• No results found

Prins Bernhard Bevelhebber der Nederlandse Strijdkrachten

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 176-188)

Zoals wij in ons vorige deel in den brede hebben geschetst, was het van een vroeg stadium af de wens van koningin Wilhelmina dat prins Bernhard als opperbevelhebber van land- en zeemacht naar Nederland zou terugkeren; als zodanig zou hij daar ook belast zijn met de hoogste uitoefening van het militair gezag. Uiteraard zou dat een lid van de koninklijke familie in een bij uitstek kwetsbare positie brengen, maar de koningin achtte dat geen onoverkomelijk bezwaar; zij vertrouwde ken­ nelijk dat de prins in voldoende mate naar haar zou luisteren. Trouwens, zij wilde niet anders dan dat in de eerste tijd na de bevrijding van haar persoonlijk op een nog veel breder terrein de beslissende impulsen zouden uitgaan — was de prins eenmaal opperbevelhebber van land- en zeemacht, dan zou, bij handhaving overigens van de ministeriële verant­ woordelijkheid, haar directe persoonlijke invloed groter zijn dan wanneer een willekeurige generaal (zij had het op generaals niet zo begrepen) als opperbevelhebber van land- en zeemacht zou optreden.

De eventuele benoeming van de prins in de door de koningin gewen­ ste functie werd eind '43 goedgekeurd door de Commissie-Terugkeer (d.w.z. door de ministers Gerbrandy, van Angeren, Burger, Kerstens en van Lidth) alsook door Albarda (hij werd als enige der overige ministers om zijn mening gevraagd) en enkele maanden later werd door de Com- missie-Terugkeer in beginsel vastgesteld dat de prins, die inmiddels bevorderd was tot luitenant-generaal en vice-admiraal, twee chefs-staf onder zich zou krijgen: kolonel de Bruyne voor het militaire, kolonel Kruis voor het civiele ressort. Begin april '44 evenwel moest men, gelijk reeds vermeld, door de gehele opzet een streep halen: Eisenhower wenste niet dat de prins ‘functioneel’ werd ingeschakeld en zag graag dat hij Chiej

Liaison Officer bleef. Dat betekende niet dat koningin en prins afstand

deden van het denkbeeld dat de prins opperbevelhebber zou worden, maar alleen dat zij de verwezenlijking daarvan noodgedwongen

uitstel-E uitstel-E N I N I T I A T I uitstel-E F V A N D uitstel-E K O N I N G I N

den: tot in de ‘tweede fase’ ; dan zou de Nederlandse regering immers weer volledig baas zijn in eigen huis. Voorshands geschiedde na Eisen­ howers veto niet méér dan dat in juni een instructie werd opgesteld voor een ‘bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten’ en dat in juli aan de koningin werd voorgesteld, kolonel de Bruyne als zodanig te benoemen; nog voordat zij op dat voorstel had kunnen reageren, deed de Bruyne weten dat hij voor de hem aangeboden functie niet in aanmerking wenste te komen. Het bevelhebberschap bleef dus vacant; wel werd bij konink­ lijk besluit bepaald dat met ingang van een nader te bepalen datum luitenant-kolonel P. L. G. Doorman, in '40 adjunct-militair attaché te Brussel, benoemd zou worden tot chef-staf van de bevelhebber der Nederlandse strijdkrachten en tot waarnemend bevelhebber. Dat besluit droeg de datum van 22 augustus '44. De tijd ging dringen.

