• No results found

Van Heupen Goedharts eerste weken in Londen

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 144-153)

Na een lange, moeilijke en gevaarlijke tocht die twee maanden in beslag had genomen, was van Heuven Goedhart op 17 juni in Engeland aange­ komen. Voor zijn overtocht uit Spanje naar het in verband met D-Day

1 Van Boeyen had Algemene Zaken behouden. 2 Tekst in het verhoor van H. A. M. T. Kolfschoten, Enq., dl. VII c, p. 466.

V A N H E U V E N G O E D H A R T I S K O M E N D E

strikt geïsoleerde Engeland had Gerbrandy persoonlijk bij Churchill moeten interveniëren. Bij de organisatie van die tocht was, zoals wij in ons vorige deel beschreven, Visser ’t Hoofts bureau van de Zwitserse Weg (Weg A) ingeschakeld geweest; er waren verscheidene telegrammen voor naar Genève gezonden welke aan het Bureau Inlichtingen bekend waren. Het hoofd van BI, kapitein Somer, en zijn naaste medewerker, kapitein van Houten, hadden maandenlang vergeefs getracht, aan de jegens BI zelfstandige positie van Visser ’t Hooft een einde te maken (gelijk reeds vermeld, ressorteerde deze onder Gerbrandy’s departement voor algemene oorlogvoering van het koninkrijk) — beiden hadden daarnaast veel bezwaren tegen de strekking van de commentaren welke de Politieke Commissie in bezet gebied en Visser ’t Hooft in Zwitserland aan de zendingen van Weg A hadden toegevoegd (uit die commentaren was in de laatste maanden van '43 van sterke oppositie tegen het Militair Gezag en de OD gebleken). Geen wonder dat Somer en van Houten zich niet zonder zorg afvroegen wat het effect zou zijn van de komst in Londen van een figuur, aangetrokken uit de kring waarmee Visser ’t Hooft in contact stond; van die kring uit was in januari voorgesteld om, als Hitler ten val gebracht zou worden (wij herinneren aan het contact van van Heuven Goedhart en Cramer met Oberst Staehle), in Nederland in het ‘vacuüm’ een interimbewind te vormen onder leiding van Bosch van Rosenthal, de afgezette commissaris van de provincie Utrecht, in de naar Londen verzonden stukken als ‘B.S.’ aangeduid; dat denkbeeld was door Gerbrandy, van Lidth en de koningin verworpen, door de koningin mede omdat zij tegen Bosch grote persoonlijke bezwaren had en wilde voor­ komen dat hij via de illegaliteit een positie van bijzonder gezag zou verwerven.

Op 26 mei, de dag waarop Gerbrandy hoorde dat het van Heuven Goedhart was die men in Londen mocht verwachten, legde de minister­ president aan de koningin het denkbeeld voor, de boodschapper uit bezet gebied, voor wiens werk vóór de bezetting hij veel waardering had (van Heuven Goedhart had zich een strijdbaar hoofdredacteur getoond van het Utrechts Nieuwsblad) in het kabinet op te nemen. De koningin wees het denkbeeld niet af, maar stelde een voorwaarde: haar moest blijken dat van Heuven Goedhart, zo schreef zij, ‘ 100% is voortgekomen uit de niet-politieke verzetsorganisaties.’1 Nu, Somer en van Houten waren van het tegendeel overtuigd! ‘Ik hamer er bij Gerbrandy in, en Somer staat

1 ‘Blocnoot’, 26 mei 1944, van de koningin aan Gerbrandy (AOK, map ‘Voorbereiding G A C ’).

