• No results found

Uitgaven over en van Spinoza in Argentinië tot en met 1976

DEEL II: HET EERSTE ARGENTIJNSE GEZICHT VAN SPINOZA Inleiding

3.3. Uitgaven over en van Spinoza in Argentinië tot en met 1976

Van een aantal filosofen die in de 20e eeuw Spinoza bestuderen en over hem schrijven en doceren, is niet bekend of zij joods zijn. Zij maken in elk geval geen deel uit van de kring intellectuelen die in de joodse tijdschriften publiceren en wiens boeken bij de Hebreeuwse uitgeverijen verschijnen. Zij presenteren zichzelf niet expliciet als joods en hebben ook geen joodse interpretatie van Spinoza waarbij zij hem proberen ‘in te lijven’. Daarom bespreek ik hier de uitgaven van hen die vóór 1977 zijn verschenen. Van de generatie na 1980 publicerende filosofen is de achtergrond in de meeste gevallen nog minder bekend, al laten het land van herkomst van hun (groot)ouders en hun achternaam die achtergrond nog wel vermoeden. Hun publicaties worden ook niet of nauwelijks, als een ‘zwak spoor’, gekenmerkt door expliciet joodse bronnen, of het moeten Marx, Nietzsche en Freud zijn. In deze paragraaf bespreek ik kort die ‘andere’ filosofen die zich met Spinoza bezig hebben gehouden, maar niet duidelijk tot het eerste, joodse gezicht, noch tot het tweede, meer recente, gezicht van Spinoza in Argentinië behoren. Ook Tatián geeft een korte bespreking van die ‘andere’ Argentijnse auteurs in de 20e eeuw die iets hebben geschreven of een uitspraak hebben gedaan over Spinoza. Hij behandelt ze op een anekdotische wijze, en laat vooral zien dat er verschillende lezingen (lecturas) van Spinoza zijn geweest in de 20e eeuw naast de ‘joodse Spinoza’, en meer terloops. Dat er in de 18e en 19e eeuw slechts schaarse en korte verwijzingen naar Spinoza waren, heb ik al gesignaleerd. In de 20e eeuw komt daar verandering in. Dan worden zijn werken gelezen, besproken, vertaald en uitgegeven en wordt er ook over hem geschreven.

De eerste 20e eeuwse Argentijnse filosoof die zich (ook) met Spinoza bezig heeft gehouden, en hem niet expliciet joods interpreteert, is de kantiaan en krausist Alejandro Korn (1860-1936). Hij was psychiater, socialistisch afgevaardigde en tot zijn pensioen hoogleraar filosofie aan de universiteit van Buenos Aires. Hij is een van de eerste en belangrijkste Argentijnse filosofen die het positivisme bekritiseert, aanvankelijk geïnspireerd door Kant en Ortega y Gasset. Daarna zijn het vooral het vitalisme van Bergson en de Franse existentiële fenomenologie, met filosofische concepten als creativiteit, spontaneïteit, vrijheid en waardeschepping, die zijn filosofische werken bepalen en hem voor sommigen het ‘model van de Argentijnse denker’ maken.337

Korn vermeldt Spinoza vier keer in zijn La Libertad creadora uit 1922. Een voorbeeld van zijn lezing van Spinoza is Fragment XVIII: ‘Ook al is het binnen een onacceptabele metafysica, toch heeft niemand de ethische vrijheid beter beschreven dan Spinoza in het vierde en vijfde deel van zijn fundamentele werk, die respectievelijk handelen over de knechtschap en de vrijheid.’338 Steeds als Korn het over Spinoza heeft, zal hij de scheiding van metafysica en ethica benadrukken en het alleen over boek 4 en 5 van de Ethica hebben. Ook in een artikel uit 1930, Axiologie, schrijft hij over Spinoza als denker van de vrijheid. Korn definieert vrijheid als een bewustzijnstoestand, een afwezigheid van dwang, een weten ‘of iets wat ons wordt opgelegd ons verplicht of niet’, waarvan de beschaafde mens zich bewust is. Volgens Korn is deze opvatting van vrijheid te vinden in Ethica 4 en 5, tenminste als we de ‘legende van het absolute determinisme van Spinoza

