• No results found

Diana Cohen: zelfdoding, identiteit en ethiek

DEEL III. DE NIEUWE GENERATIE: HET TWEEDE ARGENTIJNSE GEZICHT VAN SPINOZA: PASSIES EN POLITIEK 1980-2010

Hoofdstuk 1: Een nieuw begin van het Spinozaonderzoek

1.3. Diana Cohen: zelfdoding, identiteit en ethiek

Diana Cohen is sinds 1983 docent en onderzoeker aan de Filosofische Faculteit van de Universiteit van Buenos Aires. Daarnaast is zij als magister in de bio-ethiek verbonden aan de universiteit van Monash, Australië. Tevens is ze onderzoeker aan de Latijns-Amerikaanse Faculteit van Sociale Wetenschappen (FLACSO). Zij publiceert vanaf halverwege de jaren ’90, vooral over metafysische, fysische en methodische kwesties in de Ethica en overwegend vanuit de Angelsaksische receptie.

In Matemática y biología en la Etica de Spinoza, haar eerste publicatie waarin Spinoza voorkomt, signaleert ze een stilzwijgend bestaan van een fysisch-biologische bron in de Ethica,

514 Ethica IV, st. 39, opm.

515 Diego Tatián (red.), Spinoza; Quinto coloquio, Córdoba: Brujas, 2009.

516 Gregorio Kaminsky, ‘Ontologia y enfermedad. Spinoza, la vida y sus desarreglos’, Pensamientos de los

Confines (Fondo de Cultura Economica Argentina, Buenos Aires), (2009), 23-24, 39-46.

517 Gregorio Kaminsky, ‘Del nonato al póstumo: Apuntes biopolíticos en salud colectiva’, Salud Colectiva, 4(2008), 2, 133-142.

naast de expliciete van de wiskunde.518 Volgens Cohen heeft het verzwijgen van die bron wellicht te maken met het expliciet verwerpen van een ontologisch finalisme door Spinoza. De conatus, die een toenemend vermogen tot handelen in organische lichamen mogelijk maakt, is geen zaak van wiskunde of fysica, maar van de biologie. Deze biologische bron onthult echter een impliciet ontologisch finalisme in de Ethica, dat ook aanwezig is in het idee van nut.519 Het gaat haar dus niet om de idee van nut bij mensen, hetgeen een psychologisch finalisme zou betekenen. Cohen meent dat Spinoza door het gebruik van de term nut een finalisme invoert. Cohen gaat hier volgens mij voorbij aan het onderscheid tussen werkoorzaak en doeloorzaak. De conatus is een werkoorzaak, en deze werkt niet alleen in het biologische, maar ook in het fysieke en anorganische. Biologie is niet per definitie finalistisch, en bij Spinoza is ze dat zeker niet. Het concept nut heeft geen impliciet finalisme in zich. Het heeft die connotatie alleen, zou Spinoza zeggen, voor mensen die niet weten wat ze in feite drijft, dus een psychologisch verschijnsel. Hetzelfde doet zich voor bij de aanname van een vrije wil, omdat ‘zij zich bewust zijn van hun handelingen, doch de oorzaken waardoor die worden bepaald niet kennen’.520 Spinoza gebruikt het begrip nut alleen met betrekking tot de individuele conatus, dus relatief, want wat nuttig is voor de een hoeft dat niet voor een ander te zijn. Voor mensen is het nuttig als de dijk het water tegenhoudt, voor het water is het nuttig als de dijk doorbreekt. Dat heeft met finalisme niets te maken, of je moet beweren dat het water er op uit is de mensen te verzwelgen. Het idee van nut is ook daarom niet finalistisch, omdat iets nut kan blijken te hebben zonder dat iemand het daarom zocht; het werkte zo uit. Je been breken kan nuttig zijn om een tijdje thuis te kunnen blijven, maar daar was het niet om begonnen. Dat mensen wel expliciet iets kunnen doen vanwege het nut dat ze erin zien, is een ervaringsgegeven. Het is alleen de illusie van een doel, in feite is er volgens Spinoza ook dan een voor hen verborgen werkoorzaak aan het werk die hen drijft, maar die ze beleven als hun eigen ‘wil’, zoals uit de hierboven geciteerde opmerking blijkt. Cohen thematiseert dit onderscheid tussen psychologisch en ontologisch finalisme bij Spinoza niet. Zij tast hier de kern van Spinoza’s filosofie aan, namelijk zijn ontkenning van de vrije wil en van doeloorzaken.521 Spinoza noemt dit vooroordeel immers de grondslag van alle vooroordelen. ‘En aangezien alle vooroordelen, die ik mij voorstel hier aan te wijzen, afhangen van dit éne: namelijk dat men gemeenlijk onderstelt dat alle dingen in de Natuur, evenals de mensen zelf, met een bedoeling handelen; ja zelfs met beslistheid beweert dat god zelf alles bestiert met het oog op één bepaald doel[…] zal ik dit vooroordeel het eerst beschouwen […] vervolgens zal ik de onwaarheid ervan aantonen…’522

