was heeft ze geen internationale erkenning gekregen. Filosofie moet bijdragen aan politieke en geestelijke emancipatie, aan het zoeken van een eigen identiteit van Latijns-Amerika, aan een eigen bewustzijn met behulp van het moderne discours uit het westerse denken. In de 19e eeuw was dat eigen bewuszijn volgens Zea wel even aanwezig, onder andere bij Simón Bolivar en José Marti, die zich verzetten tegen de dominante Angelsaksische concepten en een eenheid van Latijns-Amerika voorstonden. Helaas was dat idee in die tijd niet realistisch gezien de afhankelijkheid, de armoede en het analfabetisme. Het leverde alleen een gefrustreerd en verdeeld zelfbewustzijn op. Een bewustzijn tussen twee culturen, noch Europees, noch van een eigen identiteit. Die dualiteit is de complexe situatie van Latijns-Amerika. Er zijn drie zaken van belang om haar te overwinnen:

a. Het moderne liberale discours, in Latijns-Amerika gekomen na de politieke onafhankelijkheid (de moderne filosofie, wetenschap en de moderne nationale staat).

b. Het ontwikkelen van een supranationaal bewustzijn van Latijns-Amerika. Wat zouden haar karakteristieken kunnen zijn? Aan het eind van de 19e eeuw was dat streven er ook. Het uitte zich in het modernisme in de literatuur, in de strijd tegen de Verenigde Staten en in een kosmopolitisme. In de 20e eeuw bestonden er een aantal bewegingen die waardigheid en soevereiniteit voorstonden en tegen grootgrondbezit en onderdrukking waren, onder andere in México, Nicaragua en Peru. Latijns-Amerika vertegenwoordigt een ander bewustzijn dan dat van de Verenigde Staten, namelijk: integratie, beschaving, spiritualiteit, universaliteit en kosmisch besef. Alleen in de literatuur is Latijns-Amerika redelijk geslaagd in het overstijgen van de grenzen, zoals het succes van onder andere Gabriel García Marquez, Pablo Neruda, Eduardo Galeano en Octavio Paz in Europa laat zien.

c. De rol van het onderwijs. Onderwijs moet bewustmaken, emanciperend zijn, een rol spelen in een brede beweging van mentale emancipatie. Het moet een nieuwe mens vormen, integratie van weten tot stand brengen, wijsheid en schoonheid bevorderen, wetenschappelijk en humanistisch zijn. Onderwijs is onderdeel van een verlichtingsproject, van bevrijding. Maar de tegenmachten zijn te groot geworden: het koloniale verleden, de dictaturen, gebrek aan politieke competenties, en het analfabetisme. Dat is wat Zea wil overwinnen. Hij probeert dat tot stand te brengen door het bewustzijn van de eigen geschiedenis en cultuur te bevorderen, om zich als Latijns-Amerika, supra nationaal, te onderscheiden van andere continenten.

De bevrijdingsfilosofie deconstrueert daarmee de Europese hegemonie, en claimt recht op de stem van de nieuwe wereld. Dit is te vergelijken met wat Derrida doet. Ze is een differentiefilosofie in tegenstelling tot het logocentrisme en etnocentrisme dat de westerse hegemonie uitdrukt. Ze staat voor culturele rijkdom, voor identiteit in haar heterogeniteit, en stelt zich op tegenover de minachting voor al het andere van de kant van de zogenaamde democratie die de Verenigde Staten is. De ideeën van de Europese moderniteit als vrijheid, mensenrechten, rationaliteit en individualisering ontwaakten het Latijns-Amerikaanse bewustzijn, getuige genoemde vrijheidstrijders als Bolivar en Marti in de 19e eeuw. Maar er bleef alleen een gefrustreerd en verdeeld Latijns-Amerikaans bewustzijn over dat geen eigen indigene cultuur meer kent, en waaraan de Europese cultuur vreemd bleef. De Latijns-Amerikaanse mens ervaart zich als onaangepast in de eigen wereld. Hij heeft geen eigen identiteit maar hij kan zich ook nooit de Europese cultuur helemaal eigen maken. Het probleem met de filosofie is dat er één antwoord, één filosofische visie voor waar wordt gehouden en de andere visies worden onderdrukt. Een eigen Latijns-Amerikaanse filosofie is alleen mogelijk als ze zich kan losmaken van de westerse filosofie. Dat moment komt nog. Bewustwording van de noodzaak van dit gegeven zal tot actie leiden. Zea heeft een vergelijkbaar standpunt als Franz Fanon uitdroeg voor de sociologie en de sociale psychologie, namelijk dat filosofie en wetenschap universeel zijn.282