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

mij hierin bij’, had van Houten daags tevoren, 25 mei, in zijn dagboek geschreven,

‘dat deze nieuweling ongetwijfeld een schat aan gegevens b re n g t. .. maar dat de minister-president toch te allen tijde moet bedenken en onthouden, dat deze afgezant zeer waarschijnlijk uit één bepaalde organisatie o f groep van organisaties komt (ik w eet het zelfs vrijwel zeker) en dus alleen als spreektrompet mag gelden voo r een gedeelte van het verzet in Nederland, n ie tv an iedereen . . . Ik meen alle reden te hebben om dit standpunt in te nemen, omdat het met de dag duidelijker w ordt wie hem gestuurd heeft en waarom V'

Van Houten trachtte onmiddellijk ook de koningin te beïnvloeden; van eind '43 af was hij haar naaste adviseur in alle kwesties welke de Nederlandse illegaliteit raakten — wat zou van die invloedrijke, hem zeer strelende positie overblijven als van Heuven Goedhart eenmaal in per­ soonlijk contact met de koningin kwam? ‘Ik kan niet nalaten’, schreef van Houten haar op dezelfde dag waarop hij zijn dagboekaantekening noteerde, ‘als mijn persoonlijke mening te geven dat ik alle drukte die om deze man gemaakt wordt’ (Gerbrandy had van Houten omtrent zijn stap bij Churchill ingelicht) ‘vooralsnog als lichtelijk overdreven be­ schouw.’2

‘Lichtelijk overdreven’ ? Gerbrandy wist beter toen hij in zijn week­ endhuisje in Essendon benoorden Londen op zaterdag 7 juni een eerste lang gesprek met van Heuven Goedhart had kunnen voeren. Dit was een man naar zijn hart! Een persoonlijkheid van groot formaat! Iemand bovendien die hem precies kon vertellen hoe de Nederlandse illegaliteit in elkaar zat, voorstander van een snelle coördinatie dier illegaliteit en van een grondige ‘vernieuwing’ van Nederland, en verklaard tegenstan­ der tenslotte (evenals Gerbrandy) van een min o f meer automatische terugkeer van het ‘oude’ parlement. De minister-president had geen inzicht gehad in de samenstelling van de Nederlandse illegaliteit en dus de conflicten die er zich in hadden voorgedaan, rond de OD bijvoorbeeld, ook nooit ten volle begrepen; ‘al die dingen’, verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, ‘zijn ons pas voor honderd procent duidelijk gewor­ den toen ... van Heuven Goedhart overkwam.’3 Ook luisterde Gerbrandy graag naar zijn gast toen deze vertelde dat de lastige Burger door zijn

1 Ch. H. J. F. van Houten: ‘Dagboek’, 25 mei 1944. 2 Brief, 25 mei 1944, van Ch. H. J. F. van Houten aan de koningin (archief kab. der koningin). 3 Getuige Gerbrandy, Enq., dl. VII c, p. 682.

V A N H E U V E N G O E D H A R T S E E R S T E B E S P R E K I N G E N

eigen sociaal-democratische partijgenoten in bezet gebied niet capabel was geacht om als minister op te treden.

Woensdag 21 juni werd van Heuven Goedhart door van Lidth ont­ vangen, die dag o f de volgende door de koningin. ‘Maakt een verstandige, voorzichtige indruk’, noteerde van Lidth.

‘ Roemt zeer Bosch v. Rosenthal . . . Van mr. Burger moet hij niets hebben; in Nederland zijn de mensen (ook zijn eigen partijgenoten zoals Drees) verbaasd dat hij tot minister werd benoemd. Hij acht . . . herstel van de Tw eed e Kamer absurd en spreekt tegen dat de ondergrondse pers zich daarvóór verklaard heeft . . . O ver militair gezag is men w el te spreken. Het optreden van [de] O D acht hij verkeerd en autoritair . . . Invloed Albarda en van den Tem pel zeer getaand. Gerbrandy wordt gewaardeerd. Com m unisten verrichten nuttig werk in verzets­ bewegingen, A .R .’s houden zich afzijdig, R.K. gedragen zich goed. Tijd gunnen tot vorm ing van politieke m ening’ 1 —

anders gezegd: ook van Heuven Goedhart meende dat algemene verkie­ zingen pas enige tijd na de bevrijding moesten worden gehouden.

