• No results found

Problemen en verdragen op wereldschaal

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 104-110)

9 Internationale dimensie

9.1 Problemen en verdragen op wereldschaal

Door de eeuwen heen is de productie van en de handel in ‘kruiderijen’, zoals koffie, thee, tabak, specerijen en opium, een transnationale aangelegenheid geweest die de werelddelen in een internationaal netwerk aan elkaar knoopte. Ook de beheersingsstrategie van drugs is in hoge mate een internationale aangelegenheid. Bijzonder aan dit thema is wel dat dit een van de eerste voorbeelden is waarin een internationale aanpak aan nationale wetgeving vooraf is gegaan, in plaats van omgekeerd zoals gebruikelijk is.237

Er bestaat tussen diverse landen een lucratieve smokkelhandel in sigaretten en sterke drank - de legale status van deze middelen garandeert niet dat er geen zwarte markt meer zal zijn. Maar de omvang hiervan staat toch in geen verhouding tot die in de smokkel van drugs. De wereldproductie van illegale psychoactieve stoffen neemt enorm toe. De problemen die daaraan

gerelateerd zijn komen zowel tot uitdrukking in sociale problemen als in gevolgen voor de (openbare) gezondheid. De gevolgen voor de gezondheid zijn op wereldschaal zeer aanzienlijk en de omvang ervan neemt toe. Ze hebben betrekking op de directe werking van de stof alsook op de wijze waarop deze worden toegediend: vuile spuiten en de verspreiding van onder andere HIV, TBC en hepatitis B en C; plotselinge dood en

neuropsychologische en fysieke schade door het opzettelijke inhaleren van vluchtige oplosmiddelen. Het gebruik van drugs kan de gezondheid extra ondermijnen als de maatschappelijke positie van de gebruikers in kwestie toch al marginaal is (armoede), de gezondheid zwak is, tevens overmatig alcohol en tabak worden gebruikt, in de seksindustrie wordt gewerkt, mensen blootstaan aan geweld, slecht gevoed zijn, gebrek hebben aan minimale sanitaire voorzieningen, in overbevolkte steden leven, geen werk hebben en gebrekkig zijn opgeleid, én onvoldoende of geen toegang hebben tot gezondheidszorg- en welzijnsvoorzieningen (WHO, Programme on Substance Abuse, 1990). Ten dele kunnen al deze problemen worden weggewuifd als typisch voor de Derde Wereld en niet illustratief voor de omstandigheden waaronder druggebruikers in de West-Europese en Noord- Amerikaanse landen leven. Maar de maatschappelijke schade voor deze

landen is er niet minder om. Denk aan het witwassen van drugsgelden, corruptie, mensenhandel, de handel in chemische precursors, de daaraan gerelateerde ecologische criminaliteit én de handel in en het gebruik van vuurwapens. Het onderzoeksinstituut van de VN schat dat de jaarlijkse bedragen van de omzet van illegale drugshandel 400 miljard dollar bedragen, dat is circa 8 procent van de totale internationale handel.238

De toenemende afhankelijkheid ten opzichte van het buitenland en de binding aan internationale verdragen is een realiteit en op zichzelf beschouwd alleszins positief te noemen: de drugshandel en -productie is een

transnationale aangelegenheid zodat elke nationale beleidsvoering in haar welslagen sterk afhankelijk is van de medewerking van het buitenland. De verdragen die in het kader van de VN gesloten zijn, betreffen in het bijzonder:

- het Enkelvoudig verdrag inzake verdovende middelen (Single Convention on Narcotic Drugs) – 1961, geamendeerd in 1972. Dit verdrag beoogt mondiale samenwerking bij het tegengaan van drugsgebruik en handel van drugs anders dan voor medische en wetenschappelijke doeleinden;

- de Psychotropenconventie (Convention on Psychotropic Substances) – 1971 (door Nederland geratificeerd in 1988);

- het Verdrag inzake de sluikhandel in verdovende middelen en

psychotrope stoffen (United Nations Convention against Illicit Traffic in Narcotic Drugs and Psychotropic Substances) – 1988.