Zea drukt dat uit in zijn begrip ‘filosofie zonder meer’. ‘De Latijns-Amerikaanse filosofie is wel degelijk ‘filosofie zonder meer’ en geen imitatie van de westerse filosofie. Ze is geen ander soort filosofie. Ze is wel anders, maar niet minder. De westerse filosofie die als universeel werd en wordt voorgesteld zal pas universeel worden door opgenomen te worden in de Latijns-Amerikaanse filosofie. Ze wordt pas universeel door de originaliteit en de authenticiteit van de Latijns-Amerikaanse filosofie, die de westerse filosofie omvormt om de eigen sociaal culturele problematiek op te lossen. De westerse filosofie is niet vreemd en niet in-authentiek. Door de assimilatie ervan werd het filosoferen in Latijns-Amerika authentiek, en nu wordt het filosoferen, met de Latijns-Amerikaanse inbreng erbij, als het ware vanzelf, filosoferen zonder meer. De Latijns-Amerikaanse filosofie paste selectief de Europese stromingen aan, en ze gaat nu bewust doen wat eerst onbewust gebeurde. De Latijns-Amerikaanse filosofie werkt op dezelfde manier als de westerse filosofie, ze drukt namelijk de verhouding van individu en maatschappij uit. Een eigen karakteristiek van het Latijns-Amerikaanse denken volgens Zea is echter de focus op concrete problematiek. De Latijns-Amerikaanse filosofie stelt de categorieën anders, want ze is geëngageerd. Ze moet puur en simpel filosoferen om het eigen probleem op te lossen, dat is de problematiek van de mens in een bepaalde situatie. Dat ís pas filosofie. Deze filosofie ontwikkelt zich vanuit een situatie van vervreemding; authentieke en relevante momenten waren er al wel eerder. De taak van de filosofie is om zich bewust te zijn van zichzelf, om de situatie van vervreemding te boven te willen komen, en om het authentieke wezen van de mens naar boven te halen. Ze moet daartoe het verleden op zich nemen, zich bewust worden van de afhankelijkheid, en ook die vervolgens op zich nemen, juist om haar te overstijgen en te overwinnen. Ze moet het verleden herwinnen, anders blijft het verleden altijd onverwerkt aanwezig. Dan is de wereld niet eigen en blijft het verleden vreemd. Het gaat dus niet om het ontkennen van de westerse filosofie, maar om haar dialectisch in zich op te nemen.

Peru: Augusto Salazar

Augusto Salazar (Peru, 1925-1974) studeerde aan de Universidad Nacional Autonoma de México in México, waar hij student was van José Gaos, vertaler van de Ethica van Spinoza.283 Later studeerde Salazar aan de Sorbonne in Parijs en aan de universiteit van München. Ook hij vraagt naar het bestaan van een Latijns-Amerikaanse filosofie. Dat op zich is al een teken van zelf filosoferen. Maar Salazar wijst het bestaan van een kritische Latijns-Amerikaanse filosofie af, en ook de mogelijkheid dat die erkend kan worden als uitdrukking van een universele filosofie. Ten minste als het gaat om filosofie in strikte zin, als discipline. De filosofie in Latijns-Amerika is ofwel eurocentrisch en dan staat ze daarmee direct buiten de Latijns-Amerikaanse filosofie, of ze is weliswaar een bewustzijn van de alledaagse wereld in Latijns-Amerika, maar dan is ze geen universeel erkende filosofie in strikte zin, die in een filosofiestudie kan worden beoefend en in de filosofische gemeenschap kan worden erkend. De dominante filosofie negeert alle perifere filosofie als niet relevant. Het filosofisch denken over de eigen werkelijkheid van overheersing en armoede kan niet in discussie treden met de hegemonistische filosofische gemeenschap en erkend worden. En dat laatste is voorwaarde voor een dialoog. Dat alles kan alleen door gebruik te maken van het Westerse discours, maar dat gebeurt vanuit een positie die de Latijns-Amerikaanse filosofie niet kent. Dan moet ze dus nieuwe universele categorieën ontwikkelen. Dat komt overeen met wat Dussel wil, zoals we later zullen zien. De Latijns-Amerikaanse filosofie moet gebruik maken van universele categorieën vanuit een afhankelijke positie. Voor Salazar bestaat het specifieke van de Latijns-Amerikaanse filosofie enerzijds uit de wijsgerige tradities van haar inheemse volkeren en anderzijds uit de receptie van de Europese filosofie vanaf de 16e eeuw in de Spaanse theologische faculteiten. Hij noemt het eerste haar authentieke deel en het tweede haar niet-authentieke deel. Salazar is het niet eens met Zea. Het ‘simpel’ filosoferen, het radicaal