‘Geruststellend is’, schreef de koningin na haar eerste gesprek met hem aan van Houten,

‘dat betrokkene kon verklaren dat het Nederlandse volk niet wenst de terugkeer van de Kamer zoals deze zich zoude voordoen indien zij ter vergadering werd opgeroepen. D itzelfde geldt ook van . . . het representatief karakter dat hij toekende als adviserend lichaam dadelijk na de bevrijding aan de voormannen der verzetsbeweging . . . Ik zal hem spoedig verzoeken nogmaals bij mij te komen . . . D it betekent natuurlijk niet dat ik hem zal volgen op de w eg B.S.’2

Twee weekeinden bracht van Heuven Goedhart vervolgens bij de koningin door. Spoedig was hij door een van bewondering en enthou­ siasme overlopende Gerbrandy (van Heuven Goedhart bleef meer dan vier maanden bij deze wonen) ook met enkele andere ministers in contact gebracht. Van Kleffens vond hem ‘zonder uitzondering de belangrijkste Engelandvaarder die dusver hier is aangeland’3, hij was volgens van Angeren uit die groep ‘de eerste van wie men kon zeggen: het is iemand die ruim had kunnen rondkijken, en die zijn hersens kon gebruiken.’4

' Van Lidth: ‘Dagboek’, 2 1 juni 1944. 2 ‘Blocnoot’, 22 juni 1944, van de koningin aan Ch. H. J. F. van Houten (collectie-Ch. H. J. F. van Houten, ‘Londense tijd’, 9) (RvO). 3 Van Kleffens:‘Dagboek’, 26 juni 1944. 4 Getuige van Angeren, Etiq., dl. VII c, p. 725.

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

Van Lidth daarentegen ging zich gereserveerder opstellen en was bang (26 juni), ‘dat Gerbrandy bezig is, mr. Goedhart over het paardje te beuren, en daaraan doet iedereen mee.’1 Gunstig oordeelden, merkwaar­ dig genoeg, óók Somer en van Houten na hun eerste gesprekken met de nieuw aangekomene. Mede namens zijn vrienden jhr. mr. P. Th. Six (niet te verwarren met de chef-staf van de OD, jhr. P. J. Six!) en mr. H. P. Linthorst Homan (beiden waren betrokken bij de opbouw van het Militair Gezag) alsmede namens Somer zei van Houten op 1 juli tegen de koningin, ‘dat onze indruk van de man goed is en dat hij ideeën voorstaat, die ons allen steeds bijzonder sympathiek zijn geweest... Haar indruk is ook goed’, noteerde hij verder,

‘en zij is erg blij dat dit het geval is — want zij heeft er (net als wij) om bepaalde redenen w el een beetje tegenop gezien! . . . D e man is belangrijk, vervolgt zij dan, en heeft haar veel geleerd. Zij zegt zich te realiseren dat ook met van Heuven Goedhart de w ind natuurlijk min o f meer uit één hoek w a a it. . . , maar acht hem van voldoende formaat om representatief te zijn voor wat er in grote kringen in ondergronds Nederland leeft en ook door het Nederlandse volk in het algemeen verlangd en verwacht wordt. Daarin ben ik het eerlijk ook met haar eens.’2

Met dat al aarzelde de koningin nog o f zij er mee accoord kon gaan dat van Heuven Goedhart de portefeuille van justitie van van Angeren zou overnemen; ‘dit zoude’, noteerde zij voor een gesprek terzake met Gerbrandy, ‘kunnen worden opgevat als vooruitlopen op mijn beleid na thuiskomst en dit nog wel vóórdat contact voormannen [der illegaliteit] die kunnen overkomen mogelijk is’ ; zou een benoeming van van Heuven Goedhart voorts niet ook door Duitse represailles diens gezin (hij had in bezet gebied zijn Noorse echtgenote en twee dochters achtergelaten) en de illegaliteit in gevaar brengen?3

