• No results found

Begin van de spoorwegsabotage

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 121-132)

Zo was dus, gelijk vermeld, van Bijnen eind augustus door de Top van de LKP benoemd tot Landelijk Sabotage-Commandant — hij had zich duchtig voorbereid op de nieuwe functie en oefende deze met zoveel succes uit dat wij eerst bij de mens van Bijnen willen stilstaan.

Johannes Adrianus van Bijnen was in mei 1910 in Oosterhout (Noord- Brabant) in een katholiek gezin geboren (en dus vier-en-dertig toen hij Landelijk Sabotage-Commandant werd) en opgegroeid in uiterst be­ scheiden omstandigheden. Een hbs-opleiding kon er nog van af maar geld om de begaafde jongeman een universitaire studie te laten volgen, was er niet en bij de zich van '29 af in Nederland snel uitbreidende werkloosheid wist hij eerst nergens aan de slag te komen. In zijn vrije tijd breidde hij zijn kennis van het Engels uit, af en toe verdiende hij een gering bedrag door lessen in het Nederlands te geven en de boekhouding van kleine neringdoenden bij te houden. In '35 (hij was inmiddels getrouwd) droeg een van de wethouders van Bergen op Zoom er zorg voor dat hij een bescheiden functie kreeg bij de gemeentelijke dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon. ‘Daar heeft hij zich’, vertelde die wethouder later, ‘in twee jaar tijd weten te ontwikkelen tot een persoon van bijzondere kracht . . ., hij wist het klaar te spelen om in de top van de dienst te komen ... hij had het vermogen om contrasterende personen bij elkaar te brengen. Hij was een geboren leider.’1 Niet anders oordeelde zijn jeugdvriend die zijn kameraad werd in de militaire dienst en later in het illegale werk, J. J. F. Borghouts: ‘Hij was een man met een enorme energie en werkkracht, zoals men zelden ziet.’2 Misschien schonken vóór de oorlog zijn promoties in Bergen op Zoom, zijn benoeming tot reserve-officier (in de Meidagen diende hij als eerste luitenant der infan­ terie) en het feit dat hij het damkampioenschap van Noord-Brabant verwierf (hij was ook een goed schaker) hem wel enige bevrediging maar

1 Ad Goede: Verslag van gesprek met A. Meerbach (z.d.), p. 1 (Collectie LO/LKP, ED -2). 2 Getuige J. J. F. Borghouts, Enq., dl. VII c, p. 371.

B E Z E T N E D E R L A N D , Z O M E R ' 4 4

hij kon toch het gevoel niet van zich afzetten dat de maatschappij hem hoogst onvoldoende kansen had geboden. Er stak een sombere, ietwat verbitterde trek in zijn karakter, hij was ‘ook niet lollig’, aldus de steeds opgewekte, goedlachse ‘tante Spiek’ uit Arnhem (H. Spieksma-van Zwol, bij wie de Top van de LKP menigmaal vergaderde), ‘je kon nooit om hem lachen. Zijn uiterlijk had hij ook niet mee. Hij had een erg nors uiterlijk.’ 1

Achter dat norse uiterlijk ging bij van Bijnen mede een grote gevoe­ ligheid schuil die zich vaak in gedichten uitte — gedichten met een onmiskenbaar pessimistische inslag. ‘Wij gaan aan dit werk allen kapot’, stond in een van de laatste te lezen, geschreven kort voor hij eind november '44 in Apeldoorn zou sterven, en dat ‘kapot gaan’ sloeg dan niet alleen op de niet-aflatende, intense spanningen van de illegale activiteit (hij leed bovendien onder de gedwongen scheiding van zijn gezin en moest om de nadelen van het tekort aan slaap op te heffen steeds meer pervitine gebruiken) maar ook op de botsingen van persoonlijk­ heden, stromingen en groeperingen — botsingen waarmee hij, vooral toen hij Landelijk Sabotage-Commandant was geworden, geconfronteerd werd; want maar al te spoedig bleek dat hij in die functie zowel een gevecht moest leveren tegen de bezetter en zijn handlangers als een gevecht vóór de zelfstandigheid van zijn Knokploegen waarmee hij zich met hart en ziel verbonden voelde. Dat tweede gevecht vrat nog meer aan hem dan het eerste.