vragen naar de waarheid in welke situatie dan ook, is niet vrij van vreemde invloeden. Dus kan het volgens hem niet de identiteit uitmaken van de Latijns-Amerikaanse filosofie. Dat kan alleen de reflectie in en op de context waarin en van waaruit wordt gereflecteerd. Salazars standpunt komt op het volgende neer: Latijns-Amerikaanse filosofie is problematisch omdat de cultuur van overheersing oplossing van filosofische problemen onmogelijk maakt. Het oplossen van die problemen veronderstelt namelijk een vrije cultuur, politieke onafhankelijkheid en economische onafhankelijkheid. Latijns-Amerika is overheerst, afhankelijk en onderontwikkeld. Filosofie is altijd uitdrukking van een cultuur en bij overheersing is de filosofie dus per definitie uitdrukking van die overheersing. Filosofie is een product ofwel uitdrukking van de situatie waarin ze wordt beoefend, en heeft dus altijd dezelfde eigenschappen als die situatie.284 Dat betekent dat filosofie in Amerika altijd een filosofie van de onderdrukking is. In die zin is de Latijns-Amerikaanse filosofie waarachtig, als expressie van een schizofreen subject in die eigen concrete situatie. Maar het wezen dat die filosofie overneemt, of het nu een filosoof is of een doorsnee Latijns-Amerikaanse mens, is schizofreen. Hij zit immers gevangen in of tussen twee culturen. Zijn cultuur schijnt of pretendeert alles te zijn, maar hij weet niet wat ze is. Zijn filosofie is defectief; als geïmporteerde filosofie verhult ze namelijk de eigen werkelijkheid. Ze is vervreemde, opgelegde en niet-authentieke filosofie. Ze is noodzakelijk filosofie van de onderdrukking, dat betekent én westerse filosofie én filosofie van de heersende klasse. Op dezelfde manier zijn ook de politiek en de economie in Latijns-Amerika noodzakelijk economie en politiek van de heersende klasse.

Zea reageerde als volgt op Salazar: zich verschillend weten van wat als enig mogelijk wordt voorgesteld, is al een eigen en originele filosofie. Ze is dus wel mogelijk, hoewel gevangen in de grote Europese stromingen. Beide denkers blijken een verschillende idee te hebben over wat inauthentieke filosofie is. Voor Salazar is inauthentiek: uitdrukking van overheersing. Inauthentieke filosofie levert geen bewustzijn van de werkelijke situatie op, maar een fictief idee over de eigen werkelijkheid, een mythe en daarmee vervreemding. Voor Zea is inauthentiek: het verdedigen van rechtvaardigheid en vrijheid en tegelijk de concrete extreme armoede laten voortbestaan. De filosofische ideeën in Latijns-Amerika zijn niet inferieur maar wel anders, want ze komen uit een andere werkelijkheid. Van Plato tot en met Comte proberen denkers de sociale orde – van de situatie waarin men zit – te rechtvaardigen of te veranderen. Dat is het filosoferen zonder meer, en men kan daarbij best instrumenten uit een andere, vreemde, van buiten komende filosofie gebruiken om de eigen politieke problemen te bekijken. Dat is nog niet hetzelfde als een inauthentieke filosofie.

Enrique Dussel heeft, vooruitlopend op de volgende paragraaf, in dit debat het volgende idee: men moet eerst het proces van overheersing overstijgen (zoals Salazar zegt) maar tegelijk accepteren van wat al is gebeurd (zoals Zea zegt). Het komt er op aan eerst te deconstrueren, des-articular, des-truir, om zo tot een filosofie van de bevrijding te komen. Die is noodzakelijk met het oog op de ernstige problematiek in Latijns-Amerika. Men kan niet anders dan nadenken om uit de vernedering te geraken. Een mens die denkt en die van mensen houdt wil dat het lijden ophoudt. De Latijns-Amerikaanse filosofie heeft een universele waarde, namelijk doordenken en articuleren, én is tegelijk historisch gesitueerd. Voor Dussel is niet de filosofie als zodanig inauthentiek. Een filosoof kan inauthentiek zijn, namelijk als sofist, als navolger van Europa en als domesticerende leraar die de leerlingen de westerse filosofie als waar en universeel laat accepteren. Bevrijding is voor Dussel: openbreken, nieuwe categorieën maken en daarmee de bevrijding bewerkstelligen van de totaliserende taal en logica die de werkelijkheid verbergen. De werkelijkheid is de persoon van de Ander en diens hedendaagse lijden.