Op 6 ju li bood Burger zijn mede-Engelandvaarder een lunch aan. Diens komst had hem steun geboden omdat van Heuven Goedhart met alle welbespraaktheid waarover hij beschikte, een perszuivering had be­ pleit in de door Burger voorgestelde geest. Bij die lunch zat het gehele kabinet met een aantal andere gasten mee aan tafel, van Houten naast Gerbrandy’s naaste medewerker van Haersma de With, de vroegere gezant te Berlijn. ‘De oude de With’, schreef van Houten die avond, ‘zegt tegen mij met een verheerlijkte glimlach: ‘Wat een zegen, vindt u niet,

1 Van Lidth: ‘ Dagboek’, 26 juni 1944. 2 Ch. H. J. F. van Houten: ‘Dagboek’, 1 juli 1944. 3 Aant. z.d. (1 juli 1944 o f een der volgende dagen) van de koningin (‘Dag-aantekeningen’, archief kab. der kon.).

V A N H E U V E N G O E D H A R T M I N I S T E R

meneer van Houten, wat een zegen dat deze meneer van Heuven Goed­ hart hier aangekomen is — net op tijd!’ ’ ’

Op II juli stelde Gerbrandy het kabinet voor, van Heuven Goedhart tot minister van justitie te benoemen, ‘welk voorstel’, aldus van Kleffens, ‘unaniem zeer gunstig werd ontvangen.’2 Unaniem! Dat was een unicum bij alle aanvullingen van de ministerraad die Gerbrandy ooit had voor­ gesteld. Daags daarna vond de benoeming plaats. Van Angeren werd weer secretaris-generaal en in Londen deed het verhaal de ronde dat de nieuwe minister na de kennismaking met zijn ambtenaren gezegd had: ‘ ‘En nu, heren, heb ik u nog een grote gunst te vragen: wilt u iets voor me doen?’ Koor: ‘Ja, Excellentie.’ Van Heuven Goedhart: ‘Goed. Noem me dan nooit weer Excellentie.’ Koor: ‘Nee, Excellentie.’ ’3

Op 20 juli, acht dagen nadat hij minister was geworden, behaalde van Heuven Goedhart een grote persoonlijke triomf: de aanslag op Hitler, hoewel mislukt, toonde aan dat hij in Coevorden in december samen met Cramer met een bonafide lid van de conspiratie tegen Hitler had gesproken en dat diens inlichtingen betrouwbaar waren geweest; van Heuven Goedhart was op dat moment de enige in Engeland die zeggen kon persoonlijk gesproken te hebben met een lid van de groep die Hitler uit de weg had willen ruimen. Churchill nodigde hem uit, hem precies te vertellen wat hij van de grote samenzwering had vernomen. Ook dat kwam zijn gezag in Nederlandse kring ten goede. Enkele dagen later noteerde de koningin: ‘Aan Goedhart voorzitterschap geven van kwar­ tiermakers. Onder Goedhart BI en bureau-van Oorschot [het BBO]. Zeggen aan v. Lidth dit mijn wens omdat Goedh. deskundiger is’4 — Somer en van Houten, zeer content met de mate waarin de gemoedelijke, in zaken van de illegaliteit weinig deskundige van Lidth hen hun gang liet gaan, moesten er Colonel Cordeaux, hoofd van de sectie-West-Europa van de Britse Intelligence (M I-6), bijhalen om te voorkomen dat zij onder van Heuven Goedhart werden geplaatst. In hun houding jegens deze was zich een wijziging gaan aftekenen: zij zagen nu zijn ster met klimmend wantrouwen, van Houten ook met toenemende jaloezie, rijzen.

1 Ch. H. J. F. van Houten: ‘Dagboek’, 6 juli 1944. 2 Van Kleffens: ‘Dagboek’, 11 juli 1944. 3 Brief, 4 juli 1945, van G. J. Renier aan P. Geyl (Collectie-P. Geyl)