Hij was in ’42 hulp gaan bieden aan Joodse en andere onderduikers en vrij spoedig in de LO terechtgekomen. Toen hij in juli '43 als reserve-officier werd opgeroepen om zich aan te melden voor terugvoe­ ring naar Duitsland, weigerde hij, hoewel hij op vrijstelling mocht rekenen, aan die oproep gehoor te geven en dook onder. In zijn onderduik werd hij KP’er en als zodanig kreeg hij spoedig alle Knokploegen in het westen van Noord-Brabant onder zich. Hij maakte naam onder de leiders van Knokploegen in andere provincies, met name in Utrecht, en in april '44 kwam hij met enkelen van die Utrechtse leiders in Doorn samen. Natuurlijk was hij er zich van bewust dat de Knokploegen met hun overvallen een groot deel van de basis legden voor de hulp aan onder­ duikers — hij vroeg zich evenwel af o f diezelfde Knokploegen in een later stadium niet beter door middel van grootscheepse spoorwegsabotage tot directe steun aan de Geallieerde oorlogvoering konden overgaan. Hij

1 Mej. Ditmarsch: Verslag van gesprek met H. Spieksma-van Zw ol (3 okt. 1946), p. 2 (Collectie LO/LKP, ED -i).

J O H A N N E S V A N B I J N E N

stelde zijn denkbeelden op schrift en legde het stuk aan de Top van de LKP voor. Het kwam tot een bespreking met die Top waar van Bijnen vooral op Leendert Valstar grote indruk maakte. Scheepstra liep minder hard van stapel en voorlopig kreeg van Bijnen geen andere opdracht dan na te gaan hoe zijn sabotage-plan in het zuiden des lands kon worden verwezenlijkt. Die opdracht voerde hij samen met zijn vriend Borghouts uit. Zij gingen precies na welke spoorweglijnen en welke belangrijke telefoonkabels waar onklaar moesten worden gemaakt — trouwens, zou het verstoren van het Duitse spoorwegvervoer wel voldoende zijn? Moest niet ook het vervoer langs de weg gehinderd worden? Om dat laatste te bereiken stelde van Bijnen een plan op schrift voor de vorming van wat hij ‘burgerverzetsgroepen’ noemde; hij gaf in een tweede stuk ‘algemene richtlijnen’ voor sabotage aan.1

Er waren, betoogde hij, vier groeperingen die in staat waren ‘ ‘explo­ sieve’ sabotage’ te bedrijven: de Knokploegen (‘kwantitatief zwak, kwa­ litatief sterk’), de groepen van de Raad van Verzet (‘kwantitatief en kwalitatief zwak’), ‘wilde groepen’ (‘kwantitatief zwak, kwalitatief over het algemeen matig’) en ‘de communistische groepen’ (‘kwantitatief waarschijnlijk zwak . . . kwalitatief, voorzover bekend, uitstekend’); die vier groeperingen samen waren niet in staat, de vrijheid van handelen van de Wehrmacht ‘in beslissende mate te beperken’, ‘wel echter lijkt het mogelijk, de vijand in zijn bewegingen te hinderen’. Dat laatste zou moeten geschieden door ‘burgerverzetsgroepen’ (‘ik geef de naam graag voor een betere’): groepen van zes man (een commandant en v ijf man­ schappen) die bijvoorbeeld bij de spoorwegen stukken rails zouden losschroeven, wissels omzetten en zand in de oliepotten der spoorwagons doen, die op de wegen versperringen zouden aanbrengen en grote hoe­ veelheden glasscherven en kopspijkers strooien, die wegwijzers zouden verwijderen, staaldraden over de wegen zouden spannen en vijandelijke transportmiddelen in brand zouden steken, ‘enz.’ ‘Het is’, schreef van Bijnen, ‘de massale actie die hier tot resultaten moet leiden.’ Iedere burgerverzetsgroep moest daarbij ‘vanaf het ogenblik van handelen’ autonoom optreden. Gemiddeld wenste hij in het land één burgerver­ zetsgroep per vijfduizend inwoners; er zouden dus ongeveer i 800 groe­ pen gevormd moeten worden met een totale sterkte van bijna elfduizend man. De LO beschouwde hij als het beste recruteringsreservoir en de actie der burgerverzetsgroepen zou ontketend moeten worden door de Top van de LKP. De organisatie, aldus zijn ‘Slot’,

B E Z E T N E D E R L A N D , Z O M E R ' 4 4

‘moet nü landelijk worden gesticht, w il zij enige kans op succes hebben, maar al zou men 18 000 in plaats van 1 800 groepen stichten — als de geest van weerbaar­ heid uit de harten der Nederlanders is verdwenen, is dit plan het papier niet waard waarop het is geschreven .. . Een volk . . . dat niet bereid is tegen de verdrukker op te staan en voor zijn vrijheid te vechten, verdient slechts ‘roemloos onder te gaan in de oceaan der vergetelheid’.’

