• No results found

Eduardo Grüner: een marxisme tussen Spinoza en Hegel in

DEEL III. DE NIEUWE GENERATIE: HET TWEEDE ARGENTIJNSE GEZICHT VAN SPINOZA: PASSIES EN POLITIEK 1980-2010

Hoofdstuk 2. Relatieve buitenstaanders in het Spinozaonderzoek

2.3. Eduardo Grüner: een marxisme tussen Spinoza en Hegel in

Eduardo Grüner is socioloog. Hij heeft ook filosofie en rechten gestudeerd aan de Universiteit van Buenos Aires, maar die studies niet afgemaakt. Hij wordt net als Horacio Gonzáles wel in de media soms als filosoof betiteld. Hij haalt de hele geschiedenis van de filosofie in zijn publicaties aan. Hij heeft ook literatuur, esthetica en psychoanalyse gestudeerd aan private instituten. Grüner is universitair docent aan verschillende faculteiten van de Universiteit van Buenos Aires, en ook daaruit blijkt zijn brede belangstelling en het domein van zijn activiteiten en geschriften. Hij doceert literatuur en filmkunde in de Faculteit Filosofie en Letteren en sociale en politieke theorie aan het departement Politieke Wetenschap van de Faculteit Sociale Wetenschappen, waar hij ook vice-decaan is. Hij is ook docent aan de Universidad Popular de Plaza de Mayo, de universiteit van de (groot)moeders van de tijdens de dictatuur verdwenen kinderen en kleinkinderen. ‘De Moeders’ zijn in Argentinië een sterke sociale en politieke belangengroep geworden. Zij hebben tegenwoordig ook sociale projecten als wijken en ziekenhuizen onder hun beheer. Grüner is ook actief in het nog steeds lopende onderzoek naar de aanslag op de joodse AMIA, die ik in deel II heb vermeld. Als essayist en cultureel criticus is hij medeoprichter en redacteur van diverse tijdschriften, waaronder SyC en Confines. Hij zit samen met Horacio González in de redactie van Sociedad, het tijdschrift van de Faculteit Sociale Wetenschappen van de UBA. Hij maakt deel uit van Fundación Proyecto al Sur, waar ook de psychoanalytici Enrique Carpintero en Léon Rozitchner die in hoofdstuk 4 aan de orde komen deel van uitmaken. Het is een groep van psychoanalytici, critici, kunstenaars en academici die met elkaar uitwisselen, congressen, tentoonstellingen en voorstellingen organiseren en boeken uitgeven. Zijn artikelen komen in veel bundels en tijdschriften voor, maar daarin schrijft hij niet over Spinoza. De filosofische thema’s waar hij over schrijft betreffen vooral het einde van de postmoderniteit, het einde van de geschiedenis bij Fukuyama, het einde van de grote verhalen ofwel van de ideologie, het einde van het subject en het einde van de natiestaat. Zijn belangrijkste bronnen zijn Marx, Freud, Gramsci, Rancière en Negri. De teksten van Grüner zijn niet gemakkelijk om te lezen en begrijpen. Anders dan bij Sperling en González komt dit niet door de literaire en associatieve manier van schrijven, maar door de veelheid aan vooral hedendaagse Franse filosofen die hij bespreekt, en die een eigen taalgebruik hebben, dat Grüner verwerkt in lange en complexe zinnen. Hij schrijft behalve één hoofdstuk over Spinoza’s politieke filosofie, waarin ook veel andere thema’s en auteurs de revue passeren, nauwelijks over Spinoza zelf. Hij vermeldt Spinoza wel vaak als hij het over moderne politieke theorie en filosofie heeft. Hij schrijft veel begrippen met een hoofdletter, zoals de Rede, de Passies, de Ander, het Zijn, de Ene en het Multiple. Het gebruik van die woorden met hoofdletter en het gebruiken van een groot aantal begrippen tussen aanhalingstekens, en daarbij zijn complexe zinnen, wekken de indruk dat hij het over heel belangrijke zaken heeft, maar maken het tegelijk erg moeilijk om daar een duidelijk beeld van te krijgen.