336 Juan Domingo Perón, ‘La comunidad organizada’, Actas del Primer Congreso de Filosofía. Mendoza: Universidad Nacional de Cuyo, 1949. Dl 1, pp. 131-175. Vanaf 1949 tot op heden herdrukt in tientallen verschillende uitgaven. Ik citeer en vertaal uit een uitgave van de Ediciones ‘Fundación Evita’, Buenos Aires, 2004, p. 87.

337 Francisco Leocata, ‘La condición humana en Alejandro Korn. Alejandro Korn como pensador Argentina’. In: Hugo Biagini (red.), El pensamiento latinoamericano del siglo XX ante la condición humana, 2004, digitale versie: http://www.ensayistas.org/critica/generales/C-H/argentina/

opgeven’.339 Korn gaat hier volledig voorbij aan Spinoza’s opvatting van vrijheid als een zich doorzetten van een streven, kracht. Dit ‘zich doorzetten’ wordt inderdaad niet van buitenaf bepaald - dus ook niet door een zogenaamde ‘verplichting’ - , maar wordt juist wel van binnenuit bepaald. Dan is ook het al of niet geloven in een verplichting gedetermineerd. Korn’s idee van vrijheid dat hij aan Spinoza toeschrijft, is kantiaans, en sartriaans, maar zeker niet spinozistisch. De bronnen voor Spinoza’s filosofie die Korn vermeldt zijn niet toevallig de stoïcijnen, de Talmud, Maimonides, enige kabbalistische teksten zoals van Abraham de Herrera en van Descartes. In 1925 had Korn een lezing over Spinoza gehouden, waarin hij het belang van kennis van het leven van Spinoza voor het begrijpen van diens filosofie benadrukte.340 ‘Om Spinoza te begrijpen is het niet genoeg de letter van zijn leer te vatten; het is nodig hem te ervaren, met een diep affect in hem door te dringen, en in de filosoof de mens te laten opleven.’341 Nog een citaat van Korn: ‘Het laatste boek, Ethica V, is ongetwijfeld het mooiste dat een menselijke geest ooit heeft bevat. Het is het evangelie van de affirmatie van het leven…’ 342 Belang hechten aan Ethica V sluit aan bij de overeenkomst van Spinoza met het oosterse denken die Korn ziet. Hij volgt het boek van Paul Louis Couchoud dat veel gelezen werd in de eerste helft van de 20e eeuw. Hij spreekt van twee methoden, ofwel van twee metafysische oplossingen.343 In Ethica I geeft Spinoza volgens hem een substantialistische oplossing, in Ethica V een ethische ofwel personalistische.

Een aantal Argentijnse auteurs wijzen op een overeenkomst van Spinoza’s filosofie met het oosterse denken, waaronder Angel Vassallo (1902-1978). Hij is een leerling van Alejandro Korn, en was als docent verbonden aan de Faculteit Filosofie en Letteren van de Universiteit van Buenos Aires. In verschillende handboeken over de Latijns-Amerikaanse filosofie en de Argentijnse filosofie wordt hij ondergebracht onder kopjes als spiritualisme, geïnspireerd door Pascal, Blondel en Marcel, maar ook als origineel en eclectisch.344 ‘De eenvoudige en grandioze lijnen van zijn problematiek doen aan het Oosten denken, in zoverre hij de eenheid van het probleem van het zijn met het menselijk bestaan postuleert. Het zijn zoeken om dat te leven, om dat te zijn, om het werkelijke leven te realiseren, dat lijkt ons de oorspronkelijke impuls van zijn filosoferen’. Angel Vasallo schreef minstens drie teksten over Spinoza. Een daarvan is een lezing die hij hield ter gelegenheid van de herdenking in 1932 van het feit dat Spinoza 300 jaar geleden geboren werd. De bijeenkomst vond plaats in de Sociedad Kantiana in Buenos Aires.345 Deze is