In het tweede stuk dat van Bijnen aan de Top van de LKP voorlegde, de ‘algemene richtlijnen’ voor sabotage, bepleitte hij dat deze landelijk goed gecoördineerd en in nauw overleg met het ‘Allied High Command’ zou geschieden (‘Conclusie — absoluut noodzakelijk is een buitenlandse radioverbinding en een binnenlands radionet’) en dat het land daarbij in vier ‘rayons’ zou worden ingedeeld. ‘Beslissend zijn’, zo eindigde hij dit stuk,

‘ons fanatisme, getemperd door intellect, onze voorzichtigheid, onze werklust. Het zijn nooit de massa’s die geschiedenis maken, maar de minderheden die bereid waren zichzelf te verliezen in iets groters dan zij zelf.’

Na D-Day verschenen in de illegale bladen oproepen waarin voor de burgerij taken werden aangegeven, te vergelijken met die welke van Bijnen in zijn stuk over de burgerverzetsgroepen had genoemd (dit geschiedde o.m. in een gemeenschappelijke oproep van de redacties van twaalf illegale bladen1 welke in de nummers van juli en augustus werd gepubliceerd en dus enkele honderdduizenden Nederlanders onder ogen kwam) - het verschil was dat die illegale bladen op een als het ware spontaan en onmiddellijk optreden van burgers aandrongen maar dat van Bijnen had bepleit dat de vorming van zijn burgerverzetsgroepen tevoren en systematisch ter hand zou worden genomen.

De Top van de LKP gaf van Bijnen daar verlof toe en keurde daarnaast goed dat hij zou nagaan hoe met inschakeling van de beschikbare Knok­ ploegen te zijner tijd vooral de spoorwegsabotage ter hand genomen kon worden.

In de maanden mei, juni en juli was ‘Frank-KP’ voortdurend onder­ weg. Hij wilde voor de burgerverzetsgroepen vijf-en-twintig ‘districts- organisators’ vinden die elk omstreeks 70 ‘groepscommandanten’ zouden selecteren; dezen moesten evenveel burgerverzetsgroepen vormen; elke groep moest worden geïnstrueerd en van hulpmiddelen voorzien. Tege­ lijkertijd ging hij na hoe hij de bestaande Knokploegen kon opnemen in

1 Christofoor, D e Geus, Katholiek Kompas, J e Maintiendrai, Ons Volk, Ons Vrije Nederland, Het Parool, Trouw, Vrij Nederland, De Vrije Katheder, D e Vrije Kunstenaar, D e Waarheid.

V A N B I J N E N O R G A N I S E E R T D E S A B O T A G E

een landelijke organisatie voor het bedrijven van grootscheepse sabotage volgens de aanwijzingen der Geallieerden. Daartoe diende hij ook een binnenlands zendernet op te bouwen. Uiteraard had hij het gevoel met zijn voorbereidingen op de goede weg te zijn toen hij in juli via de Beer en Scheepstra in contact kwam met de twee BBO-agenten de Goede en Mulholland.

Van de vorming van de burgerverzetsgroepen is niet veel terechtge­ komen. Er was weinig tijd voor en die vorming stuitte, schijnt het, nogal op weerstanden waarbij, naar wij veronderstellen, werd opgemerkt dat de Wehrmacht, zodra bijvoorbeeld wegversperringen zouden worden opgericht en glasscherven e.d. op de wegen zouden worden gestrooid, onmiddellijk met scherpe represailles zou gaan dreigen zodat men de actie even spoedig zou moeten afbreken als men haar had ingezet. ‘Slechts in de provincies Utrecht, Brabant en Limburg is getracht’, schreef van Bijnen in oktober, ‘het idee in praktijk te brengen’, en daarbij zouden ‘speciaal in de provincie Utrecht’ successen zijn behaald1 (wij zullen nog doen uitkomen dat de Wehrmacht inderdaad met represailles is gaan dreigen en dat die dreigementen effectief zijn geweest).

Bij de omvorming van de Knokploegen tot sabotagegroepen verdeelde van Bijnen het land volgens zijn plan in vier rayons, vier ‘gewesten’. Hij benoemde vier ervaren KP’ers tot ‘gewestelijk sabotage-commandant’, in gewest I (Friesland, Groningen en Drente) E. J. Gernaat, in gewest II (Overijssel en Gelderland) K. Stoove, in gewest III (Zeeland, Noord- Brabant en Limburg) Borghouts (‘Peter-Zuid’), in gewest IV (Noord- Holland, Zuid-Holland en Utrecht) P. W. Hordijk (‘Peter-Noord’); de gewestelijke commandanten kozen provinciale commandanten uit en dezen op hun beurt districtscommandanten; elke districtscommandant ging na, welke KP’ers het geschiktst waren voor de sabotageploegen. Voor de spoorwegsabotage werden de aanwijzingen doorgegeven waar­ over men het op de Donderdagmiddag-bijeenkomsten eens was gewor­ den (er werden ook talrijke metalen dérailleurs vervaardigd); daarnaast werd met name in Rotterdam (daar had van Bijnen zijn ‘vaste’ onder­ duikadres) nagegaan hoe men kon voorkomen dat de Duitsers de toegang tot de havens zouden versperren door schepen tot zinken te brengen in de Nieuwe Waterweg.