Ik heb drie redenen om Grüner toch te bespreken. Op de eerste plaats omdat Diego Tatián over hem heeft geschreven in zijn overzicht van Spinoza in Argentinië.597 Op de tweede plaats omdat Grüner het hoofdstuk over Spinoza heeft geschreven in het deel La filosofía politica moderna de Hobbes a Marx, die onderdeel is van een serie waarin van de Oudheid tot en met heden de politieke filosofie wordt beschreven. 598 Zijn hoofdstuk is getiteld El estado; pasión de multitudes. Spinoza versus Hobbes entre Hamlet y Edipe. Het motto boven zijn bijdrage luidt: ‘Nadie sabe lo que puede un cuerpo’. B Spinoza. De derde reden is dat ik dit hoofdstuk een degelijke, fundamentele en inspirerende tekst vind. Hij geeft een scherpzinnige filosofische reflectie op politiek waarin hij zowel een klassieke contracttheorie bij Spinoza ontkent, als de moderne idee van een contract als een procedurele vorm van democratie afwijst. Grüner schrijft dat Spinoza’s filosofie uitgaat van een gepassioneerd verlangen naar auto-creatie dat heel zijn theoretisch bouwwerk doortrekt, in het bijzonder zijn politieke filosofie. Spinoza’s filosofie was radicaal in de 17e eeuw en is dat nog steeds. Men kan in zekere zin de oorsprong van de hele moderne politiek filosofie reduceren tot het nooit helemaal opgehelderde conflict tussen Hobbes en Spinoza. Spinoza geeft volgens hem een alternatief antropologisch concept voor het niet-juridische begin van een staat. Het conflict in de natuurstaat wordt niet opgelost door het instellen van een macht, maar door een zelfbevestiging van de bestaande potenties. Hij gaat uit van potenties, van een productieve kracht en van een zelfscheppend vermogen, dat open, niet verdingelijkt en niet geobjectiveerd is. Dat is precies spinozisme. Grüner maakt onderscheid tussen politiek als ingesteld (instituido) en politiek als instellend (instituyente).599 In het laatste schuilt de subversieve kracht van Spinoza. Hamlet en Oedipus verpersoonlijken bepaalde aspecten van dit conflict, dat men ook als historisch-antropologisch (Spinoza) versus zuiver juridisch (Hobbes) kan benoemen. Hamlet is de melancholische Leviathan en Oedipus de vader van de rede, zoals Walter Benjamin, door wie Grüner is geïnspireerd, heeft gezegd.600 Grüner meent dan ook dat Spinoza geen rationalist is. De ratio is bij Spinoza geen abstracte, transcendente wet. De rede in de zin van berekening is immanent. Ze ontstaat uit de passies die het sociale zijn constitueren, en ze is met hen erbij betrokken. Die lezing komt overeen met mijn interpretatie op grond van de teksten en wordt ondersteund door Matheron, zoals ik in deel I heb beschreven. Grüner verwijst echter niet naar Matheron. In de TP staat het concept multitudo, democratische potentie, centraal. Zoals Negri heeft laten zien leidt de democratische potentie tot de multitudo. Er is geen sprake van een sociaal contract maar van een voortzetting van het natuurrecht, dat niet ophoudt, maar juist sterker wordt. Spinoza heeft een fysica van de macht: er wordt geen macht ingeleverd zoals bij Hobbes, maar macht samengevoegd. Zo ontstaat een collectieve conatus, de macht van het volk, waar de wet alleen maar de uitdrukking van is.