gepubliceerd in een uitgave onder de titel Retablo (altaarstuk) van de moderne filosofie, waarin Vassallo een aantal filosofen bespreekt die hij exemplarisch noemt voor de moderne filosofie. In El secreto de Espinoza (Het geheim van Spinoza) poogt hij de intieme structuur die het zichtbare systeem fundeert, de morele leer die het geheim is van Spinoza, te onthullen. De gepolijste oppervlakte van de Ethica verbergt de geest van het systeem die het zin en ordening geeft. Dat geheim is volgens Vassallo te vinden in de ethische sfeer. De more geometrico is een dekmantel, die aan alle kanten mank loopt. Vassallo beroept zich voor deze stelling op een publicatie over Spinoza van Paul-Louis Couchoud, die dit gedetailleerd aantoont.346 Volgens Vassallo is de Ethica geschreven vanuit deel V, vanuit het gezichtspunt van de derde vorm van kennen, en de rest ontleent daaraan haar betekenis. De ethiek wordt een metafysica, en is niet meer existentieel maar essentieel goddelijk èn persoonlijk. Het vermeende atheïsme van Spinoza bestond eruit dat volgens Spinoza in deel V van de Ethica de mens toegang heeft tot het goddelijke en eeuwige, en

339 Idem, p. 295.

340 Idem, p. 397; ook opgenomen in: Alejandro Korn, Obra, 3 dln, La Plata (prov. De Buenos Aires): Universidad de La Plata, dl. 2, pp. 25-31.

341 Alejandro Korn, ‘Spinoza’. In: idem (1949), p. 397.

342 Alejandro Korn, ‘La libertad creadora’. In: idem (1949), p. 400.

343 Paul Louis Couchoud, Benoit de Spinoza, Parijs: Félix Alcan, 1910.

344 Farré en Lértora Mendoza (1981), pp. 125-129; Guy Alain (1989), p. 226.

345 Angel Vassallo, ‘El secreto de Espinoza’, idem, Retablo de la filosofía moderna, Buenos Aires: Universidad de Buenos Aires, 1968, pp. 45-59.

dit idee van het goddelijke als fundament van het individuele leven is ook wat de moderniteit uitmaakt. Vassallo’s conclusie is dat de leer van de substantie in Ethica I slechts de derde vorm van kennen is in existentiële proporties, namelijk de ervaring van het goddelijke en eeuwige vertaald in externe termen. Het is de gebrekkige vertaling van Spinoza’s esoterische leer. Zijn geheim blijft in de schaduw, en dat is het drama van de Ethica.

De tweede tekst van Vassallo over Spinoza betreft een lezing die onderdeel uitmaakte van een cursus Inleiding in de Ethica, en is gepubliceerd in het tijdschrift (Revista) van het Colegio Libre de Estudios Superiores.347 Vasallo verwijst hierin opnieuw naar de esoterische filosofie, die Luis Farré y Celina A. Lértora Mendoza met ‘oosterse filosofie aanduiden. Vassallo benadrukt de scientia intuitiva bij Spinoza, en laat alle geometrische, deterministische en materialistische aspecten buiten beschouwing. Spinoza heeft volgens hem een ‘ethische metafysica’. ‘Maar als het metafysische - de metafysica van de derde soort van kennis - geen meta-empirische wereld is noch een persoonlijke God, wat blijft er dan anders over dan een oneindige waarde belichaamd in het menselijk leven die zich alleen nuttig uitdrukt in een ethiek?’ 348 De derde tekst is ‘Consideraciones sobre la idea de libertad en Spinoza’, en bevat het materiaal van een lezing die hij ten huize van een ambassadeur voor een aantal geïnteresseerden heeft gehouden in oktober 1977. De tekst is gepubliceerd in het tijdschrift Cuadernos de Filosofía.349 Ook in deze bijdrage heeft Vasallo geen goed woord over voor de meetkundige wijze waarop Spinoza schrijft, omdat hij kennelijk aanneemt dat wiskunde het archetype is van rationele filosofische kennis.

