• No results found

Wapens voor de illegaliteit

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 172-176)

Wij hebben in ons vorige hoofdstuk vermeld dat na de débacle van het

Englandspiel Nederlandse illegale groepen hun eerste wapens en explo­

sieven uit Engeland pas weer ontvingen in de laatste dagen van augustus en de eerste van september '44, dat die zendingen bestemd waren voor de Raad van Verzet, niet voor de Knokploegen (die overigens wel de eerste zending in ontvangst namen), en dat de OD, alle verzoeken van Six ten spijt, niets had ontvangen.

s o e e n h e t b b o

Wat had zich terzake van juni af in Londen afgespeeld?

De Britse Special Operations Executive (SOE) had een grote terughou­ dendheid te overwinnen om weer in Nederland te gaan opereren. In '42 en '43 was alles misgegaan en daardoor was bij de leiding van SO E de algemene indruk blijven hangen dat in het bijzonder in Nederland de illegale groepen zwaar gepenetreerd waren door Duitse verraders. Bo­ vendien bleken zich in Frankrijk op plaatselijk niveau tal van moeilijk­ heden voor te doen met Franse illegale groepen. Zeker, deze groepen, samengevat in de Forces Franfaises de l ’Intérieur, stonden nominaal onder bevel van de Franse generaal Koenig, maar een deel van die groepen trok zich van diens bevelen weinig o f niets aan en zo van de verstrekte wapens al een nuttig gebruik werd gemaakt in een guerrilla tegen de Duitse troepen, diezelfde wapens werden na de bevrijding van de betrokken delen van Frankrijk in tal van gevallen óók gebruikt om tot ergernis van de Geallieerde staven het recht in eigen hand te nemen. Wapenverstrek- king aan illegale groepen betekende in elk geval steeds dat operaties zouden worden ondernomen waarvoor die staven slechts algemene aan­ wijzingen konden geven maar die zich aan een strikte beheersing ont­ trokken. Dat stuitte menige traditioneel denkende generaal tegen de borst. Montgomery was daar een van — Eisenhower daarentegen en met name ook de chef van zijn staf, Lieutenant-General Walter Bedell Smith, dachten er ruimer over, zo ook uiteraard de officieren van het aan Shaef toegevoegde Special Forces Headquarters.

Begin '44 was de Dutch Section van SO E onder nieuwe leiding geplaatst;

Lieutenant-Colonel Dobson, tevoren hoofd van de Belgian Section, was er

de chef van geworden. Aan Nederlandse kant was het Bureau Bijzondere Opdrachten opgericht (het BBO) teneinde met SOE-Dutch samen te werken. Hoofd van het BBO was de bejaarde generaal van Oorschot; deze had als zijn naaste helper de Engelandvaarder Klaas (‘Kas’) de Graaf aangetrokken die uit de illegale groep CS-6 afkomstig was, maar van de door deze op CS-6 gerichte operaties kwam niets terecht (de groep was ‘opgerold’). In mei kreeg een tweede Engelandvaarder, de gewezen inspecteur van politie F. J. Klijzing, de feitelijke leiding van het BBO - hij bleek een kundige kracht. Hij had evenwel in januari bezet gebied verlaten en wist dus niet met zekerheid welke illegale groepen zich daar nog in de lente van '44 bevonden die men, als eenmaal het besluit ten principale was gevallen, van wapens en explosieven kon voorzien. De Knokploegen kwamen daarvoor in de eerste plaats in aanmerking maar dat er in bezet gebied in een landelijk verband samengevatte Knokploe­ gen alsmede een Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

bestonden, was aan Klijzing onbekend en werd in Londen pas ten volle duidelijk toen daar eind augustus (via Zwitserland) pater Lodewijk Bleijs aankwam die in Limburg een van de oprichters van de LO was geweest en in april ’44 bezet gebied had verlaten met opdracht, de regering een nauwkeurig beeld te geven van het LO/LKP-complex; daaromtrent had, gelijk reeds vermeld, ook van Heuven Goedhart niets kunnen meedelen — van belang was natuurlijk wèl dat deze uitgesproken negatief dacht over de OD (‘heeft zich met illegaal werk nimmer ingelaten’) en uitgesproken positief over de Raad van Verzet (‘een belangrijke en uitnemende illegale groep’).

Er vond medio juli een bespreking plaats tussen van Heuven Goedhart en, aldus Klijzing, ‘bepaalde Engelse officieren’ (naar wij vermoeden: Dobson en zijn onmiddellijke superieuren), ‘de heer van Heuven Goed­ hart heeft’, zo ging Klijzing verder, ‘de doelstellingen en de groeperingen van de RVV naar voren gebracht, omdat de Engelsen in het algemeen zeer weinig vertrouwen hadden in de Hollandse illegaliteit.’ 1 Dat ‘zeer weinig vertrouwen’ sloeg bepaald ook op de OD. Tegen inschakeling van de OD bestonden, vertelde de Graaf aan de Enquêtecommissie2, drie bezwaren: ‘In de eerste plaats kon de Engelse veiligheidsdienst’ (M I-5 dus) ‘zich daarmede niet verenigen in verband met de uitgebreide pene­ tratie van vijandelijke spionnen die . . . in de OD had plaats gevonden’ (penetratie had zich in werkelijkheid tot begin '43 voorgedaan, maar nadien niet meer). ‘In de tweede plaats was het in de vorm waarin de OD toen bestond, niet goed dat te doen, omdat een zo grote organisatie geen goed werktuig was voor het uitvoeren van directieven van Special