Grüner bespreekt in zijn conclusie de discussie over de marxistische theorie in de tweede helft van de 20e eeuw, en zijn eigen positie daarin. Vooral in Frankrijk is volgens hem een spinozistisch marxisme ontstaan, in eerste instantie door Althusser. Althusser definieert zijn concept van ‘structuur’ in spinozistische termen: dat wat niet anders present is dan in effecten, in het werk, in een permanente staat van openheid en transformatie. Het zijn is praxis, en ‘de’ politiek is een compositie van krachten die accumuleert in de collectieve potentie van de multitudo. Conclusie, ofwel de onmogelijkheid om te concluderen: ‘elke maatschappij herkent in haar effecten de eigen funderende oorzaken, zonder dat ze vooruitziend en teleologisch ingekaderd kunnen worden in een Eenheids Project met een tevoren bepaald doel.’601 Grüner beschrijft de dialectische spanning tussen het Ene en het Multiple bij Rancière, die hierin duidelijk door Spinoza is geïnspireerd. Politiek heeft een onmogelijke plaats, omdat ze precies datgene moet

597 Tatián (2004), pp. 184-187.

598 Eduardo Grüner, ‘El estado; pasion de multitudes; Spinoza versus Hobbes entre Hamlet y Edipe’. In: Boron (red.) (2000), pp. 143 - 165.

599 Antonio Negri, El poder constituyente, Madrid: Prodhufi, 1993.

600 Walter Benjamin, El origen del drama barroco alemán, Madrid: Taurus, 1990.

uitsluiten waaraan ze haar bestaan dankt: de funderende potentie van het volk (demos). Dat wil zeggen dat politiek zich moet bezighouden met de effecten van de staatsvorming en de erkenning van haar oorzaak moet negeren. In deze lijn zitten volgens Grüner ook Marx, Balibar, Badiou, Macherey en Negri, die hij vertegenwoordigers van een spinozistische lijn in het westerse marxisme noemt, tegenover een marxisme van hegeliaanse oorsprong, waarin hij de Frankfurter Schule, Sartre en Lukacs plaatst. Grüner zelf positioneert zich enerzijds tussen dit hegeliaans en spinozistisch marxisme in. Maar anderzijds is het niet zo simpel voor Grüner, want hij wil een dialoog tussen Spinoza en Hegel, op basis van een complex, kritisch en open marxisme, en tegelijk gevestigd op een solide filosofisch en sociologisch cement. Grüner ziet Spinoza als een antigif tegen de hegeliaanse Aufhebung en verzoening, en ‘tegen de teleologie, het finalisme, de abstracte universalismen, terwijl Hegel het tegelijkertijd mogelijk maakt om uit de valkuil van een multiculturalistisch “post-marxisme” te komen, dat geen enkel fundament heeft voor haar pretenties’.602 Grüner ziet een wederzijdse compensatie. Enerzijds compenseert de Rede van Hegel de verleiding van het irrationalisme en anderzijds compenseren de passies bij Spinoza het geloof in een idealistisch-rationalistische almacht. Hij wil Hegels’ historische dialectiek inzetten tegen de toevalstheorie, en Spinoza’s ontbreken van een vooruitgangsidee tegen de hegeliaanse Marx.603 Dit betekent echter geen ‘juiste midden’ en ook geen filosofische of politieke derde weg, maar een denken van politiek als een poièsis, een causa sui waarvan de effecten zich zoveel mogelijk bewust zijn van de immanente oorzaak waarvan zij effecten zijn, en bewust van de eigen constituerende macht, hoewel we nooit helemaal zullen weten wat ons eigen lichaam vermag.

Tot besluit geef ik een citaat van Diego Tatián over Grüner: ‘De Spinoza van Grüner stimuleert de politieke verbeelding en maakt wantrouwend tegenover alle geslotenheid en alle nederlagen. Hij ziet het collectief als een poietische kracht en hij ziet de democratie niet als een procedurele administratie - hoe rechtvaardig ze ook kan zijn - , maar als een ontologische productie en generatie van wereld.’ 604