In 1933 verschijnt Trapalanda. Un colectivo porteño, waarin van Carlos Astrada (1894–1970) de Spaanse vertaling is opgenomen van een lezing over Spinoza die Max Scheler op 21 februari 1927 in Den Haag zou houden, bij gelegenheid van de 250e sterfdag van Spinoza. De titel van de lezing is Spinoza en Scheler doorloopt in zijn tekst de vijf delen van de Ethica. Hij stelt dat, hoewel Spinoza aanvankelijk gevormd was door de Talmud en de Kabbala, deze invloed later overschaduwd werd door Descartes. Dit is in tegenstelling tot wat Dujovne in zijn deel II schrijft, namelijk dat Spinoza’s filosofie hoofdzakelijk door de middeleeuwse joodse filosofie is geïnspireerd, en niet door Descartes. In dat licht is het misschien begrijpelijk dat Dujovne, in zijn vierde deel over de doorwerking van Spinoza, over de tekst van Scheler schreef: ‘Max Scheler wijdde een voordracht aan Spinoza, die in het Spaans is vertaald, en waarin geen enkel idee staat dat de moeite waard is om te onthouden...’. 350 Toch ziet Scheler ook de invloed van het pantheïsme van Averroës, van de Italiaanse neo-platonici Ficino en Pico della Mirandola, van Bruno, en van de mystici Tauler en Böhme en zelfs van gnostische geschriften bij Spinoza. Waarschijnlijk is dit de eerste buitenlandse tekst over Spinoza die in Argentinië vertaald werd. In sommige Argentijnse publicaties wordt vermeld dat Scheler de lezing ook werkelijk gehouden heeft, en wel in Amsterdam. Er is echter op 21 februari 1927 geen Spinoza-sterfdagherdenking in Amsterdam gehouden, maar wel een in Den Haag, in de Rolzaal. Die werd georganiseerd door de Societas Spinozana, die daarmee tegelijk het Domus Spinozana aan de Paviljoensgracht in gebruik nam. Bij de herdenking van de 250ste sterfdag van Spinoza op 21 februari 1927 in de Rolzaal in Den Haag werd de openingstoespraak gehouden door de toenmalige burgemeester van Den Haag, mr. J.A.N. Patijn. Daarna spraken achtereenvolgens de volgende vijf sprekers:

Léon Brunsvicg (Parijs), Johan Herman Carp (Parijs), Carl Gebhardt (Frankfurt am Main), A. Ravà (Padua) en Adolph S. Oko (Cincinnati). Ook werd bij die gelegenheid een gedenksteen geplaatst op het terrein buiten de Nieuwe kerk, waar Spinoza’s resten, samen met die van anderen, verstrooid zijn. Of Scheler voor deze herdenking gevraagd was en niet is gekomen, of dat hij was

347 Angel Vassallo, ‘Una introducción a la ética; Excurso histórico: la ética de Spinoza’, Cursos y conferencias,

revista del Colegio Libre de Estudios Superiores (1934), 5, 471-481.