Wij keren nog even terug naar van Lidths verslag van van Heuven Goedharts mededelingen op 21 juni: ‘A.R.’s houden zich afzijdig, R.K. gedragen zich goed.’ Wij betwijfelen in hoge mate of dat woord ‘afzijdig’ inderdaad door van Heuven Goedhart is gebruikt want deze kende Trouw en zag het als een anti-revolutionair illegaal blad, maar iets in de geest van de geciteerde tegenstelling moet hij toch wel hebben gezegd en zulks betekende dat toen hij eind april '44 bezet gebied had verlaten, blijkbaar van de activiteit van het LO/LKP-complex (het grootste en belangrijkste illegale complex in den lande, hoofdzakelijk voortgekomen uit gerefor­ meerde en anti-revolutionaire kringen) nog maar heel weinig tot hem was doorgedrongen. Trouwens, van de vele spionagegroepen die van de lente van '43 af met steun van het Bureau Inlichtingen hun werk hadden uitgebreid, kende hij in het geheel het bestaan niet. Dat mag niet verba­ zen: in beginsel werkte men op het terrein van de illegaliteit in geschei­ den compartimenten, Het Parool en Vrij Nederland (van Heuven Goedhart had menigmaal contact gehad met van Randwijk) hadden geen zitting gehad in de Kern (zij wisten wel dat deze bestond) en van Heuven Goedhart had Nederland verlaten voordat (3 juli) in Amsterdam de grote coördinatie-vergadering plaatsvond. Dat wil niet zeggen dat hij niet een opmerkelijk breed overzicht had van wat op illegaal gebied werd gepres­ teerd maar dat overzicht bestreek bij lange na niet de gehele illegaliteit. Wat hij van de illegaliteit wist, had van Heuven Goedhart enkele dagen na zijn aankomst in Engeland, vermoedelijk al op maandag 19 juni, op Gerbrandy’s verzoek in niet veel meer dan een uur (hij was een razend snelle werker) aan de secretaresse van van Haersma de With gedicteerd — Gerbrandy had hem gezegd, aldus van Heuven Goedhart, ‘het nodig te hebben voor een gesprek dat hij met de koningin ging voeren’1, en van Heuven Goedhart ging er van uit dat zijn rapport slechts de koningin en de minister-president onder ogen zou komen.

Het rapport (‘Nota inzake de ‘illegaliteit’ in Nederland, de coördinatie daarvan en de mogelijke taak dier gecoördineerde illegaliteit’2) viel in twee delen uiteen; in het eerste legde van Heuven Goedhart ‘het beeld van de illegaliteit per 1 april 1944’ neer, in het tweede besprak hij de ‘coördinatie van de illegaliteit’. De LO/LKP en de spionagegroepen vermeldde hij niet (evenmin trouwens de ‘pilotenhulp’-organisaties), hij oefende scherpe kritiek uit op het Nationaal Comité van Verzet (‘politiek zeer weinig ontwikkeld . . . onoprechte tactiek . .. ongegronde nationale

1 Getuige van Heuven Goedhart, Enq., dl. V c, p. 172. 2 Tekst: a.v., dl. V b, p. 488-90.

E E N N O T A O V E R D E I L L E G A L I T E I T

pretenties’), hij prees de Raad van Verzet (‘aanvankelijk ietwat ‘Indiaans’ in zijn optreden, daarna sterk onder communistische invloed, heeft de RVV een reorganisatie ondergaan, waarna hij zich tot een belangrijke en uitnemende illegale groep ontwikkeld heeft’), hij karakteriseerde uitge­ breid de meest verspreide illegale bladen waarbij hij Vrij Nederland en Het

Parool als eerste noemde (‘de verhouding VN-Parool is voortreffelijk en

ook na de oorlog hopen zij — VN zal als weekblad, Het Parool als dagblad blijven verschijnen - nauw samen te werken’), hij prees Trouw, De

