• No results found

Dolle Dinsdag

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 188-193)

Wat merkte de bevolking in bezet gebied op dinsdag 5 september1 van maatregelen van de bezetter? Niet zo veel, maar dat weinige was niet geheel zonder betekenis. Daags tevoren had Seyss-lnquart met onmid­ dellijke ingang de Ausnahmezustand (zoals wij al eerder schreven: een Duitse ‘staat van beleg’) afgekondigd. Twee bekendmakingen waren verschenen, een van Seyss-lnquart, een van Rauter; vermoedelijk waren de teksten maandagavond uitgezonden door de draadomroep (Radio Hilversum zond ze niet door de aether), hetgeen betekende dat diegenen die aangesloten waren op de plaatselijke centrales van die omroep (in het gehele land bedroeg het aantal aansluitingen vermoedelijk ca. 300000), van de bekendmakingen op de hoogte konden zijn; meer algemene bekendheid verkregen deze echter pas op dinsdag toen de teksten in de dagbladen verschenen.

De Ausnahmezustand berustte op een verordening welke Seyss-lnquart in mei '44 had uitgevaardigd. Krachtens die verordening stelde de Reichs­

kommissar zich ietwat op de achtergrond. Hij had het vertrouwen niet

opgegeven dat het Derde Rijk zich zou kunnen handhaven, hoopte in mei '44 dat de grote Geallieerde invasie zou worden afgeslagen, was er niet afkerig van, nadien zijn politieke taak in Nederland te hervatten, en wenste dan persoonlijk niet belast te zijn met de herinnering aan de ongetwijfeld harde maatregelen die tijdens de Ausnahmezustand zouden zijn genomen. Tijdens die toestand zou Generalkommissar Wimmer naar voren treden als zijn algemene plaatsvervanger, Rauter als zijn plaatsver­ vanger in alle politionele aangelegenheden (binnenskamers was voorts bepaald dat de provinciale Beaujtragten des Reichskommissars alle

benoe-1 Het begrip ‘Dolle Dinsdag’ is, voorzover bekend, het eerst gebruikt in het nummer van 15 september 1944 van D e G il, het in schijn soms anti-Duitse tijdschrift (het was er in werkelijkheid op gericht, in de publieke opinie in bezet gebied zoveel mogelijk verwarring te stichten) dat de Abteilung Aktivpropaganda van het Reichskommissariat van begin maart '44 af deed verschijnen. Er werden in september van De G il per nummer nog tienduizenden exemplaren verkocht. Uiteraard is het mogelijk dat men vóór 15 september al in particuliere kringen, terugziende op wat die 5de september was gebeurd, van 'Dolle Dinsdag’ heeft gesproken; het was een perfecte aanduiding.

‘a u s n a h m e z u s t a n d’

mingsbevoegdheden van de commissarissen der provincies zouden over­ nemen). In de verordening van mei '44 was al aangekondigd dat wie tijdens de Ausnahmezustand verzet pleegde, in beginsel zijn leven ver­ beurde (slechts in bijzondere gevallen zouden zware gevangenisstraffen worden opgelegd); dat hoorde en las men nu ook in Seyss-Inquarts bekendmaking over de ‘uitzonderingstoestand’ :

‘D e bevolking moet orde en rust bewaren . . . Het vluchten, ook uit door strijd bedreigde gebieden, is verboden. Alle bevelen van militaire instanties en van civiele bureaus der bezettende macht moeten zeer nauwkeurig worden opge­ volgd.

. . . Elk verzet tegen de bezettende macht wordt overeenkomstig de aan de troepen gegeven bevelen onmiddellijk en op energieke w ijze met geweld van wapenen gebroken. Elke poging zich met de vijand in te laten o f de kracht van het Grootduitse Rijk en zijn bondgenoten te benadelen o f de uitvoering van een militaire opdracht te verhinderen, ieder verzet, iedere verstoring van de openbare orde, iedere benadeling van het arbeidsproces en ieder optreden dat de voorzie­ ning in gevaar brengt, w ordt gestraft met de dood o f zware vrijheidsstraffen.’