Eisenhowers veto had de prins pijnlijk getroffen. Wat hem vooral dwars zat (en jegens vertrouwde relaties als Bedell Smith en de aan Eisenhowers staf verbonden ex-ambassadeur Anthony Drexel Biddle Jr.1 zweeg hij daar niet over), was dat hij in wat kennelijk een van de belangrijkste perioden zou worden in de gehele geschiedenis van N e­ derland, zou zijn afgescheept met een onbeduidende functie; wij veron­ derstellen dat zulks de koningin even dwars zat als hem. Op 26 o f 27 augustus nu kwam haar een krantenbericht onder ogen waarin sprake was van de Forces Francais es de l ’Intérieur en hun (in Londen geposteerde) bevelhebber, generaal Koenig. ‘Op hetzelfde ogenblik’, zo schreef zij later in Eenzaam maar niet alleen, ‘begreep ik dat iets dergelijks voor onze binnenlandse strijdkrachten tot stand moest komen’2: eenwording onder een bevelhebber, onder prins Bernhard. Telefonisch polste zij vervolgens eerst Gerbrandy die zich positief uitliet maar haar naar van Lidth, de minister van oorlog, verwees, en daarna de prins die enthousiast reageer­ de. Voor de koningin was de eventuele benoeming van de prins mede van belang omdat er de latere benoeming tot opperbevelhebber als het ware logisch uit zou voortvloeien.3

1 Drexel Biddle had begin '44 ontslag genomen uit de diplomatieke dienst; hij was nadien lid geworden van de staf van Eisenhowers politieke adviseur William Phillips. 2 Koningin Wilhelmina: Eenzaam maar niet alleen (1959), p. 363. 3 In Eenzaam maar niet alleen (pag. 363-64) schreef koningin Wilhelmina dat de leden van de Forces Fratifaises de l ’Intérieur ‘bij hun inlijving bij de Geallieerde legers de status van combattanten (kregen)’, en vervolgens, na melding te hebben gemaakt van prins Bemhards benoeming: ‘onze jongens zouden nu niet meer door de Duitsers als francs-tireurs mogen worden neergeschoten. N u was de vijand verplicht ze als krijgs­

gevangenen te behandelen indien zij in zijn handen vielen.’ Het is heel wel mogelijk dat de koningin dit alles heeft overwogen, maar men vindt dit motief in de in die

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

Op 28 augustus zocht prins Bernhard van Lidth op aan wie hij de volgende ‘blocnoot’ van de koningin overhandigde:

‘ D e g o e d e lo o p der g eb eu rten issen b etreffen d e d e Maquis en d e F F I o nd er gen eraal K o e n ig en d e v o ld o e n in g w e lk e deze re g elin g schenkt aan de Franse b e v o lk in g , h eeft m ij er reken sch ap van d o e n g e v e n dat onze re g e lin g v an d itze lfd e p ro b leem terzijn ertijd aan o n z e b e v o lk in g n iet d e z elfd e v o ld o e n in g kan geven . E r bestaan n o g tev eel le e m te n daarin. Ik stel er daaro m prijs op dat m ijn sch o o n zo o n thans reeds, in afw a c h tin g van zijn b e n o e m in g tot o p p erb ev elh eb b er van la n d -, z e e - en luchtm acht, b e n o e m d w o rd t tot b ev e lh e b b e r d er N e d . strijd­ krachten o n d e r E isen h o w er. D it zo u d e dus b eteken en dat hij bij deze fu n ctie teven s het b e v e l zo u d e v o e re n o v e r d e scharen van het verzet in N ed erla n d . Ik stel m ij v o o r dat dit in ru im ere k rin g v o ld o e n in g zal g e v e n en teven s alle m in o f m eer o p z ic h z e lf staande een h e d e n in één verb an d sam en bren gen . Ik heb dit d en k b eeld aan m ijn sc h o o n zo o n v o o rg e le g d en hem gevraagd o f hij daartoe even tu eel bereid zo u d e zijn — to t m ijn v o ld o e n in g w as d it w e l het g ev al. Intussen heeft hij m ijn aandacht er o p g e v estig d dat m ijn plan alleen te v e rw e z e n lijk e n is m its en k ele regelin g en getro ffe n w o rd e n , w e lk e ik hem verzo ch t m et u te bespreken en te o verleg g en . Ik kan m ij v eren ig en m et d e punten d ie hij mij v o o rle g d e . D at alsn o g een re g e lin g getro ffen w o rd t, zoals ik m ij d ie v o o rstel, acht ik bepaald een nationaal belang.