In hetzelfde boek over de moderne politieke filosofie staat nog één ander hoofdstuk over Spinoza, van de hand van de Braziliaanse Marilena Chaui, getiteld: Spinoza: poder y libertad.605 In een ander boek onder redactie van Boron staat ook een bijdrage van Grüner: La Tragedia, o el fundamento perdido de lo político, waarin een aantal passages over Spinoza voorkomen.606 Grüner zoekt in dat artikel naar een fundering van het politieke, maar niet in ontologische zin. Een ontologische fundering zou juist datgene wat ons zijn, onze substantie en al dat wat het fundament van ons bestaan als sociaal dier uitmaakt, des-ontologiseren en des-substantialiseren. Grüner zoekt zijn fundering in de trant van Negri en diens lezing van Spinoza in La anomalia salvaje.607 ‘De potentia van de multitudo– die samenstelling van individuele krachten die op grond van hun eigen bevrijde spontaniteit de oorlog van allen tegen allen opheft, oriënteert en condenseert zich…in de potentie van een absolute democratie, gedefinieerd als een “totaliteit van pluraliteiten”, in permanente hercompositie, en wiens beweging zelf na de herfundering van het sociale het communisme van Marx is, het rijk van de vrijheid’.608 Evenals in de eerder besproken bijdrage stelt Grüner dat de spinozistische democratie de onherleidbare spanning tussen het universele en het particuliere respecteert. Ze is absoluut en zelfs absolutistisch, omdat haar ‘universele’ beperkingen samenvallen met de beperkingen van een multitudo die is doortrokken van de ‘gelijkheid van de rechten op verschil’. Waarschijnlijk bedoelt Grüner daarmee dat in een democratie iedereen ‘recht’ heeft op anders zijn, en daarin aan anderen gelijk is. Dat heft de

602 Idem, p. 161.

603 Tatián (2004) pp. 184-187.

604 Idem, p. 187.

605 Marilena Chaui, ‘Spinoza: poder y libertad’. In: Boron (red.),(2000), pp. 111-141.

606 Eduardo Grüner, ‘La Tragedia, o el fundamento perdido de lo político’. In: Atilio Boron (red.), Teoria y

filosofía política, Buenos Aires: Clasco, 2000, pp. 13-50.

607 Antonio Negri, La anomalia salvaje, Barcelona: Anthropos, 1993.

belangentegenstellingen echter niet op. Het is een ‘onmogelijk object’, zoiets als een utopie, waarbij het geloof in de mogelijkheid blijft bestaan en daardoor kan ze ook tot onderdrukking leiden. Men moet het accent leggen op het verlangen naar toename van de potentie om de capaciteiten van het Zijn te vergroten, op dat wat Spinoza de conatus noemt. Grüner stelt ook in deze tekst de idee van een contractualistische rede zoals Hobbes die aanneemt, tegenover Spinoza’s ‘duistere diepte van de passies’. Er bestaat geen Rede die niet is doortrokken, geïnformeerd en geconditioneerd door de Passies, waardoor we vaak Rede noemen wat in feite rationalisaties van de passies zijn’.609 Zowel ‘individu’ als ‘massa’ zijn geen vast gevormde eenheden, maar modaliteiten van het Zijn van het sociale. De spanning is onoplosbaar, en geeft de mogelijkheid voor een werkelijke vrijheid voor de massa. Het project van Spinoza is ‘rationalistisch’ in de zin dat het gaat om de zo rationeel mogelijke organisatie van de staat. Maar tegelijk moet de sociale potentie die de staat is, een ‘passie van de multitudes’ zijn. De staat is een werkelijk sociaal geheel dat gevormd is uit individuele potenties, die precies hun potentie halen uit de horizontale vereniging. Spinoza is boven alles een realist. De politieke wetenschap is gefundeerd in de effectieve, dat wil zeggen de passionele, menselijke natuur, die net zo noodzakelijk is als de meteorologische verschijnselen. Met zijn dialectische spel van rede en passies is Spinoza een voorloper van Marx met zijn dialectiek van productieverhoudingen (onderbouw) en bovenbouw. Bij beiden is er een andere motor van de sociale geschiedenis dan een externe wil, een onzichtbare hand, een contract of een zuivere rede. Zowel Spinoza als Marx onderscheiden zich hierin van de Verlichting als een contractualistisch liberalisme. De ‘wetgevende rede’ verhult haar eigen conflict met die andere (natuur)wet, die de effectieve, materiële beweging van de sociale geschiedenis is. Maar Spinoza geeft ook geen enkele aanleiding tot de actuele ‘Franse neiging’ naar het ontbreken van een fundament of een ‘significante leegte’. Spinoza schrijft immers in de TTP dat hoe minder onverschillig wij een zaak bevestigen of ontkennen, des te meer wij vrij zijn. Er zijn oorzaken die bepaalde zaken produceren, namelijk feiten. En een politieke filosofie moet vóór alles van de feiten uitgaan, of beter, van wat er gebeurt. Uitgaan van hoe de mens is, betekent uitgaan van de dynamiek van de affecten, die de basis is van de geometrische bewijsvoering in de Ethica.610 Het betekent ook dat het concept ‘recht’ bij Spinoza de normatieve betekenis van een verbod of verplichting verliest, en daarmee effectieve kracht of vermogen betekent. Die potentie is immanent aan het zijn zelf, in god, die zich ook niet anders manifesteert dan in de werkelijke modaliteiten. Deze opvattingen hebben geleid tot de verkettering door joden en christenen, tot het etiket ‘pantheïsme’, tot Negri’s kwalificatie als ‘radicaal materialisme’ en tot Althussers’ definitie in spinozistische termen van een ‘structuur’ die zich alleen in de effecten toont.611