Rauters bekendmaking hield in dat op ‘samenscholingen van allerlei aard, in het bijzonder die welke een demonstratief karakter dragen, waarbij meer dan vijf personen bij elkaar staan’, onmiddellijk het vuur zou worden geopend door de Wehrmacht, de Waffen-SS o f de Ordnungs­

polizei, en dat het uitgaansverbod ’s avonds om acht uur zou ingaan in

plaats van om tien uur; dat verbod zou tot vier uur ’s morgens duren en wie zich in die tijd op straat bevond en ‘niet direct op de eerste aanroep’ zou blijven staan, zou onmiddellijk beschoten worden door Wehrmacht,

Waffen-SS o f Ordnungspolizei.

Dreigende taal! Uit dat alles was evenwel op die dinsdag slechts één voorschrift van onmiddellijke en algemene betekenis: men moest ’s avonds om acht uur binnenshuis zijn. Die bepaling maakte de activiteit der illegale groepen extra moeilijk.

Terwijl de afkondiging van de Ausnahmezustand er op leek te wijzen dat de bezetter voornemens was zich zo lang mogelijk te handhaven, deden andere verschijnselen eerder vermoeden dat hij bezig was, al zijn krachten terug te trekken o f dat dat terugtrekken zich spoedig zou voordoen. Door

D O L L E D I N S D A G

Limburg, Noord-Brabant en Gelderland hield op Dolle Dinsdag de vlucht van uit Frankrijk en België afkomstige onderdelen van de Wehr­

macht aan, soms gemengd met onderdelen van andere Duitse en ook van

‘foute’ Nederlandse formaties. Bij Deventer zag men die dinsdag ‘een hele file’ passeren:

‘Kanonnen, fouragewagens, vrachtauto’s, uitpuilend van M offen. In uniform en in burger. Soldaten, officieren, Todt-kevels, Parteigenossen. Z e kijken met verbeten tronies. Daar, een stelletje met N SB -p akjes aan, landwachters, auto na auto. Dan een nieuwe afdeling, paarden en wagens, boerenkarren, huifkarren, platte wagens . . . W at een armzalig zoodje.’ 1

Wie in de buurt woonde van Duitse bureaus, nam daar tekenen van een nerveuze activiteit waar. Die waren het duidelijkst merkbaar bij de

Aussenstellen en Aussenposten van de Sicherheitspolizei und SD. In allerijl

werden er grote hoeveelheden stukken vernietigd (men zag de schoor­ stenen roken). Ook het Judenreferat, IV B 4, in Velp verbrandde al zijn dossiers, en met eenzelfde vernietiging van stukken werd die dag ook in Rotterdam, Den Haag en Amsterdam begonnen. Uiteraard betekende zulks dat de ‘SD ’ een groot deel van zijn eigen gegevens over de illegaliteit vernietigde. Schöngarth, de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und

des SD, meende dat dat niet bezwaarlijk was — zorgvuldig opsporingswerk

achtte hij voortaan overbodig; hij hief in feite de gehele Sicherheitsdienst op en gaf bevel, de functionarissen die onder deze afdeling van zijn staf ressorteerden, Abteilung III, allen in te delen bij de ‘executieve’ afdeling,

Abteilung IV. Voorts gelastte hij de volledige ontruiming en afbraak van

het Judendurchgangslager Westerbork, de barakken moesten naar het Frau-

enkonzentrationslager Ravensbrück overgebracht worden. Lagerkommandant

Gemmeker wees er op dat een volledige ontruiming niet onmiddellijk kon worden uitgevoerd aangezien hij krachten nodig had om de barakken af te breken; hij mocht er in eerste instantie driehonderd houden (en breidde dat uit tot de ca. vijfhonderd Joden die in Westerbork nog aanwezig waren na het vertrek van de laatste twee deportatietreinen naar Theresienstadt en Auschwitz) — wèl gaf hij opdracht de volledige kamp­ administratie te vernietigen (enkele stukken van de Joodse Lagerleitung en kopieën van de deportatielijsten welke die Lagerleitung clandestien had laten vervaardigen, bleven bewaard) en ter intimidatie liet hij vier Joden

1 C. B. Struppert: Onrust over de Worp. Belevenissen van de bewoners van de Linker- IJsseloever gedurende de bange jaren ig ^ o -tg ^ s (1945), p. 20-21.