M ijn sch o o n zo o n zal o n v e rw ijld h ie ro v e r contact m et u o pnem en.

W.

Ik zie nu v o lk o m e n d u id e lijk dat een b en o e m in g van hem tot o p p e rb e v elh eb ­ b er na d e b e v rijd in g v o o r het g e v o e l van d e m en sen zal zijn als m o sterd na de m aaltijd ! Ik h o o p dat u m ij d eze k o rte in le id in g van dit b ela n grijk e o n d erw erp ten g o ed e zult h o u den , het is m ij n iet m o g e lijk per blo cn o te de g e h ele zaak uiteen te zetten, w a a ro v e r ik rijp elijk heb nagedacht en daarna u itv o e rig m et m ijn sch o o n zo o n heb b esp roken ; hij kan u tot in b ijzo n d erh ed en alles ervan vertellen . W .M

Van Lidth meende, en zei dit ook tegen de prins, dat de koningin ‘groot gelijk’ had met haar opmerking dat een benoeming van de prins

dagen opgemaakte stukken nergens vermeld. Wat de koningin als een Duitse ver­ plichting zag, zou trouwens slechts geldigheid hebben in die gevallen waarin leden van de Binnenlandse Strijdkrachten in duidelijke formaties en met eigen onderschei­ dingstekenen zouden opereren, maar zulk een wijze van optreden zou voor hen slechts zijn weggelegd als de Geallieerde strijdkrachten vlak in de buurt waren.

1 Van Lidth nam de tekst van deze ‘blocnoot’ op 3 september '44 in zijn ‘Dagboek’ op.

V A N L I D T H H E E F T R E S E R V E S

tot opperbevelhebber na de bevrijding (‘in de ‘tweede fase’ schreef hij) de bevolking ‘als mosterd na de maaltijd’ zou treffen. Welke ‘regelingen’ de prins nog ter sprake bracht, weten wij niet.' Van Lidth schreef terzake in zijn ‘Dagboek’ slechts het volgende:

‘ Inderdaad, het is aantrekkelijk voor het prestige van het Kon. Huis indien de prins zich aan het hoofd zou stellen van de verzetsgroepen. Bovendien zou dit het voordeel hebben dat [de] O D , die van deze verzetsgroepen deel zou uitmaken, dan ook niet meer eigenmachtig zou optreden. En tenslotte zou een ‘actie tot bevrijding, uitgaande van eigen organisaties’, evenals in Frankrijk, een uitsteken­ de indruk maken. Ik heb de prins gezegd, dat hij m.i. niet aan het aanvaarden van deze functie mocht denken, tenzij

a) de Geallieerden bereid zouden worden bevonden op ruime schaal tijdig de nodige wapenen ter beschikking van de verzetsgroepen te stellen en

b) dat de Geallieerden zouden zorgen dat tijdig de nodige troepen zouden aanwezig zijn om de verzetsactie dadelijk te kunnen opvangen. Indien deze steun niet aanwezig is (zie Warschau), dan eindigt het avontuur stellig in een bloedbad en zal de prins daarvan w einig plezier beleven!

Hij is dat volkom en met mij eens en ik raad hem, een der S h a e f-lie d e n die hij kent, een zekere generaal Smith, daarover te raadplegen. Ik ge lo o f nauwelijks dat S h a e f met het plan zal instemmen na de kategorische verklaring . . . dat zij de prins niet in een functional’ maar in een 'honorary' - functie wensen. Als ik het maar zo kan arrangeren dat . . . de prins uitsluitend w ordt aangewezen als leider van de maquis, zoals Koenig in Frankrijk. Zal daarop nog nader terugkomen.’2