In nog een ander boek over de geschiedenis van de politieke filosofie, samengesteld door Boron, schreef Grüner een hoofdstuk over Machiavelli, waarin hij de hierboven beschreven interpretatie van Spinoza regelmatig gebruikt in de lijn die hij ziet van Machiavelli via Spinoza naar Marx. Hij stelt deze drie denkers tegenover Hobbes. Zijn bronnen zijn hier ook Gramsci, Negri, Rancière, Balibar en Althusser.612 In een interview in het supplement van de landelijke krant Pagina 12, noemde hij Negri’s Spinoza Subversivo als het boek dat ten onrechte wordt genegeerd.613 Tot slot vond ik van Grüner nog een artikel Las multitudes estan en marcha in Rebelión Internacional, een uitgave van de Universidad Popular Madres de Plaza de Mayo, over de politieke

609 Idem, pp. 34-39; p. 43.

610 Grüner verwijst hier naar González (1999): pp. 49-59, Locura y matemáticas.

611 Idem, p. 39.

612 Eduardo Grüner, ‘La astucia del léon y la fuerza del zorro; Maquiavelo, entre la verdad de la política y la política de la verdad’. In: Atilio Boron (red.), La filosofía política clasica; De la Antiguedad al Renacimiento, Buenos Aires: Eudeba, 2000, pp. 253-268.

situatie in Argentinië.614 Hij vraagt zich, naar aanleiding van de massale demonstraties en protesten door de economische en financiële crisis op dat moment (2001) in Argentinië, af of er een nieuw sociaal politiek subject aan het ontstaan is, een nieuwe vorm van burgerschap en een nieuwe manier van politiek bedrijven. Is er soms een proces begonnen van ontologische herfundering van ‘volkse subjectiviteiten’ die niet passen binnen de kaders van de klassentheorie van de sociologie, de antropologie of de politieke wetenschappen? Behalve dan misschien binnen de theorie van ‘de een of andere vervloekte filosoof uit het verleden’. Een nieuwe interpretatie van Spinoza en van zijn opvatting van de multitude als ‘de redelijkheid in permanente actie’ zou ons pas méér dan een schok geven. De benaming ‘vervloekte filosoof’ komt ook terug in een bijdrage van Grüner in nog weer een andere band over politieke filosofie onder redactie van Boron.615 Spinoza wordt daar slechts een paar keer in genoemd, bijvoorbeeld één keer in het rijtje Negri, Benjamin, Marx en Machiavelli, als filosofen bij wie ‘het politieke’ de onoverbrugbare kloof opent tussen de constituerende macht van de massa en de geconstitueerde macht van de instituties, die juist de fundering van ‘het politieke’ wegmoffelen. Deze idee zagen we ook al in de eerste door mij besproken bijdrage van hem.