In een ander artikel onderzoekt Cohen het principe van individuatie en temporele continuïteit.523 Het individu blijft hetzelfde door de tijd heen, en is tegelijk op elk moment verschillend van andere individuen. Maar individuen zijn er alleen voor de verbeelding, zoals die van het wormpje in het bloed.524 Vanuit het gezichtspunt van de eeuwigheid of god is er geen tijd, maat en getal. Maar – werpt Cohen tegen – als we de substantie als de enige realiteit beschouwen, zoals Spinoza in de Ethica wil, dan verliest zijn fundamenteel ethische programma haar geloofwaardigheid. Als het gaat om kennis van de menselijke geest veronderstelt dat toch de zaken te zien in het perspectief van de duur.525 Cohen bedoelt hier met kennis kennelijk niet die

518 Diana Cohen. ‘Matemática y biología en la Etica de Spinoza’. In: Guillermo Luis Porrini (red.), La

vocación filosófica. Homenaje a Adolfo P. Carpio, Buenos Aires: Rosarioproject, 1996, pp. 50-60.

519 Tatián (2004), pp. 181-182.

520 Ethica III, st.2, opm.

521 Spinoza, voorrede van de TTP en Ethica I, aanhangsel.

522 Ethica I, aanhangsel.

523 Diana Cohen, ‘La mirada del gusano y el ojo de Dios; Consideracion acerca de los principios de individuacion y de continuidad temporal en Spinoza’. In: Laura Benítez en José Antonio Robles (red.),

Materia, espacio y tiempo; de la filosofia natural a la fysica, México: UNAM , 1999, pp. 81-94.

524 Briefwisseling (1977), brief 32 aan Oldenburg, p. 231.

van de derde soort, maar van de gewone mens die verschillende opvattingen aanhangt die weinig of niets van doen hebben met de kijk vanuit het perspectief van de eeuwigheid.

Sinds 2000 schrijft Cohen over het thema van de dood en de zelfdoding bij Spinoza, hoewel Spinoza zelf daar weinig woorden aan heeft besteed. Een artikel, El suicidio ¿condena o defensa?: argumentos filosóficos en torno de la muerta voluntaria verscheen in 2000.526 Daarin bespreekt zij de argumenten voor en tegen, zowel vanuit religieus als vanuit een seculier standpunt, en ook de wetenschappelijke theorieën over zelfdoding. Zij bepleit ten slotte de toelaatbaarheid van zelfdoding, in een tijd dat de biomedische technologie mensen eindeloos in leven kan houden. Gezien haar achtergrond van bio-ethiek is het niet verwonderlijk dat zij, wanneer zij schrijft over zelfdoding en dood bij Spinoza, moeilijk de normatief ethische kijk en de idee van de ‘vrijwillig gekozen dood’ kan loslaten. Het artikel La muerte según Baruch Spinoza: aproximaciones a una nocion problematica gaat alleen over het thema van de dood bij Spinoza.527 Op drie manieren kan men dat thema benaderen. Op de eerste plaats kan het bevreemden dat een filosoof die schreef dat ‘een vrij mens aan niets minder denkt dan aan de dood’ toch nog over het thema dood schrijft. Zij ziet daarbij het verschil over het hoofd dat het ‘denken aan de (eigen) dood’ maakt met het ‘op geometrische wijze’ beschrijven hoe lichamen standhouden dan wel onder druk van andere lichamen uiteenvallen. Cohens’ gedachtegang volgend zou het ook kunnen bevreemden dat een filosoof die de passieve passies als inadequate voorstellingen beschouwt, daar toch een groot deel (deel III en IV) van zijn belangrijkste werk aan besteed. Het tweede ‘probleem’ dat zij signaleert is dat de geest zich volgens Spinoza geen adequaat idee van de dood kan vormen. Dit vaststellen en beargumenteren gebeurt echter ook weer op een ander niveau dan het hebben van een adequaat idee van het dood-zijn zelf. De reden van het eerste is, om het eenvoudig met Lucretius en Epicurus, die Spinoza allebei had gelezen, te zeggen: ‘Als ik er ben is de dood er niet, en als de dood er is, ben ik er niet (meer)’. Maar dat neemt niet weg dat er tijdens het leven een heleboel over de dood valt te zeggen, al is het geen adequate idee van iets wat op dat moment is. Cohen signaleert drie perspectieven op de dood bij Spinoza: de dood als vernietiging van het (niet alleen menselijke) fysieke lichaam, de dood als verlies van de persoonlijke (psychologische) identiteit, en de dood als loskoppeling van lichaam en geest, waarbij een deel van de geest ophoudt het bestaan van het lichaam te affirmeren, en een ander deel als idee in de eeuwige geest van god blijft bestaan. Als derde benadering kan men de opvattingen van Spinoza vergelijken met de actuele debatten over de definitie van dood in het algemeen en het vaststellen van de dood van het menselijk wezen in het bijzonder. In het artikel wordt door haar constant een niet-spinozistisch onderscheid verondersteld tussen menselijke wezens en andere modi, en bij mensen het onderscheid tussen hun concrete individu-zijn en hun ‘persoon(lijkheid)’. Het ‘problematische’ begrip dood uit de titel van het artikel lijkt daardoor meer op rekening van de auteur zelf dan op die van Spinoza te komen. In dit artikel stelt Cohen al even terloops de vraag hoe het mogelijk is dat een wezen dat uit is op zelfbehoud toch doodgaat. Het antwoord van Spinoza is: door overmacht van uitwendige factoren. Dood is bovendien in eigenlijke zin geen ‘vernietiging’ maar transformatie naar een andere manier van zijn. Ziehier twee redenen waarom ‘autodestructie’ onmogelijk is, en ‘dood’ in het licht van de eeuwigheid niet bestaat, en daarom ook nooit adequaat als ‘iets’ begrepen kan worden.