Men ziet: van Lidth wilde niet verder gaan dan de prins ‘leider van de maquis' te maken, hetgeen iets anders was dan ‘bevelhebber der Ned. strijdkrachten onder Eisenhower’, gelijk de koningin had voorgesteld. In eerste instantie hield de prins ook zelf die beperking in het oog. Hij zocht Bedell Smith op en dat bezoek leidde er toe dat deze na overleg met Eisenhower de prins d.d. 31 augustus een brief zond3 waarin o.m. dit stond:

'N o w that the area o f active operations is beginning to move towards the frontiers o f Holland, the Suprem e Commander has decided that the time has come to regard the members o f the resistance movement in H olland as the ‘Netherlands Forces o f the Interior’, Lieutenant-G eneral H R H Prince Bernhard has been nominated by the Netherlands Governm ent to command the Netherlands Forces o f the Interior under the command o f G eneral Eisenhower. These measures w ill take effect forth w ith ’

-' In december -'79 herinnerde de prins zich dat niet meer. 2 Van Lidth: ‘ Dagboek’, 28 aug. 1944. 3 Exemplaar in (RvO) map ‘Stukken prins Bernhard als B N S'.

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

in werkelijkheid was er op die 31ste augustus nog geen sprake van dat

'the Netherlands Government' tot de bedoelde benoeming was overgegaan.

Toen de prins die dag van Lidth telefonisch verwittigde dat (zo noteerde deze) ‘zijn plannetje om ‘roverhoofdman’ te spelen, d.i. vertaald: com­ mandant van de verzetsgroepen in Nederland te worden, bij de Gealli­ eerde autoriteiten (welke?) in zeer goede aarde (was) gevallen’ (‘hij heeft grote haast en wil dit dezer dagen publiceren!’), was van Lidths reactie: ‘Ik voorzie nog vele moeilijkheden.’1

Konden die zich niet ook in bezet gebied voordoen?

Diezelfde 31ste augustus begaf de prins zich naar het Bureau Inlich­ tingen alwaar ten dele door Somer en van Houten, ten dele door de prins het volgende, voor de Raad van Verzet bestemde telegram werd opge­ steld2:

‘In opdracht van regering het volgende. Er wordt overwogen de actieve Nederlandse verzetsgroepen bij eventuele krijgsverrichtingen in Neder­ land officieel te erkennen als binnenlandse militaire strijdkrachten.’ De prins voegde hier toe: ‘Op Geallieerd initiatief en met volledige instem­ ming van H M en betrokken ministers zal prins Bernhard, door HM en Eisenhower aangewezen, vanuit het hoofdkwartier leiding hebben te geven aan deze strijdkrachten’ (van ‘Geallieerd initiatief’ was geen sprake en de ‘volledige instemming der betrokken ministers’ was op die dag nog niet verkregen). De tekst vervolgde: ‘Teneinde erkenning mogelijk te maken, moet door actieve verzetsgroepen Nederland de absolute verzekering worden gegeven dat deze eenhoofdige leiding zonder enige reserve wordt aanvaard . . . Wilt u spoedigst met OD en knokploegen LO ’ (hier voegde de prins toe: ‘en andere hiervoor in aanmerking komende organisaties’) ‘overleg plegen . . . Snel antwoord waaruit blijkt dat gezamenlijke actie kan worden gevoerd en overeenstemming is verkregen, wordt verwacht.’ Hier voegde de prins toe: ‘Indien overleg lang duurt kunnen wij beginnen op bevestigend antwoord van u zelf. Overeenkomstige mededeling aan OD . . . Om practische redenen ge­ schiede uitdeling wapenen en munitie door bemiddeling van R W .’