Al die voorbereidingen werden niet zonder frictie met Scheepstra getroffen - wij deden al uitkomen dat van Bijnen, zodra het eerste contact met de Goede en Mulholland was gelegd, de sabotage ter hand wilde

B E Z E T N E D E R L A N D , Z O M E R ' 4 4

nemen maar dat Scheepstra (‘Bob’) deze toen nog niet verantwoord achtte. ‘Bob (moest)’, aldus Het Grote Gebod, ‘aan zijn verantwoordelijkheid tegenover de LO . . . voldoen en Frank moest dat wel accepteren, omdat Bob de organisatie in handen had.’1 Via de Goede en Mulholland werden begin augustus wapens en explosieven aangevraagd (de Knokploegen hadden na D-Day al enkele wapens en ook uniformen van Duitse deserteurs gekregen maar veel was dat niet) — Scheepstra had toen het gezag over de Knokploegen nog niet aan van Bijnen overgedragen. Dat laatste deed hij, gelijk vermeld, op 25 augustus: van Bijnen werd Landelijk Sabotage-Commandant en kreeg dus de Knokploegen onder zijn beve­ len.2

Van Bijnen had op die dag (de Geallieerde legers waren al op enkele plaatsen over de Seine heen) zijn organisatie op papier gereed maar er ontbrak nog veel aan de verbindingen. Het binnenlands radionet was nog niet klaar, de normale telefoon (nauwelijks te gebruiken in verband met het afluistergevaar) werkte met grote vertragingen en zijn organisatie was nog niet ingewerkt in het clandestiene PTT-net van de Centrale Inlich­ tingendienst (die verbinding kwam pas op 4 september tot stand — van Bijnen kon toen zijn telefoonverkeer laten lopen via het Haagse kantoor van de CID dat voor zijn verbindingen in het gehele land clandestien gebruik maakte van de aparte dienstlijnen van de Centrale Directie der PTT); bovendien waren op 25 augustus de in Engeland aangevraagde wapens en explosieven nog niet gearriveerd. Eind juli was een dropping- terrein opgegeven bij Voorthuizen op de Veluwe en van Bijnen had er zorg voor gedragen dat Hordijk zich daar van die tijd af bevond samen met een tiental KP’ers uit Apeldoorn. Aanvankelijk bleef de zending uit. Hordijk werd op de ochtend van zondag 27 augustus naar Rotterdam geroepen maar kreeg daar op het station te horen dat hij onmiddellijk naar Voorthuizen terug moest keren: de dropping was voor de nacht van de 27ste op de 28ste aangekondigd. Zij kwam. Omstreeks 15 containers

1 Rogier van Aerde (ps. van A. J. H. F. van Rijen) in Het Grote Gebod, dl. I, p. 392. 2 Ook in de LO was men er in juli en augustus toe overgegaan, uit onderduikers en illegale werkers aparte groepen te formeren die semi-militair konden worden ingezet; die telden, schijnt het, in het gehele land ca. tweeduizend man. Toen die groepen aan van Bijnen werden aangeboden, maakte hij van dat aanbod geen gebruik, hetgeen door de geschiedschrijver van de LO-Amsterdam in Het Grote Gebod is betreurd. (J. A. van Bennekom in Het Grote Gebod, dl. 1, p. 268) Wij nemen aan dat van Bijnen van mening was dat hij voor wat hij in eerste instantie aan wapens en explosieven mocht verwachten al voldoende illegale werkers bijeen had; hij werkte voorts het liefst via de vertrouwde kanalen en dat waren de kanalen van de Knokploegen.