348 Idem, p. 480.

349 Angel Vassallo, ‘Consideraciones sobre la idea de libertad en Spinoza’, Cuadernos de Filosofía (Buenos Aires) 18(1978), 169-178.

gevraagd voor een andere bijeenkomst in Amsterdam, die niet is doorgegaan, heb ik niet kunnen achterhalen.351

In hetzelfde tijdschrift Trapalanda is - naast een tekst van Pedro Enríquez Ureña uit de Dominicaanse Republiek over ‘Las teorías sociales de Spinoza’ - een inleidende tekst van Astrada op de lezing van Scheler opgenomen. Astrada geeft in zijn inleiding op Schelers bijdrage met de titel Spinoza y su aporte a la metafísica, een heel ander oordeel dan Dujovne. ‘Scheler stelt in zijn verhaal over Spinoza – het beste en meest samenhangende dat in onze tijd over deze filosoof is gezegd – dat de Ethica niet louter een metafysische conceptuele theorie is, maar een “boek voor het heil van de mens”.’352 Astrada bekritiseert historisch-filosofische werken die geen recht doen aan de bijzondere spinozistische problematiek. De Spinoza die de geschiedenis van de filosofie ons laat zien is niet de pantheïstische metafysicus die hij is. Spinoza’s god is de natuur of de substantie, die geometrisch en coherent is. Spinoza is daardoor op geen enkele manier in te passen in de rij denkers van de westerse metafysica. Spinoza’s metafysica is van een andere aard; alleen bij hem bereikt de metafysica een strikt methodische rationele kennis, welke Spinoza ‘ethica’ noemt. Zijn metafysica wordt ethiek omdat, volgens Astrada, Spinoza het metafysische probleem terugvoert op de psychologie en op de menselijke vrijheid. De kennis van god zuivert geest en hart, en leidt tot vreugde en liefde.

Scheler stierf op 19 mei 1928, 54 jaar oud. Het contact van hem met Argentinië verliep via Carlos Astrada, die in Keulen bij Scheler zou promoveren. Astrada verbleef van 1927 tot en met 1932 in Keulen en Freiburg, en volgde ook onderwijs bij Husserl, Hartmann en Heidegger. Hij schreef in 1933 nog een korte tekst Goethe y el panteísmo spinoziano waarin hij aansluit bij de Hegeliaanse interpretatie van Spinoza’s filosofie als een a-kosmisch en statisch pantheïsme, dus niet dynamisch á la Bruno, noch vitalistisch, maar mechanisch-mathematisch.

Na zijn terugkeer uit Duitsland onderwees hij aan de universiteiten van Santa Fe en van La Plata. In 1947 volgde hij Franciso Romero op als leerstoelhouder aan de universiteit van Buenos Aires. Ook Astrada vroeg zich op een bepaald moment af wat het specifieke van de Argentijnse nationaliteit is. Daarover schreef hij in 1948 El mito Gaucho, een boek over de gaucho als het symbolische fundament van de Argentijnse nationaliteit, niet alleen als oorsprong maar ook als een politiek ideaal. Hij neemt in 1956 na de val van Perón zelf ontslag in Buenos Aires, en vertrekt naar een universiteit in het zuiden, in Bahia Blanca, waar hij tot zijn dood doceert.

Carlos Astrada was ook beïnvloed door Nietzsche en het Franse existentialisme. Op het Nationale Filosofiecongres in Mendoza in 1949 bekent hij zich openlijk tot een nietzschiaans nihilisme.353 Hij verwijt Descartes dat die zich op een god beroept om het cogito te onderbouwen. Astrada zegt Spinoza te verkiezen, die de individuele en concrete conatus benadrukt.354 Astrada ontwikkelt zich in de jaren ’60 van existentialist tot radicaal atheïst en marxist-leninist. Het existentialisme was hem te burgerlijk en individualistisch. In zekere zin loopt zijn ontwikkeling parallel aan die van Sartre.

Er is ook een ‘marxistische spinozist’ in Argentinië, te weten Alvaro Yunque, die schreef: ‘Hegel heeft je aan het denken gezet, Engels en Marx gaven je nieuw bloed, de wijze Spinoza, de lenzenslijper, het volk van Lenin en Stalin hoort je al.’355 En er is ook een joods-Argentijnse filosoof die zich met Spinoza heeft beziggehouden en een andere, meer radicale en politieke lezing van Spinoza heeft dan de joodse denkers die in het volgende hoofdstuk worden besproken.