V E R W A R R I N G B I J D E D U I T S E R S

die bij een poging om uit het kamp te vluchten waren gegrepen, voor een vuurpeloton zetten. Een van de vier overleefde de executie maar werd daags daarna op last van Gemmeker alsnog doodgeschoten.

Ook in Amsterdam heerste een zekere mate van verwarring binnen het Duitse apparaat, vooral ook bij de Duitse roofbank Lippmann- Rosenthal in de Sarphatistraat. Daar riep de feitelijke beheerder, de Duitser O. Witscher1, zijn afdelingschefs bijeen, zei hun dat hij er met veel moeite in was geslaagd Seyss-Inquarts Beaujtragter voor Amsterdam telefonisch te bereiken en dat deze zijn voorstel had goedgekeurd, een groot deel van de bankadministratie onmiddellijk te vernietigen. Wit­ scher was, aldus een van de afdelingschefs, K. V. K. Mulisch (deze nam in de hongerwinter Witschers plaats in), ‘ überaus erregt [und] sprach Selbst-

mordabsichten aus, sodass alle Anwesenden sich Mühe gaben, ihn einigermassen zu beruhigen’ ; toen het er in de middag ‘ tatsdchlich danach aussah, alsob die Besetzung Amsterdams' (d.w.z. de bevrijding) ‘ nurnoch eineFrage von Stunden sei’ (wij citeren nog steeds Mulisch), vertrok Witscher per trein naar

Duitsland2; alle stukken inzake de benoeming van Treuhander voor Jo od ­ se ondernemingen had hij persoonlijk in de ketels van de centrale verwarming gestopt, zo ook alle richtlijnen voor het te voeren beleid.

Wij hebben geen overzicht van wat zich aan Duitse kant elders in Amsterdam en in andere steden des lands aan overeenkomstige verschijn­ selen heeft voorgedaan3 maar het ligt voor de hand te veronderstellen dat de verwarring daar het grootst was waar men de chaotische terugtocht van Duitse militairen uit Frankrijk en België had kunnen gadeslaan, anders gezegd: in het zuiden des lands. Gelijk al aan het slot van hoofd­ stuk 2 vermeld, was hier met name de Lujtwaffe al op maandag 4 septem­ ber begonnen de vliegvelden te ontruimen; die ontruiming werd op dinsdag voortgezet waarbij men zich veelal de tijd niet gunde om de resterende voorraden (veel was op maandag de lucht ingegaan) te ver­ nietigen. De vroegere Abwehr-ofiia.tr Giskes die met enkele medewer­ kers van zijn Frontaujklarungskommando 307 Brussel had verlaten, trof op

1 Formeel was de Duitse bankier A. Flesche beheerder (Treuhander), maar deze wilde met het bedrijf aan de Sarphatistraat niets te maken hebben. 2 Brief, 1 maart 1945, van K. V. K. Mulisch aan A. Bühler (Doc II-418, a-i). 3 Vermelding verdient nog dat een Sachbearbeiter van Abteilung IV, H. K. O. Haubrock, die dag naar Warmond trok om er mr. E. E. Menten, in '43 gearresteerd als een van de leden van het Nationaal Comité, later vrijgelaten, om een schuilplaats te vragen (Haubrock had Mentens zaak behandeld en zich naar verhouding steeds ‘fatsoenlijk’ gedragen). In den lande deden zich voorts gevallen voor waarbij Duitse militairen Nederlandse burgers om een schuilplaats verzochten.