Verder geldt specifiek in Europa de Overeenkomst van Schengen van 1990 en de in 1995 gesloten Uitvoeringsovereenkomst. Dit verdrag had als doel de openstelling van de grenzen tussen een aantal EU-landen. In het verlengde waren afspraken gemaakt over betere samenwerking bij misdaadbestrijding en harmonisatie van de wetgeving op het gebeid van drugs. Met de

inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam per 1 mei 1999 heeft een incorporatie plaatsgevonden van het Schengenakkoord in de Europese Unie. Door uitzonderingsbepalingen, tijdsclausules, protocollen en unanieme besluitvorming op cruciale momenten, hebben de lidstaten echter hun nationale soevereiniteit veilig gesteld. Wat Nederland betreft geldt dat de coördinatie van haar drugsbeleid in een Europees kader van het drugsbeleid (mede door het Verdrag van Amsterdam) steeds belangrijker wordt. Het stelsel van internationale verdragen met betrekking tot psychotrope stoffen is aangevangen met het verdrag van Den Haag uit 1912, maar is pas met het Enkelvoudige verdrag uit 1961 en de daaropvolgende verdragen goed van de grond gekomen.239 Gelieerd aan de VN zijn er bureaus die toezien op de naleving van de verdragen en die de implementatie van meerjarenprogramma's voor de bestrijding van de productie van en handel in illegale drugs coördineren. Zo voert de WHO het Programme on Substance

Abuse (1990) uit. De WHO schat dat de psychoactieve stoffen voor 7 procent verantwoordelijk zijn voor de totale ziekte, waar onder

verwondingen, en sterfte (DALY = disability-adjusted life year) op aarde. Toch nemen de drugs daarin nog maar een bescheiden aandeel in: alcohol neemt 3,5 procent voor zijn rekening, tabak 2,6 procent en drugs 0,6 procent. In de meer ontwikkelde landen is het middelengebruik echter al voor 25 procent verantwoordelijk voor ziekte en sterfte (alcohol en tabak alleen al elk voor 10 tot 11 procent). Het is te verwachten dat over 20 jaar tabak

wereldwijd de belangrijkste veroorzaker van ziekte en sterfte wordt op aarde. De illegale drugs zullen daar ver achterblijven. Toch is in de publiciteit de morele verontwaardiging van de WHO vooral op drugsgebruik gericht. Bezien vanuit de prioriteitstelling in het beleid van de meeste landen is daar ook veel voor te zeggen.

9.2 Tot besluit

De inhoud van de internationale verdragen is glashelder en Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd. Eenzijdige, vergaande stappen in de richting van een de jure legalisering houdt onherroepelijk in dat Nederland voorwerp wordt van internationale debatten en conflicten. Noodzakelijk geachte en gewenste stappen dienen daarom in nauw overleg met internationale instanties te gebeuren. Een radicaal alternatief is het eenzijdig opzeggen van verdragen zo dat - gezien de verdragsbepalingen - überhaupt mogelijk is. Nederland kan dus niet eenzijdig overgaan tot legalisering van cannabis en de overige drugs, tenzij het zich - met alle consequenties voor haar

internationale positie op de koop toe – aan haar verdragsverplichtingen onttrekt. Dit kan politiek volstrekt ongewenst zijn. Ook een drastische uitbreiding van het gedoogbeleid draagt het risico in zich dat Nederland tot een ‘drugsland’ wordt uitgeroepen. In dat geval staat slechts het ontketenen van een internationaal debat open, en het in multilateraal verband creëren van ruimte voor experimenten, die erop gericht zijn de effecten van legalisering in de praktijk te onderzoeken. Nederland heeft zeker het recht hiertoe het initiatief te nemen.

Deel III

Debat

Inleiding

In dit derde deel van het rapport staan verwachtingen over de toekomst en het debat daarover centraal, voor zover die gerelateerd zijn aan de productie en consumptie van drugs.

In hoofdstuk 10 worden in enkele paragrafen toekomstverwachtingen uitgesproken over druggebruik en (de behoeften van) druggebruikers, drugsbeleid en de vraag naar roesmiddelen. Ze zijn bedoeld als opmaat van het

debat over het drugsbeleid en zijn hier en daar bewust wat polemisch geformuleerd.

In hoofdstuk 11 worden een zestal clusters van te voeren debatten

gepresenteerd, voorzien van een stellingname en uitgebreide toelichting. Het hoofdstuk besluit met een voorstel voor enkele beoordelingscriteria van drugsbeleid.

10 Toekomstverwachtingen

De toekomst is onvoorspelbaar. Hoogstens kunnen we daarover enkele verwachtingen uitspreken. De aannemelijkheid daarvan is sterk afhankelijk van de mate waarin en de wijze waarop daarbij goed gebruik wordt gemaakt van ervaringen uit het verleden. De voorkeur gaat hier uit naar vooral díe ervaringen die in de vorm van een trend of liever nog een wetmatigheid uitgedrukt kunnen worden. In dit hoofdstuk wordt gepoogd, mede op basis van enkele bevindingen uit de voorafgaande hoofdstukken, verwachtingen uit te spreken over de toekomst van het drugsgebruik en het drugsbeleid.

In document Een nieuw drugsbeleid? (pagina 104-110)