• No results found

Achtergronden van problematisch gebruik

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 75-79)

Legalisering: pro en contra

6 Natuur en sociaal-wetenschappelijke aspecten van het middelengebruik

6.3 Achtergronden van problematisch gebruik

Het excessief en afhankelijk gebruik van drugs (waaronder alcoholhoudende dranken) hangt in veel gevallen samen met breuken, conflicten en crisissen in de sociale en culturele ontwikkeling van een land of de persoonlijke

ontwikkeling van een individu of sociale groep. De negatieve gevolgen van het drankgebruik in de negentiende eeuw hingen samen met grote

maatschappelijke veranderingen zoals de industrialisatie en de verstedelijking. Actueel doen zich in Oost-Europa vergelijkbare problemen voor met alcoholgebruik. In veel Derde Wereldlanden hebben armoedeproblemen en het gebrek aan enig perspectief op verandering veel jonge mensen de toevlucht doen nemen naar alle mogelijke – vaak uiterst schadelijke – drugs, zoals vluchtige stoffen.

In de geschiedenis blijken keer op keer sociaal-economisch kansarme groepen, maar ook migranten, nieuwkomers en opkomende generaties, voor zover hun integratie in de dominante samenleving (nog) niet gelukt is (of waartegen zij zich verzetten), op een ‘afwijkende’ manier gebruik te maken van drugs. Het gebruik heeft voor hen duidelijk een symboolfunctie – ze kunnen hun aspiraties, identiteit of hun verzet hiermee goed tot uiting brengen. Deze sociaal-wetenschappelijke duiding van het drugsgebruik lijkt op gespannen voet te staan met de biomedische benadering, die actueel weer volop in de belangstelling staat. In deze visie gaat men ervan uit dat verslaving het beste gekarakteriseerd kan worden als een ‘chronische ziekte’ - een hersenziekte die zich kenmerkt door regelmatige terugval.152

Er zijn aanwijzingen dat er een betrekkelijk constant en klein percentage van de bevolking kan worden toegerekend tot een harde kern van sterk

afhankelijke gebruikers. In de psychiatrische epidemiologie is bekend dat de prevalentie van bijvoorbeeld schizofrenie of bipolaire stemmingsstoornissen historisch en cultureel invariant is. Hetzelfde geldt voor de categorie alcoholisten als de in omvang wisselende groep ‘probleemdrinkers’ daarvan afgetrokken wordt. Opmerkelijk is dat in de VS het percentage van de bevolking dat opiaten gebruikt actueel niet zoveel verschilt met de gegevens uit bijvoorbeeld 1914, ofschoon de sociale gevolgen van het gebruik toen minder ernstig waren. Mogelijk bestaat er een groep voor wie het gebruik van deze middelen (alcohol of opiaten) een genetisch bepaalde vorm van

‘zelfmedicatie’ is. Met een heel restrictief beleid kan men voor deze groepen hoogstens de beschikbaarheid drastisch inperken. Ook kunnen de mensen die extra vatbaar zijn voor het effect van deze middelen gestimuleerd worden zichzelf aan een zeer sterk regiem van zelfbeheersing te onderwerpen. Maar de biologische achtergronden van deze harde kern zijn daarmee niet uit de wereld geholpen.

De reguliere of afhankelijke gebruiker heeft voor zichzelf goede

beweegredenen om met zijn gewoonte door te gaan. Zelden is echter het gebrek aan informatie over de risico’s hiervoor verantwoordelijk. Wellicht is bij hen juist méér dan gemiddelde kennis over de risico's aanwezig. Zo overschatten rokers de gezondheidsrisico's van hun gewoonte. Het weerhoudt hen er niet van hun gedrag te continueren. De baten wegen klaarblijkelijk op tegen de kosten.153

6.4 Tot besluit

Het verschil met vroeger tijden is het tempo waarin steeds weer nieuwe drugs de aandacht van potentiële gebruikers opeisen, een tempo dat zich bovendien telkens versnelt. Ook is de diversiteit in de redenen om drugs te gebruiken groter geworden. Het niet verbazingwekkend dat het gebruik van

roesmiddelen in deze tijd een probleem is. De werking van de middelen op het centrale zenuwstelsel is door de hogere concentratie van de werkzame stof sterker geworden en de toediening effectiever dan voorheen. Doordat de cognitieve en emotionele eisen die aan mensen in de moderne samenleving worden gesteld steeds complexer zijn conflicteert dat waarschijnlijk in toenemende mate met een langdurige roestoestand.