Zonder dat, voorzover bekend, een der ministers in deze tekst was gekend, deed het BBO nog op diezelfde 31ste augustus dit telegram toekomen aan Mulholland, die zijn verbindingsagent met Jan Thijssen was geworden. BI zond eenzelfde telegram via de marconist van de groep-‘Albrecht’ naar de chef-staf van de OD. Vermoedelijk ontving Six

1 Van Lidth: ‘Dagboek’, 31 aug. 1944. 2 Exemplaar in Collectie-Ch. H. J. F. van Houten, map ‘BS-tijd’.

T E L E G R A M M E N N A A R B E Z E T G E B I E D

de voor hem bestemde tekst pas vele dagen later — inmiddels had in elk geval Thijssen, zonder overleg te plegen met de OD, de Knokploegen o f de LO (het Centraal Bureau van de LO bleef zelfs geheel onkundig van het bestaan van het telegram), laat staan met ‘andere hiervoor in aanmerking komende organisaties’, ja zelfs zonder overleg te plegen met zijn medeleden van de Raad van Verzet, op maandag 4 september het volgende telegram aan Londen gezonden1: ‘De ondergrondse strijders begroeten met vreugde in ZKH prins Bernhard hun opperbevelhebber. Zij wachten met ongeduld op zijn bevelen en hopen weldra onder zijn leiding met ontplooide vaandels de laatste vijand van de Nederlandse bodem te verdrijven’ — een tekst die niet bepaald getuigde van inzicht hoe weinig door bewapende illegale werkers tegen de Wehrmacht onder­ nomen kon worden.

In Londen vernam van Lidth pas op 1 september van het telegram dat de vorige dag was opgesteld. ‘Met Gerbrandy bij prins Bernhard’, schreef hij ’s avonds in zijn dagboek. ‘Hij’ (d.w.z. de prins) ‘is druk (te druk) in de weer met zijn plannetje. Heeft BI en BBO daarin gekend en ontwerp- tel. opgesteld voor OD en R W ’ (kennelijk had de prins niet gezegd dat het telegram al naar beide organisaties was verzonden). ‘Ik zou een aansluitend telegram aan de ‘coördinatie-groep’ zenden’2 — BI droeg daar op 1 september zorg voor; de tekst bereikte de Contact-Commissie der illegaliteit pas op de 4de. Die tekst werd nu overigens wel aan van Lidth voorgelegd, zo ook aan Gerbrandy die er van Heuven Goedhart bij haalde; deze laatste voelde er alles voor, de semi-militaire verzetsorga­ nisaties onder de prins te plaatsen.

Met dat al reageerden van Lidth en Gerbrandy wel heel traag. Op 28 augustus had van Lidth de ‘blocnoot’ van de koningin ontvangen (zij had gelijk weergegeven, terzake tevoren al enig telefonisch overleg gepleegd met Gerbrandy), op 29 augustus was er vergadering van de ministerraad — geen woord werd er gezegd over het voorstel van de koningin. Op vrijdag 1 september had van Lidth zijn standpunt nog niet bepaald, evenmin op zaterdag de 2de. Pas zondagmorgen (de Geallieerden nader­ den de Belgische grens) kwam hij er aan toe, een antwoord op te stellen op de ‘blocnoot’ van de vorstin3; daarbij had hij ook een ontwerp- instructie voor de prins voor zich liggen, die ontvangen was van Bedell Smith.