In andere publicaties stelt Cohen de vraag naar de mogelijkheid van zelfdoding meer nadrukkelijk. De eerste keer doet zij dat in haar inleiding op het vierde congres van het Seminario Spinoza, in Madrid, in 2001. Het congres is getiteld ‘El Gobierno de los afectos en Spinoza’. De acten zijn in 2007 gepubliceerd, met daarin haar inleiding Acerca de la posibilidad de un imposible: el suicídio

526 Diana Cohen, ‘El suicidio ¿condena o defensa?; Argumentos filosóficos en torno de la muerta voluntaria’. Agora; Papeles de Filosofia 19(2000), 2, 107-126.

527 Diana Cohen, ‘La muerte según Baruch Spinoza: aproximaciones a una nocion problematica’, Dianoia, (UNAM/FCE, México), 49(2001), 41-64.

en la lente de Spinoza.528 Als ‘dood’ immers alleen effect kan zijn van overmacht van krachten van buitenaf, hoe is dan zelfdoding, de bewuste en vrij zelfverkozen dood, in Spinoza’s filosofie te begrijpen? Het antwoord is eenvoudig: niet. ‘Bewust, vrij, zelfverkozen’ zijn geen opties in Spinoza’s systeem en dus ook niet ten aanzien van de dood. De vraag toch zo stellen leidt tot het vreemde verschijnsel dat Cohen, die Spinoza’s filosofie goed kent en het grootste deel van haar boek El suicidio: deseo imposible o la paradoja de la muerte voluntaria en Baruj Spinoza besteedt aan een degelijke uitleg daarvan, deze onmogelijkheid in haar inleiding als een paradox introduceert.529 En vervolgens heeft zij de rest van het boek nodig om de paradox (of het ‘wolkje’ op het systeem, zoals zij dat noemt ) op te lossen. De paradox bestaat in enerzijds Spinoza’s uitgangspunt van het streven naar zelfbehoud en anderzijds het empirisch (in de ogen van het volk en in de statistiek) voorkomen van het verschijnsel ‘zelfdoding’. De eerste zeven hoofdstukken geven een minutieuze uitleg van Spinoza’s antropologie. In hoofdstuk 8 wil Cohen vervolgens het ‘feit’ van zelfdoding rationeel verhelderen, en stelt ze steeds dit soort vragen: ‘Als je de opvatting van Spinoza deelt, hoe verklaar je dan dat mensen zichzelf doden?’ ‘Hoe verklaart Spinoza, wat “ze” toch zien?’ ‘Hoe is het feit van de zelfdoding te verzoenen met het streven naar zelfbehoud?’ ‘Hoe zijn de opvattingen van Spinoza te verenigen met het geloof van het gemene volk?’ Niet dus. Volgens Spinoza is het - zoals zij zelf al in haar inleiding schrijft - de illusie van de vrije wil, die iets als ‘zelf’doding’ laat verschijnen terwijl het dat volgens Spinoza in feite niet is. De paradox van de ‘vrijwillige dood’ zit niet in het systeem van Spinoza, zoals ook in een bespreking van haar boek in de Argentijnse landelijke krant La Nación werd gesteld, maar is een verschil in opvatting tussen Spinoza en de publieke opinie. Ofwel tussen de adequate voorstelling en de inadequate verbeelding en de illusie van de vrije