Forces die werkte met kleine organisaties’, en in de derde plaats had, aldus

de Graaf, Somer bezwaren: voor BI was de OD belangrijk als bron van spionage-gegevens en die bron kon opdrogen als de OD een taak kreeg bij het gewapend verzet, hetgeen ongetwijfeld tot versterkte activiteit van de ‘SD ’ zou leiden. Daar kwam dan nog bij dat in regeringskring veel wantrouwen heerste jegens de OD. Van Heuven Goedhart getuigde eind juli in de Commissie-Terugkeer van zijn ‘verontrusting’ over de jongste stukken die van de OD waren binnengekomen (de stukken welke Six in april naar Londen had gezonden) en Van Lidth zei toen dat ‘een nieuwe instructie’ aan de OD in voorbereiding was.3 Dat begrip ‘nieuwe instruc­ tie’ was niet juist, want al in het ‘coördinatie-telegram’ van 8 juni hadden de koningin en Gerbrandy duidelijk gemaakt dat van een zelfstandig

1 Getuige F. J. Klijzing, Enq., dl. IV c, p. 1894. 2 Getuige K. de Graaf, a.v., p. 1440. 3 Commissie-Terugkeer: ‘Notulen’, 27 juli 1944.

D E R V V N A A R V O R E N G E S C H O V E N

optreden van de OD geen sprake mocht zijn en van Lidth had dat eind juni in een brief aan de chef-staf van de OD herhaald. Er werd nu toch besloten om, kennelijk voor alle zekerheid, een nieuw telegram naar de OD te zenden (via de groep-'Albrecht’). Van Lidth en van Heuven Goedhart stelden samen de tekst op (zonder overleg met de koningin en Gerbrandy, waar de koningin bij Gerbrandy onmiddellijk bezwaar tegen maakte) — wij gaven die tekst, die op 2 1 augustus werd overgeseind, al in het vorige hoofdstuk weer: ‘U w taak zal uitsluitend daarin bestaan’, stond er onder meer in, ‘uw diensten ter ordehandhaving ter beschikking te stellen van de [regeringsjvertegenwoordigers’ (d.w.z. van het College van Vertrouwensmannen). ‘In verband met vorenstaande kunnen de door u gereedgemaakte bekendmakingen terzijde gelegd.’ Vermelding ver­ dient nog dat Kruis voornemens was, OD-functionarissen zo spoedig mogelijk in te schakelen bij het Militair Gezag en dat hij, op verzoek van Somer en van Houten, begin augustus bij van Lidth bepleitte (vergeefs), ‘een O D -lid’ op te nemen in Vertrouwensmannen ‘om ongelukken te voorkomen.’’

Men neigde er dus toe, met de Raad van Verzet in zee te gaan. Bij Somer en van Lidth bleef evenwel beduchtheid heersen dat er sterke communistische invloeden in bestonden. Van Oorschot en Klijzing maakten zich daar geen zorgen over, van Oorschot zei tegen van Lidth, ‘dat mij dit niet kon schelen, als de Duitsers maar verdwenen, en dan zouden wij later wel met de communisten afrekenen.’2 Met dat al ging men voorzichtig te werk, men kon in juli in Engeland trouwens totaal niet beoordelen o f onder de Raad van Verzet groepen ressorteerden die er voor in aanmerking kwamen, wapens en explosieven te ontvangen. Begin juli, d.w.z. nog vóór het beraad met van Heuven Goedhart, zond het BBO, zoals wij al in het vorige hoofdstuk vermeldden, twee geheime agenten, de Goede en Mulholland, naar bezet gebied, louter met de opdracht na te gaan o f dergelijke groepen gelocaliseerd konden worden. Mulholland kwam toen in contact met de Knokploegen maar maakte dat kennelijk aan Londen niet duidelijk, althans: toen het Special Forces

Headquarters, gezien de snelle opmars der Geallieerde legers, eind augus­

tus goedvond dat de Nederlandse illegaliteit tot semi-militaire acties overging, werd, ook al ontvingen van Bijnens Knokploegen de eerste zending, de leiding van al die acties aan Thijssen van de RVV toever­ trouwd, dit met de instructie er bij dat hij, na eerst zijn eigen groepen

1 Brief, 8 aug. 1945, van H. J. Kruis aan van Lidth (M G, C S M G , 165). 2 Getuige J. W . van Oorschot, Enq., dl. IV c, p. 1540.

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

bevoorraad te hebben, de OD van wapens en explosieven moest voor­ zien; Somer was daarmee accoord gegaan en bij deze heeft, naar wij vermoeden, mede de wens een rol gespeeld dat naast de Raad van Verzet ook de OD de beschikking zou krijgen over machtsmiddelen.

Was daarmee alles geregeld wat men van Londen uit kon regelen? De koningin vond van niet.

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 172-176)