351 De lezing van Carl Gebhardt is - samen met drie andere lezingen van hemzelf - gepubliceerd in: Spinoza; Vier Reden, Heidelberg: Carl Winter, 1927.

352 Carlos Astrada, een inleiding op en de vertaling van ‘Spinoza’ van Max Scheler (1927) in: Trapalanda; Un

colectivo porteño. (Buenos Aires), 1933, pp. 57-78. De inleiding van Astrada Spinoza y su aporte a la metafísica

is ook opgenomen in Carlos Astrada, El juego metafísico, Buenos Aires: El Ateneo, 1942, pp. 71-76.

353 Carlos Astrada, ‘El existencialismo, filosofía de nuestra época’, Actas del Primer Congreso de Filosofía. Mendoza: Universidad Nacional de Cuyo, 1949. Dl 1, pp. 349-358.

354 Astrada (1942), pp. 63-76.

Daarom bespreek ik hem in deze paragraaf. Het betreft Gregorio Bermann, die als een ‘buitenbeentje’ beschouwd kan worden. Hij laat volgens Tatián als eerste een ander geluid, een ander spoor, horen en zien. ‘Maar een paar literaire of erudiete verwijzingen zijn niet genoeg om op het niveau te komen van Spinoza, om met zijn werk mee te vibreren. Schijnbaar is er geen grotere afstand dan tussen zijn onbuigzame intellectualisme en de beangstigende tijd waarin wij leven. En toch, ondanks zijn zo gestructureerde rationalisme, is er een levende en actuele Spinoza…’ 356 Dit schreef Gregorio Bermann in een kort artikel, waarin hij al in 1934 een relatie legt tussen Spinoza en het linkse denken in Argentinië. Hij klaagt Nederland aan, en pleit voor een werkelijk Spinozisme, een theologisch–politieke kritiek, die nog niet bestaat. ‘Teken van deze tijd is het dat de meest verstotene, die van zijn volk de meest verschrikkelijke banvloek kreeg, nu met zoveel verering wordt herdacht...; pure ijdelheid, die hij minachtte, van hen die trots zijn naam noemen, maar zijn werk niet kennen, of het wel kennen, maar de betekenis ervan niet vatten.’ 357 Bermann wil een andere Spinoza neerzetten dan de engelachtige, gelukzalige en vreedzame. Een Spinoza die een gepassioneerd tijdgenoot is en een atheïst die tegen bijgeloof streed. Een ongemakkelijk denker, niet te gebruiken door de intellectuele filistijnen. Bermann was een vriend, een leerling en de uitgever van Deodoro Roca, die beïnvloed was door – een tot dan toe nog onbekende kruising - Nietzsche, Marx en Freud. Maar Spinoza? Roca bezat het boekje ‘Goethe y el panteísmo spinoziano’ van Carlos Astrada, met een persoonlijke opdracht van de auteur. En in een korte tekst Marxismo y anarquismo schrijft Roca over Plechanov: ‘Voor Plechanov berust de marxistische filosofie op Spinoza. Of beter, op de filosofie van Spinoza na door Feuerbach heengegaan te zijn. Dat wil zeggen, op de materialistische filosofie.’358 Roca speelde een actieve rol in de Reforma Universitaria in Córdoba in 1918. Ook bij Roca komt een andere Spinoza naar voren dan de pantheïstische, joodse en mystieke denker. Misschien voor het eerst in Argentinië wordt hij gelezen als een expliciet materialistische filosoof.

Een andere academisch gevormde filosoof, die vanwege het fascisme uit Italië naar Argentinië gevlucht was en doceerde aan de universiteiten van Córdoba en van Tucuman in de jaren ’30, is Rodolfo Mondolfo. Ook hij legt een verband tussen Spinoza en Marx. Hij schreef een aantal artikelen over Spinoza als politiek filosoof. Een artikel ‘Gérmenes (kiemen) en Bruno, Bacon