wil.530 Ook Eugenio Fernández legt in zijn bespreking in het Boletin de bibliografia spinozista de vinger op deze en andere zwakke plekken.531 Cohen blijft spreken van een ‘feit’ van zelfdoding, hoewel zij al in haar inleiding heeft gesteld dat het spreken van zelfdoding, omdat er geen sprake is van een vrije wil bij Spinoza, verkeerd taalgebruik is. Het woord komt bij Spinoza ook niet voor. In de Ethica beschrijft hij deze vorm van dood als het overwonnen worden door externe krachten die tegen de eigen natuur in gaan.532 Hij onderscheidt daarin drie manieren: puur fysieke dwang of overmacht, het (psychisch)wijken voor een als groter ingeschat kwaad, en een fysiologisch veroorzaakte kwaal, als dementie, of een psychiatrische stoornis. De tweede manier is waarschijnlijk degene die door de publieke opinie het meest vaak als ‘vrij gekozen zelfdoding’ zal worden beschouwd, omdat de afweging, de oorzaak niet bewust gekend en zichtbaar is, maar intern werkt en daardoor gemakkelijk voor ‘vrije keuze’ kan doorgaan. Toch is ook hier sprake van externe invloed, van opvoeding, religie, sociale druk, zoals de ‘eer’ of ‘schande’ die bijvoorbeeld in Japan zoveel ‘zelf’dodingen onder schoolkinderen en zakenlieden veroorzaakt. Zoals Wim Klever schrijft: ‘Nooit is de dood vrij gekozen of spontaan nagestreefd: altijd is hij van buitenaf, vaak via de weg van voorstellingen over een onleefbare toekomst, veroorzaakt.’533 Het gaat niet om een vrije keuze, omdat iemand die bij voorbeeld ontslagen wordt of haar partner verliest, niet ter plekke zelf kiest om dat of als een ramp te beschouwen of als een nieuwe uitdaging. Het zijn voorstellingen die zich door eerdere ervaringen, herinneringen en het associatiemechanisme dat Spinoza zo overtuigend in de Ethica beschrijft, aan iemand opdringen, waar tegen men zich een tijd lang kan verzetten, maar die voor sommigen

528 Diana Cohen, ‘Acerca de la posibilidad de un imposible: el suicídio en la lente de Spinoza’. In: Eugenio Fernández en María Luisa de la Cámara (red.), El gobierno de los afectos en Baruj Spinoza, Madrid: Trotta, 2007, pp. 133-147.

529 Cohen (2003), pp. 21-26.

530 La Nación, 27 juni 2004.

531 Boletin de bibliografia spinozista, nr. 7, in: Anales del Seminario de Historia de la Filosofia 21(2004), pp. 222- 226.

532 Ethica IV, st. 20.

533 Wim Klever, ‘Het menselijk streven en de zelfdoding’. In: idem, Een nieuwe Spinoza, Amsterdam: Wereldbibliotheek, 1995, p. 137.

het leven onleefbaar maken.534 Wat Spinoza minder expliciet beschrijft, maar wat onder hetzelfde mechanisme valt, zijn de voorbeelden waarin het juist prettige inadequate voorstellingen zijn vanuit opvoeding en godsdienst, zoals het beloofde paradijs en het eeuwige leven, die de weegschaal naar ‘zelf’ doding kunnen doen doorslaan.