In het algemeen schetsen sociaal-wetenschappers een zonniger perspectief waar het de effecten van drugsgebruik betreft dan biomedisch georiënteerde onderzoekers. Maar dan spreken we over de effecten bij sociaal geïntegreerde gebruikersgroepen. Op het niveau van de grote populaties lijken sociale factoren van een groter belang te zijn voor de voorspelling van

bijvoorbeeld disproportioneel veel zwarten onder de categorie verslaafden – dit fenomeen kan zeker niet zonder referentie aan sociale en economische factoren verklaard worden.154 Op wereldschaal komt drugsmisbruik, net zoals tuberculose, seksueel overdraagbare ziekten en HIV-besmetting,

voornamelijk voor bij de sociaal-economisch minst bedeelde groepen. Een en ander relativeert het belang van de biomedische c.q. genetische verklaringsmodellen - zij verklaren slechts een deel van de aanwas van verslaafden onder de bevolking. Gelukkig is ook bij medici tegenwoordig voldoende erkenning voor de sociale dimensie van deze thematiek. De rituelen die gebruikers ontwikkelen zijn te duiden als

overlevingsstrategieën in een situatie, waarin de dominante samenleving zich verzet tegen het gebruik als zodanig en het gedrag van de gebruikers (sterk) afkeurt. Het is opmerkelijk dat in het beleid dat harm reduction voorstaat aan dit rituele fenomeen nooit uitdrukkelijk aandacht is besteed. Er zijn weinig pogingen ondernomen om de voorwaarden voor een geslaagde ritualisering en sanctionering van het gebruik te verbeteren. Mogelijk zijn daardoor kansen voor preventie gemist. De vraag is wellicht niet hoe we mensen ervan kunnen weerhouden ‘slechte’ drugs te gebruiken - dat kunnen we namelijk niet of nauwelijks. De vraag is hoe we zúlke sociale structuren en rituelen tot stand kunnen brengen dat de excessen van het gebruik van alle drugs en de daarmee samenhangende hoge persoonlijke en sociale kosten afnemen. Er is wel een goede verklaring voor deze misser te geven. Het verlangen naar drugs is in de medische opvatting als craving bij voorbaat als een

pathologisch verschijnsel geduid.155 In een omgeving die het plezier dat drugs aan zo velen blijkbaar verschaft bij voorbaat afwijst, is het lastig te erkennen dat mensen deze middelen niet gebruiken omdat ze verslavend werken. Wat anders is dat de kans dat hun gebruik pathologische en antisociale kenmerken vertoont toeneemt, wanneer druggebruikers zodanig worden gestigmatiseerd dat de subcultuur bijna de enige omgeving is waarin ze niet gehinderd door afwijzing van derden kunnen functioneren.156 Zo’n situatie werkt duurzaam gebruik in de hand.

Op basis van de natuurwetenschappelijke kennis die beschikbaar is over de werking en de bijeffecten van de bekende psychoactieve stoffen kan een genuanceerd beeld worden gevormd van de lichamelijke en geestelijke risico’s van incidenteel en duurzaam gebruik. De meeste psychoactieve stoffen zijn – sommige zelfs al vanaf een heel lage dosis – evenwel toxisch, zodat het gebruik vanuit een strikt gezondheidskundig standpunt valt af te raden. Vanuit het belang van de volksgezondheid zou er dan maar één conclusie voorhanden liggen, en die luidt ‘verbieden’ omdat de stoffen schade toebrengen. Dit geldt evenwel in het bijzonder voor tabak omdat de

gezondheidsschade door het roken immens is, en op wereldschaal nog steeds toeneemt. Hier staat tegenover dat mensen ook kunnen leren beheerst van

deze middelen gebruik te maken, en voor tal van middelen geldt dat slechts weinigen er naar talen, ook als de beschikbaarheid nog maar weinig begrensd is. Tabak of heroïne zijn vooralsnog slechte voorbeelden van beheerst gebruik.

7 Effecten van beleid – gebruik en criminaliteit

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 75-79)