Van Lidth ging met het denkbeeld, de prins tot bevelhebber der

1 Enq., dl. VII b, p. 35. 2 Van Lidth: ‘ Dagboek’, 1 sept. 1944. 3 Tekst van zijn nota: a.v., 3 sept. 1944.

L O N D E N , Z O M E R ' 4 4

Nederlandse strijdkrachten te benoemen en hem in die functie de leiding te geven van het semi-militair verzet, accoord. ‘Na overleg’, schreef hij, ‘met de ministers Gerbrandy en van Heuven Goedhart werden een tweetal telegrammen naar Nederland verzonden’ (het eerste van die twee telegrammen was verzonden voor zodanig overleg, maar dat wist van Lidth niet). ‘Inderdaad’, vervolgde hij, ‘heeft medewerking van eigen bevolking aan de bevrijding onder leiding van prins Bernhard onschat­ bare psychologische waarde . . . maar ook wordt daarmede bereikt dat de verzetsgroepen en met name [de] OD niet op eigen gezag gaat handelen.’ Van Lidth herhaalde vervolgens de twee voorwaarden die hij op de 28ste al mondeling aan de prins had kenbaar gemaakt (de Geallieerden moesten de verzetsgroepen voldoende wapens geven en de Geallieerde strijdkrachten moesten tijdig ter plaatse zijn), en voegde er een derde voorwaarde aan toe: ‘dat generlei actie zal worden ondernomen zonder uitdrukkelijke instructies van de Geallieerde opperbevelhebber ... Ik heb ook dit punt met prins Bernhard besproken die geheel dezelfde mening is toegedaan . .. Het feit dat vooral in de grote steden communisten aan de verzetstroepen deelnemen (die tot de meest felle strijders behoren) en die wellicht in grote getale gewapend zullen worden, acht ik niet zonder gevaar, doch dit zal aanvaard moeten worden.’

Hij had, schreef hij verder, de ontwerp-instructie voor prins Bernhard gezien; daarin stond o.m. ‘dat het tijdstip voor publikatie door de opper­ bevelhebber’ (generaal Eisenhower) ‘zal worden bepaald, na aanbeveling van ZICH.’ Welnu, tot die publikatie kon pas worden overgegaan wan­ neer, aldus van Lidth,

‘ 1. de bovenbedoelde ontwerp-instructie een definitieve vorm zal hebben aangenomen; 2. het antwoord op de naar Nederland gezonden telegrammen zal zijn ontvangen; 3. het kabinet zal zijn ingelicht over de getroffen regelingen . . . Intussen is het ontwerp-besluit tot benoeming van ZKH tot bevelhebber Ned. strijdkrachten in gereedheid gebracht en hoop ik u dit heden aan te bieden’ — met ‘heden’ bedoelde van Lidth maandag 4 september, de dag waarop zijn nota zou worden getypt.

Nauwelijks had hij deze nota in manuscript geschreven o f hij werd opgebeld door Drexel Biddle die hem zei, van generaal Bedell Smith (deze bevond zich nu in Normandië waar Eisenhowers hoofdkwartier van 1 september af in vol bedrijf was) telefonisch vernomen te hebben dat men de tekst van Eisenhowers ontwerp-instructie voor prins Bernhard (de prins had bij Bedell Smith op spoed aangedrongen) als definitief kon beschouwen. Daarmee viel de eerste van de door van Lidth met het oog op een publikatie gestelde voorwaarden weg; twee bleven er over: de

O N G E D U L D V A N K O N I N G I N E N P R I N S

ontvangst van de antwoord-telegrammen van o f namens de Nederlandse illegaliteit en het inlichten van het gehele kabinet. Dat laatste kon desnoods de volgende dag gebeuren, 4 september, maar ook op de 5de, een dinsdag — de vaste wekelijkse vergadering van de ministerraad vond steeds op een dinsdag plaats.

Twee waren er die, gehoord de berichten over de voortgang der Geallieerde legers, op dat alles niet wilden wachten: de Koningin en de prins. Zeker, zij achtten de bundeling van het semi-militair verzet van belang maar waar het hun en met name de koningin op aankwam was dat de prins tot opperbevelhebber van land- en zeemacht zou worden benoemd; daarvoor was het ‘bevelhebberschap der Nederlandse strijd­ krachten’ slechts de aanloop. Eisenhower had zijn accoord verleend met dat bevelhebberschap — waarom talmden de Nederlandse ministers?

Zondagmorgen trachtte de koningin Gerbrandy in zijn buitenhuisje te Essendon te bereiken; zij kreeg er van Heuven Goedhart aan de telefoon die haar slechts kon meedelen dat de minister-president naar Londen was gegaan om er, wat hij elke zondagmorgen deed, de dienst in de Schotse kerk bij te wonen. ‘Wat doet meneer Gerbrandy vandaag in de kerk’, zei de koningin, zij had een urgente zaak te bespreken.1 Van Heuven Goedhart reed naar Stubbings House waar hij, behalve de konin­

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 176-188)