Argentinië: Enrique Dussel

Enrique Dussel (Argentinië, 1934) studeerde filosofie in Mendoza in Argentinië, en later in Madrid, waar hij in 1959 promoveerde op een onderzoek naar algemeen welzijn. Hij werkte daarna twee jaar in Israël als timmerman. In Parijs studeerde hij vervolgens theologie en geschiedenis van de godsdienst, en promoveerde er in 1967 in de geschiedenis. Als universitair docent werkte hij vanaf 1968 in Mendoza, zijn geboorteplaats. Het leven werd hem in Argentinië steeds moeilijker gemaakt door bedreigingen van de kant van paramilitaire groepen. Na een bomaanslag, zijn ontslag aan de universiteit en het verbod van zijn boeken ging hij 1975 naar México in ballingschap. Op de eerste plaats is Dussel filosoof en godsdienstwetenschapper, en in tegenstelling tot de meeste bevrijdingstheologen, leek. Hij is ook direct en niet via de bevrijdingstheologie begonnen met een filosofie van de bevrijding, die hij aanvankelijk ethiek van de bevrijding noemde. Sinds 2007 schrijft hij over een politiek van de bevrijding, en in zijn boeken daarover komt ook Spinoza aan de orde.285 Hij heeft inmiddels meer dan 50 boeken geschreven op het gebied van sociologie, filosofie, theologie, geschiedenis, politiek en ethiek. Hij heeft gastdocentschappen bekleed aan universiteiten over heel de wereld. In 2010 bezet hij aan de Universiteit van Keulen de Albertus-Magnus-leerstoel.

Vanaf 1969 plaatst Dussel de filosofie van de bevrijding in de ideeëngeschiedenis, in de filosofie en in de context van Latijns-Amerika. Wat is deze filosofie van de bevrijding? Wat zijn haar vooronderstellingen en wat zijn haar basiscategorieën en haar taken? Hij gaat met Salazar mee in de idee dat de overheersing eerst moet worden overwonnen, dat wil zeggen dat de concrete situatie moet veranderen, en met Zea is hij het erover eens dat dit niet uit het niets kan gebeuren. Hij pleit vooral voor eigen originele filosofische concepten, omdat die noodzakelijk zijn voor een eigen filosofische ontwikkeling en voor erkenning. Kernwoorden bij Dussel zijn centrum, periferie en de ander. Zoals we in de volgende paragraaf zullen zien heeft hij kritiek op Levinas met wie hij in 1972 een gesprek voerde.286 De kritiek van Dussel houdt in dat Levinas de ander begrijpt vanuit de totaliteit en daardoor de ander reduceert tot eenzelfde als ikzelf, die geen oog voor buitenstaanders heeft. Dat leidt tot een valse dialoog. Waarom alleen spreken over het lijden van de joden, en niet over het lijden van de indianen en slaven in Latijns-Amerika? vroeg Dussel aan Levinas. Die antwoordde hem: ‘dat moet jij doen.’ Zo ontdekte Dussel de ander. De filosofie van de bevrijding doordenkt opnieuw de hele filosofie, maar nu vanuit de ander, dat wil zeggen de arme en de lijdende mens. Hoe authentiek is de filosofie van de bevrijding dan? Ze is destructie, ze is een bevrijdende breuk, ze bekritiseert heel de westerse filosofie die oorzaak is van het inauthentieke van de Latijns-Amerikaanse filosofie (net als bij Salazar). Maar elementen van de centrale categorieën leveren wel mogelijke oplossingen voor de Latijns-Amerikaanse problematiek (net als bij Zea).

Dussel noemt drie perioden van de filosofie van de bevrijding: de strijd van Bartolomé de las Casas tegen de Katholieke kerk, de revolutionaire strijd van de creoolse bevolking tegen de Spaanse overheersing eind 18e eeuw, en de bevrijdingsfilosofie van de jaren ’70 van de vorige eeuw. Hij plaatst de opkomst van de bevrijdingsfilosofie in de historische context en zegt dat zij als kritiek op de dominante westerse filosofie van wereldbetekenis is. Ze is geen Latijns- Amerikaanse filosofie meer, maar derde wereld filosofie. In de tweede helft van de 19e eeuw ging