Waarheid (‘de communisten zijn . . . loyaal’), J e Maintiendrai en De Geus

en hij noemde Ons Volk ‘een mislukking’, voorzover dit blad als ‘populair bedoeld is.’ Voor de OD had hij weinig goede woorden over: ‘wordt geheel beheerst door een militaire mentaliteit. . . heeft zich met illegaal werk zelf nimmer ingelaten en in zekere zin goede krachten aan het werk onttrokken. Voorop is altijd de gedachte blijven staan dat de bevrijding een ‘militaire dictatuur’ zou inluiden en de OD heeft zich altijd gezien als de instantie die de leiding van het volk in handen zou hebben te nemen’ ; hij wees ook op de ‘minderwaardige spionage ten opzichte van de Zwitserse documentenweg’ welke in april was uitgekomen. Ook tegen het Vaderlands Comité had hij bezwaren, vooral tegen de leden van Schaik, voorman van de Rooms-Katholieke Staatspartij (deze was kort na van Heuven Goedharts vertrek uit Nederland door Kolfschoten vervan­ gen), Reinink (‘bij ons volk een volkomen onbekende’) en van der Mandele (‘is lid van de commissie-Woltersom die . . . op bevel der Duitsers een groot aantal fabrieken . . . heeft moeten doen sluiten’).

Na dit overzicht gegeven te hebben, memoreerde van Heuven Goed­ hart de mislukking van de poging tot coördinatie der illegale groepen die in februari en maart ondernomen was door Bosch van Rosenthal. ‘Ik stel er grote prijs op te verklaren’, schreef hij, ‘dat Bosch van Rosenthal geenszins zelf op de voorgrond wil treden ..., dat hij de illegaliteit door zijn adviezen uitnemende diensten bewijst en van vrijwel alle groepen (ik moet de OD uit de aard der zaak uitzonderen) bijzondere hoogachting en vertrouwen geniet.’ Hij bepleitte de vorming van een commissie aan welke van Londen uit opdracht gegeven zou worden, een ‘Raad van Advies’ der illegaliteit op te richten; hij zag die commissie graag bestaan uit vijf personen: Bosch (voorzitter), van Randwijk, prof. Rutgers (het was nog onbekend dat deze twee maanden tevoren bij zijn poging om naar Engeland over te steken in Duitse handen was gevallen), Frans Goedhart (de oprichter van Het Parool) en prof. mr. J. H. W. Verzijl (als hoogleraar te Utrecht ontslagen, medewerker van Vrij Nederland)', ‘deze samenstelling’, schreef van Heuven Goedhart, ‘waarborgt dat alle groepen

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

in redelijkheid zullen worden vertegenwoordigd’, d.w.z. uitgenodigd zouden worden, tot de ‘Raad van Advies’ toe te treden; voor die Raad zag hij vooral ook een taak bij het samenstellen van een tijdelijk parlement (‘een groot deel des volks . . . is in meerderheid . . . stellig van oordeel dat wij niet ‘terug naar 1940’ moeten’).

Het voorstel van van Heuven Goedhart, van Londen uit door middel van de vorming van een commissie van v ijf de coördinatie der illegaliteit te versnellen, sprak zowel de koningin als Gerbrandy aan. Geen van beiden wist op dat moment waartoe de opdracht had geleid die in het telegram van 8 juni was neergelegd. Dat Bosch van Rosenthal voorzitter zou worden van de commissie (en wellicht dus ook van de te vormen Raad van Advies) viel bij de koningin evenwel niet in goede aarde. Voor een bespreking met Gerbrandy op de ochtend van 1 juli noteerde zij: ‘Rapport Blake' (van Heuven Goedhart had voor zijn contact met de Engelse geheime dienst die hem in Spanje had moeten opvangen, de naam 'Blake' gekregen) ‘geeft m.a.w. situatie B.S. precies gelijk wij deze kennen. Blake [en] B.S. uit zelfde stad’ (Utrecht) ‘kan onderonsje zijn. Gezien uiteenlopend oordeel over B.S. zoude ik hem liever niet van hieruit als voorzitter aanwijzen. In ieder geval niet als voorzitter te vormen R van Advies. Hij moet naar zijn oude functie terug, in deze kwaliteit’ (commissaris der koningin) ‘m.i. ongewenst als voorzitter.’1

Bij die bespreking op I juli bracht Gerbrandy een door van Heuven Goedhart opgestelde concept-boodschap mee waarin de samenstelling van de commissie van v ijf en haar taak werden aangegeven; o f in dit

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 144-153)