D O L L E D I N S D A G

het vliegveld Gilze-Rijen nog ‘bergen van munitie’ aan ‘naast het schiet- vaardige afweergeschut’ en ‘de gevulde magazijnen en benzine-opberg- plaatsen lagen onbewaakt.’1 In Eindhoven en Nijmegen (op Zuid-Lim- burg komen wij nog terug) was de paniek aan Duitse kant het grootst; uit Eindhoven trok de ‘SD ’ weg, uit Eindhoven en uit Nijmegen de

Ordnungspolizei; mèt de haastig vertrekkende Duitsers sloegen ook de

‘foute’ Nederlandse functionarissen op de vlucht die het meeste contact met die Duitse instanties hadden onderhouden.

Het spreekt vanzelf dat een ieder die op Dolle Dinsdag al die geüni­ formeerde Duitsers en ‘foute’ Nederlanders koffers naar diverse trans­ portmiddelen zag dragen (de gemeenten Amsterdam en Den Haag ver­ loren die dag al hun autobussen en daarnaast werden ook vrachtauto’s gevorderd2) en die deze vehikels zag wegrijden, dat gebeuren als aan­ kondiging beschouwde van de spoedige komst der bevrijders. Te beden­ ken valt daarbij dat men verschijnselen die in hetzelfde vlak lagen, al enkele dagen eerder had kunnen gadeslaan toen begonnen was met de evacuatie van Rijksduitse burgers, en dat op Dolle Dinsdag zelf het vertrouwen in die spoedige komst der Geallieerden praktisch in het gehele land een machtige impuls kreeg toen men na en met die Rijks­ duitsers ook talrijke N S B ’ers haastig zag wegtrekken.

Wat die Rijksduitsers betreft: er waren er in de zomer van '44 in bezet Nederland ca. vijf-en-dertigduizend, vrouwen en kinderen meegeteld en ook de z.g. Bombenweiber: vrouwen uit Duitsland die met het oog op Geallieerde bombardementen van Duitse steden in de laatste maanden van '43 en de eerste van '44 op last van het Reichskommissariat, samen met hun kinderen, in Gelderland en Limburg waren gehuisvest, in totaal wellicht ruim tienduizend personen. Na D-Day had het Reichskommissariat opdracht gegeven dat de gezinnen van Rijksduitsers die in het westen des lands werkzaam waren, naar het oosten zouden verhuizen. Hoeveel verhuizingen toen plaatsvonden, weten wij niet; wij nemen aan dat niet zo velen aan die opdracht gevolg gaven en dat diegenen die dat wèl deden, in veel gevallen naar familie in Duitsland doorreisden. Hoe dat zij, in de laatste dagen van augustus gaf het Reichskommissariat een alge­ mener opdracht: alle Rijksduitsers wier verdere aanwezigheid niet nood­ zakelijk was, moesten naar Duitsland vertrekken. De Nederlandse Spoor­ wegen stelden hiervoor extra treinen ter beschikking; de eerste van die

1 H. J. Giskes: Abwehr I I I F. D e Duitse contraspionage in Nederland (1949), p. 270. 2 Hier en daar in het westen des lands ook paarden en wagens alsmede binnenvaart­ schepen.

E V A C U A T I E V A N R I J K S D U I T S E R S

treinen vertrokken op zondag 3 september (toen verliet ook Frau Seyss- lnquart met haar kinderen Den Haag); meer treinen volgden op maandag; op maandagavond evenwel werd het vervoersprobleem aanzienlijk ge­ compliceerder, doordat Mussert toen besloot dat vrouwen en kinderen van N S B ’ers en mannelijke N S B ’ers voorzover zij niet voor de militaire dienst geschikt waren, ook geëvacueerd zouden worden.

In dat verband dienen wij eerst op de positie van de N SB in te gaan — een thema waarvan wij in hoofdstuk 2, toen wij een overzicht gaven van bezet gebied in de zomer van '44, aankondigden dat wij het in dit hoofdstuk zouden behandelen.

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 188-193)