E E R S T E D R O P P I N G V O O R D E KP

werden afgeworpen. ‘Wij hebben’, vertelde Hordijk aan de Enquêtecom­ missie,

‘het materiaal in bos en hei gecamoufleerd. D e om geving was ons onbekend. D e enige aanwijzing die wij hadden, was dat op anderhalve kilometer afstand van het terrein een N S B -b o e r woonde. W ij hebben toen contact gezocht met een jachtopziener die gealarmeerd was door het vliegtuig en de volgende morgen bespeurde dat onbevoegden zich op de onder zijn toezicht staande terreinen be­ vonden, waarin was gegraven om het materiaal te verbergen. D e heidegrond was namelijk keihard en het materiaal dat wij hadden, was slecht om mee te werken.’ 1

Van de LKP uit was enige tijd tevoren een afspraak gemaakt met functionarissen van de centrale transportafdeling van de Nederlandse Arbeidsdienst dat deze afdeling, die de beschikking had over enkele opleggers welke nog op benzine liepen, in voorkomende gevallen voor het vervoer van uit Engeland gedropte wapens en explosieven zou zorgen (de bedoelde functionarissen van de N AD die eigenlijk liever ontslag hadden genomen, waren ter wille van die eventuele hulpverlening in dienst gebleven). Inderdaad, met een oplegger van de Arbeidsdienst werden de containers van de eerste dropping op donderdag 3 1 augustus naar Apeldoorn gebracht waar zij eerst in een garage, vervolgens in een opslagplaats van steenkolen verborgen werden. De inhoud werd nog niet verspreid. Voor die verspreiding had van Bijnen aanwijzingen gegeven: zodra Londen het sein gaf tot verdere actie, moest de helft van de wapens naar Rotterdam worden gebracht (van Bijnen wilde ze gebruiken om het de Duitsers moeilijk, wellicht onmogelijk te maken belangrijke objecten te vernielen) en het grootste deel van de explosieven moest naar de sabotage-commandanten toegaan in die districten waar de belangrijkste spoorlijnen liepen welke de Wehrmacht voor de bevoorrading van de troepen in België gebruikte: de districten dus in het midden, zuiden en oosten van Nederland.

Op zaterdagochtend 2 september nu (wij herinneren er aan dat de Geallieerde legerleiding in die dagen verwachtte dat de Duitsers in West-Europa geen samenhangend front meer zouden kunnen opbou­ wen) kwam bij van Duyn, de marconist van de Goede en Mulholland, de instructie binnen dat de Raad van Verzet (deze was immers als leidende organisatie gedacht) onmiddellijk tot spoorwegsabotage moest overgaan. Van Bijnen werd ingelicht en zond de Beer naar Apeldoorn, waar Hordijk de verdeling ter hand nam. Zaterdagavond laat was men er mee klaar,

B E Z E T N E D E R L A N D , Z O M E R ' 4 4

zondagmorgen werd het materiaal verder getransporteerd naar de ge­ noemde districten, zulks met v ijf auto’s: twee personenauto’s, een vracht­ auto van de Arbeidsdienst, een van de PTT en een van een particuliere ondernemer. Er heerste op die zondag (de dag waarop Brussel bevrijd zou worden) aan Duitse kant zoveel verwarring dat de inhoud van de auto’s nergens werd gecontroleerd. Van Bijnen reisde die dag naar Breda, Hordijk werd met een personenauto van de Arbeidsdienst naar Swalmen gebracht waar Crasborn die tot provinciaal sabotage-commandant in Limburg was benoemd, de voor die provincie bestemde explosieven in ontvangst nam (hij kreeg geen wapens): 14 stukken explosieve plastic met de daarbij behorende z.g. time-pencils.

In de nacht van zondag 3 op maandag 4 september werd tot actie overgegaan. Van Bijnen en zijn ondercommandanten hadden de zaak goed voorbereid. De sabotageploegen beschikten over de aanwijzingen voor ontsporingen, over dérailleurs en in een aantal gevallen ook over de net op tijd gearriveerde -explosieven, soms ook over buitge­ maakte Duitse handgranaten die, tot een bundel samengebonden, met een ruk aan een touw tot ontploffing gebracht konden worden onder een rijdende trein; voorts was nauwkeurig aangegeven, welke baanvakken vernield moesten worden. Niet alleen Knokploegen werden door de ondercommandanten ingeschakeld maar in Eindhoven en omgeving ook enkele groepen van de Partisanen-Actie Nederland met welke Borghouts contact had onderhouden.

In de voorafgaande maanden en weken was (naar wij vermoeden: hoofdzakelijk door groepen van de Raad van Verzet) al enkele malen spoorwegsabotage gepleegd’ , maar die had maar weinig effect gehad. De door van Bijnen bevolen actie daarentegen werd een groot succes: in de vroege ochtend van maandag 4 september kon op de grote lijnen in het zuiden, midden en oosten des lands geen trein meer rijden, bovendien waren in twee gevallen wagons met munitie de lucht ingegaan, was een

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 121-132)