In 2007 publiceerde Diana Cohen een boek over de praktijk en de praktische aspecten van zelfdoding.535 Ze schrijft wat er wetenschappelijk over bekend is en hoe men het beste kan (methodisch) en moet (ethisch) handelen ten aanzien van potentiële zelfdoders, hun omgeving en nabestaanden. De twee filosofische hoofdstukken gaan over de zin van het leven, en over de ‘filosofie van de zelfdoding’. In het tweede daarvan bespreekt ze Spinoza’s opvatting, als ‘de enige en eerste in de geschiedenis van de reflectie over zelfdoding, die het bestaan van een vrijwillige dood, dus de zelfdoding, ontkent, omdat dit uiteindelijk slechts betekent dat het individu zich gewonnen geeft om te sterven door de overmacht van andere zaken.’536 Zij legt kort zijn opvatting uit, en nu in termen van de imaginatio, het thema bij Spinoza waar zij sinds een paar jaar studie van maakt. Bepaalde indrukken van buiten veranderen de aard van de imaginatio van iemand zodanig dat deze een bewust imaginair zelfrepresentatief verlangen naar een minder kwaad, het ophouden van lijden, ervaart. Dat verlangen valt onder het streven van de conatus, maar wordt door de persoon zelf geïnterpreteerd als een verlangen naar de dood. Dat zogenaamde verlangen condenseert dus andere verlangens die geen autodestructie impliceren. De persoon stelt zich echter voor (imaginatio) dat autodestructie het einde van het lijden zal betekenen. Het paradoxale is echter volgens Cohen dat die autodestructie geen enkele positiviteit bevat omdat het individu door het beëindigen van het leven zelf ook verdwijnt. Cohen gaat voorbij aan het gegeven dat de imaginatio ook een positief idee kan bevatten, namelijk van het behoud van een - zij het imaginair – zelf, juist door dit lichaam en leven te verlaten. Volgens mij is dat bij zelfdoding zelfs altijd het geval. Duidelijke voorbeelden die ik al even ter illustratie heb genoemd, zijn de christelijke martelaren en de zogenaamde zelfdodingcommando’s.

De belangstelling van Diana Cohen voor ethiek blijkt niet alleen uit haar aanstelling als magister in bio-ethiek in Australië, maar ook uit bovenstaand boek en uit een paar andere recente publicaties.537 Over Spinoza schreef ze in het boek over de praktijk van zelfdoding ‘dat hij op geen enkele manier de vrijwillige dood veroordeelt, zoals in veel andere filosofische posities gebeurt uit naam van een of andere soort moraliteit, die onvermijdelijk verbonden is met begrippen als verplichting, schuld en straf.’538 Het is dus niet verwonderlijk dat Spinoza in haar bio-ethische publicaties niet voor komt. In een boek over ethiek voor het dagelijkse leven dat een bundeling is van een aantal korte (kranten-) artikelen komt Spinoza in twee daarvan voor.539 Beide artikelen zijn eerder geplaatst in de landelijke krant La Nación, waarvoor Diana Cohen vaak artikelen schrijft. In een artikel ‘Nunca nada alcanza’ (Het is nooit genoeg) over de angst voor de leegte en koopgedrag in een consumptiemaatschappij, wordt ‘deze meester met inzicht, Spinoza genaamd’ één keer aangehaald: zodat we vechten voor onze slavernij, alsof we vechten voor onze vrijheid…540 Het tweede artikel is een korte uitleg van de emotietheorie van Spinoza en hoe deze kan helpen om trieste, energie verslindende emoties, om te zetten in affecten die in ons voordeel werken, dus onze vitale energie vergroten.541 Spinoza geeft een actief alternatief voor het (willen) vergeten en voor het vechten tegen negatieve emoties als liefdesverdriet en haat. Vergeten lukt

534 Ethica III, st. 14, st. 15, st. 16, st. 17.

535 Diana Cohen, Por mano propia; Estudios sobre las prácticas suicidas, Buenos Aires: Fondo de Cultura económica, 2007.

536 Idem, p. 121-123.

537 Diana Cohen, Temas de bioética para inquietos morales, Buenos Aires: Ediciones del Signo, 2004; Qué piensan

los que no piensan como yo? 10 controversias éticas, Buenos Aires: Debate, 2008.

538 Cohen (2007), p. 121.

539 Diana Cohen, Inteligencia Ética para la vida cotidianan, Buenos Aires: Sudamericana, 2007.

540 Idem, pp. 39-42, ‘Nunca nada alcanza’. Eerder gepubliceerd in La Nación, 29 december 2004.

niet zomaar door het te willen, emoties zijn niet door de rede uit te schakelen. Wat wel werkt is het besef dat negatieve emoties ontstaan door de imaginaire oorzaak – gevolg relatie: het vervelende gevoel wordt toegeschreven aan het object van liefde of haat. Zichzelf en de ander zien als ingebed in een groter geheel is de ware oorzaak begrijpen. Ook komen veel emoties als schuld, spijt en angst door wat niet hier en nu is, door wat alleen in de verbeelding bestaat. Het therapeutische advies van Spinoza luidt: accepteer en begrijp de emoties die je hebt, en richt je