• No results found

Weinig diepgang

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 68-72)

Legalisering: pro en contra

5 Discussie in Nederland over legalisering

5.2 Weinig diepgang

Het debat over legalisering van drugs heeft in Nederland weinig diepgang; het aantal goed ingevoerde debaters is klein en het betreft mensen die al lange tijd op dit terrein actief zijn. Af en toe doet een gezagsdrager ferme uitspraken maar de uitwerking daarvan blijft vaak achterwege en de

uitspraken krijgen zo een anekdotische betekenis. In 1990 bepleitte Walburg, de directeur van de Jellinek (de grootste instelling voor verslavingszorg in Nederland) de legalisering van XTC en cocaïne.126 Een meer gedetailleerd plan hiervoor is door deze instelling echter niet ontwikkeld. Walburg heeft enige jaren later overigens verklaard vanwege de gezondheidsrisico's tegen de legalisering van een verdovend middel als heroïne te zijn.127 Vanuit de hulpverlening is het vooral het evangelisch centrum voor verslaafden De Hoop dat stelselmatig standpunten inneemt over legalisering – het centrum wijst het overigens af. Ook Van Dijk, die zich jarenlang als hoge ambtenaar heeft beziggehouden met de criminaliteitsbestrijding, verzet zich uitdrukkelijk tegen legalisering door Nederland alleen. Zijn verwachtingen zijn onder andere:128

- er valt geen daling van de georganiseerde, op internationale markten actieve misdaad te verwachten;

- er zal een grijze markt blijven bestaan voor niet gelegaliseerde varianten; - enige toename van de aantallen gebruikers is aannemelijk;

- er zal een aanzuigende werking uitgaan naar niet-geregistreerde, buitenlandse gebruikers en verslaafden;

- de positieve effecten op criminaliteit en overlast zullen daardoor teniet worden gedaan;

- de internationale betrekkingen zullen grote schade ondervinden; Als positieve punten noemt hij:

- er kan bespaard worden op de politie- en justitiebegrotingen;

- de inkomsten uit de heffing van belasting op de productie en verkoop van cannabis kunnen fors toenemen.

Vooral politiefunctionarissen zijn verklaard voorstander van legalisering. De Utrechtse commissaris Wiarda twijfelde al in de jaren tachtig openlijk aan het nut van het repressieve beleid. Het verbod leidt tot verhoging van een onbeheersbare criminaliteit die het openbare leven ontwricht en de organisatie van de politie onevenredig belast.129 In 1994 maakten ook zijn collega's bekend dat zij de strijd tegen de drugshandel als verloren

beschouwden. Legalisering zagen zij als de nog enige realistische optie.130 In hetzelfde jaar bleek uit een NIAD-onderzoek dat binnen de Nederlandse recherche meer dan 80 procent in beginsel voor legalisering van drugs zou zijn.131

Het waren politiefunctionarissen die de meeste aandacht kregen toen begin 1994 in het stadskasteel Oudean te Utrecht een ‘strikt besloten’ bijeenkomst werd gehouden op initiatief van de Initiatiefgroep drugsdiscussie waar onder anderen de commissarissen E. Nordholt (Amsterdam), R. Hessing (Rotterdam), J. Wiarda (Utrecht), P. IJzerman (Enschede) én J. Leijten (advocaat-generaal bij de Hoge Raad) aanwezig waren. De aanwezigen (politici waren ongewenst) concludeerden dat de huidige drugsbestrijding ‘een heilloze weg’ was. Ze wilden een ‘maatschappelijk debat’ op gang brengen over de legalisering van drugs. Het motief was dat met het vrijgeven van drugs een belangrijke bron van zware, georganiseerde criminaliteit zou kunnen worden weggenomen.132

Maanden later lekte een plan uit (bekend geworden als het rapport van de commissie Dufour) dat door enige initiatiefnemers was opgesteld en dat bedoeld was door de groep hoog- geplaatsten te worden onderschreven.133 Deze vonden het echter te radicaal.

In het rapport werden de bekende bezwaren van prohibitie voor het voetlicht gebracht. Vervolgens werd een plan voorgelegd om een door de staat gereguleerde legale verkoop van drugs aan volwassenen over te gaan, mits zij in het bezit zijn van een drugspas en een Nederlands paspoort of

verblijfsvergunning om drugstoerisme tegen te gaan. Het rapport heeft enige belangstelling gewekt maar is door de overheid weinig serieus genomen. Diverse deskundigen kraakten in de pers het rapport af .

Een gemis van de analyse in dit rapport is dat er al te naïef van wordt uitgegaan dat na legalisering alle negatieve gevolgen van de prohibitie snel zullen verdwijnen. De zwakke plekken in de eigen argumentatie blijven impliciet. Het resultaat van lezing van dit soort analyses is dat de lezer wordt meegevoerd in het betoog, en na afloop eveneens de overtuiging is toegedaan dat er een simpele oplossing voorhanden is voor het uit de hand gelopen beleid. De kater komt later, wanneer men zich realiseert dat weer andere auteurs met behulp van dezelfde feiten toch andere conclusies trekken. Het komt er dus op aan overtuigingskracht te winnen door uitdrukkelijk ook aan te geven hoe en op welke aspecten de beloften van de voorstellen weerlegd kunnen worden. Echter dit rapport moet veeleer gezien worden als een manifest van een actiegroep voor legalisering dan als een wetenschappelijke studie. Als zodanig heeft het alle aandacht gekregen en was het (en nog steeds) uniek.

De commissie Dufour is opgegaan in de Stichting Drugsbeleid. Recent deed deze stichting een oproep aan enkele ministers en kamercommissies om de wietteelt te gedogen. Onder aanvoering van de Tilburgse burgemeester J. Stekelenburg schaarden twintig burgemeesters zich achter deze oproep.134 Is het een goed idee om, zoals de commissie Dufour heeft voorgesteld, staatswinkels voor drugs op te richten? Zolang alleen Nederland dit beleid voert zal het lastig zijn zo'n beleid te effectueren gezien de uitzonderlijk harde kritiek die het land ten deel zal vallen. Ook al zouden officieel slechts

ingezetenen het recht hebben drugs te kopen – wat hindert hen om dat voor anderen, buitenlandse toeristen of minderjarigen, te doen? Ook bij

‘staatswinkels’ zijn de risico's op beïnvloeding van de medewerkers door de georganiseerde criminaliteit groot. Het zou thans voor de overheid, als ‘dealer’, uiterst lastig zo niet onmogelijk zijn om legaal aan voldoende heroïne en cocaïne te komen. Een gedogende handelwijze in analogie met cannabis lijkt vooralsnog fictie. Niettemin, als Nederland toch de weg van de facto legalisering van harddrugs zou willen inslaan, is deze vergelijking met de bestaande coffeeshops wellicht praktischer dan de oprichting van staatswinkels. De directe confrontatie met het buitenland wordt erdoor vermeden en de wetgeving hoeft niet ingrijpend gewijzigd te worden. De schema's liggen klaar. Het gedogen, de toepassing van het

opportuniteitsbeginsel, afspraken in de ‘driehoek’, aanpassing van het vervolgingsbeleid, beleidssepots en dergelijke meer zijn reeds eerder toegepast. Tevens kan bevorderd worden dat de markt zich min of meer formaliseert, organiseert en lokaliseert, zoals met betrekking tot de verkoop van cannabis redelijk goed gelukt is. Na wat met de coffeeshops bereikt is, zou zo een vervolgstap gezet worden in de zo geroemde ‘scheiding der markten’, in combinatie met het gedoogbeleid.

Het nadeel van staatswinkels lijkt ook te zijn dat deze ongetwijfeld een voortzetting zullen zijn van het door gebruikers zo vermaledijde

antihedonisme in de westerse cultuur. Gebruikers zoeken juist de esthetiek en de rituelen van de subcultuur op. Coffeeshops voldoen hier prima aan. Bij een niet al te groot prijsverschil tussen een legale staatsmarkt en de niet bij voorbaat weg te denken zwarte markt is het overigens nog maar de vraag of met name de problematische verslaafden van het staatsdepot gebruik zullen maken. Verder zal de illegale, internationale handel (doorvoer) blijven bestaan, althans minstens zolang de omliggende landen een ander beleid voeren. En of de zwarte markt in drugs kan worden uitgeschakeld is sowieso afhankelijk van de mate waarin er in de staatswinkels een up to date

assortiment in de schappen ligt.

5.3 Tot besluit

In het beleid van de Nederlandse overheid is geen sprake van aanzetten tot het uit de strafwet halen van drugs. Het is voor Nederland alléén zeer moeilijk, zo niet onmogelijk om een aantal verdragen op te zeggen. Natuurlijk is er altijd ruimte voor interpretatie, - het Schengenverdrag en de aanvullende overeenkomst staan de Nederlandse regering bovendien een eigen drugsbeleid toe. Maar legalisering van (hard)drugs is volgens de internationale verdragen toch echt niet toegestaan. De Overeenkomst van Schengen van 1990 kan bovendien niet eenzijdig opgezegd worden. Legalisering van cannabis, om over heroïne en cocaïne maar te zwijgen, is

dus volgens verdragsverplichtingen niet mogelijk. In Nederland moet de aanvoer aan de ‘achterdeur’ van coffeeshops vooralsnog in het

schemerduister blijven plaatsvinden. Een vergunningenstelsel zit er daarom niet in. Slechts door een zeer creatieve interpretatie van de rek in het gedoogbeleid kan de regering daar onderuit komen.135

De Nederlandse overheid erkent dat door het jagen op de georganiseerde criminaliteit de prijs van drugs sterk stijgt waardoor de verslaafden flinke bedragen moeten neerleggen. Maar, zo wordt geredeneerd, de hoge prijzen plus de illegale sfeer van de handel weerhouden vele jongeren ervan met drugs te beginnen. Na legalisering is te verwachten dat het aantal gebruikers en daarmee het aantal verslaafden zal toenemen. De overheid gaat er verder vanuit dat het verband met verwervingscriminaliteit veel minder sterk is dan vaak wordt beweerd (zie ook hoofdstuk 7 over deze kwestie). De

legaliseerders daarentegen zien de gevangenissen massaal leegstromen na een grondige wijziging van het beleid. Criminele harddrugverslaafden zijn echter vaak al crimineel actief zijn voor hun carrière als verslaafde.136 Volgens de Nederlandse overheid zal na legalisering van harddrugs de beschikbaarheid toenemen. Daarmee zou aan jongeren een verkeerd signaal afgegeven worden. Het zou hen kunnen stimuleren met drugs te experimenteren wat de kans op verslaving doet toenemen. Bij gebruik van alleen cannabis worden deze risico's niet zo groot geacht.137

Afgezien van de discussie rondom cannabis is actueel in Nederland weinig animo om drugs, zeker niet de krachtige soorten, te legaliseren. De pressie vanuit de samenleving daartoe is niet zo krachtig. Het animo voor een debat hierover is, sinds het aantreden van het eerste Paarse kabinet en de

internationale druk op Nederland om haar cannabisbeleid aan te scherpen, vanuit de hoek van de politiek niet groot.

6 Natuur- en sociaal-wetenschappelijke aspecten

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 68-72)