• No results found

Geallieerde doorbraak

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 47-68)

Gelijk eerder vermeld, had generaal Montgomery al vóór D-Day voor zichzelf vastgesteld dat hij, eenmaal geland, in Normandië de Duitsers met het Britse Tweede, later ook met het Canadese Eerste Leger zoveel mogelijk zou ‘binden’ aan zijn linkervleugel teneinde de Amerikanen de gelegenheid te geven, aan de rechtervleugel een doorbraak te forceren die, zo werd gehoopt, zou leiden tot de omsingeling en vernietiging van een groot deel van de Duitse legers. Het offensief zuidwaarts zou op 24 juli worden ingezet; het zou worden ingeleid met een massaal bombar­

dement door 1 600 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force, dat de Duitse linies als doel had. Slecht zicht deed de meeste Amerikaanse eskaders besluiten, hun bommen niet af te werpen, maar door fouten in de radioverbindingen deden ruim 300 bommenwerpers dat wèl. Een deel van de bommen trof de Amerikaanse linies waar vijf-en-twintig doden en ruim honderd zwaargewonden vielen. Het offensief werd uitgesteld. Eén dag later, 25 juli, zou het met alle kracht opnieuw ingezet worden, wéér voorafgegaan door een zwaar bombardement — en wéér liet een deel van de Amerikaanse bommenwerpers zijn bommen op de Ameri­ kaanse linies vallen maar met nog ernstiger gevolgen dan de vorige dag: onder de militairen vielen meer dan honderd doden en bijna vijfhonderd zwaargewonden. Nu was evenwel van uitstel geen sprake: het offensief ging door en de Duitsers weken, elke dag verder, elke dag sneller. Vergelijkt men het frontverloop op 31 juli met dat op 24 juli (zie kaart IV op pag. 41), dan is duidelijk hoe beslissend de voortgang was die de Amerikanen maakten. In de eerste dagen van augustus rukten zij verder zuidwaarts op. Hier zag Hitler zijn kans! In een gecodeerd radiotelegram seinde hij uit Oost-Pruisen dat von Kluge het grootste deel van zijn beschikbare tanks moest concentreren om, met Avranches als doel, een offensief in te zetten dat de verst opgerukte Amerikaanse divisies geheel van hun aanvoer (die kwam nog steeds grotendeels van de Normandische

stranden) zou afsnijden. Binnen enkele uren was Hitlers bevel in de grote Britse decodeercentrale, Bletchley Park, ontcijferd — Montgomery werd ingelicht en toen von Kluge zijn tanks voorwaarts zond, stonden Brad- ley’s troepen met al hun artillerie gereed om, met steun vooral van de luchtmacht, de Duitsers te doen afdeinzen. Het kwam vervolgens tot verwoede strijd in het gebied rond Mortain waar de Duitse Panzerdivi-

sionen werden samengedrongen. Met inzet van alle krachten werd ge­

poogd, hen daar te omsingelen maar de Duitsers, taai vechtend als steeds, wisten een corridor open te houden waardoor een deel van hun infan­ terie, artillerie en tanks in de richting van de Seine kon ontsnappen. Met dat al was het Duitse Zevende Leger goeddeels in de pan gehakt; van een hergroepering achter de Seine kon geen sprake zijn.

De Geallieerden buitten het behaalde voordeel met man en macht uit. Met belangrijke steun van Franse guerrillastrijders die hunnerzijds door gespecialiseerde Geallieerde eenheden geholpen werden (Special Air Ser- wce-troepen, Amerikaanse Operational Groups en z.g. Jedburgh-teams1), drong een deel van het Amerikaanse Derde Leger, door de onstuimige Patton gecommandeerd en opgejaagd, Bretagne binnen om wat er van de Wehrmacht restte, terug te drijven naar de grote havenstad Brest; het

1 De Special A ir Semre-troepen waren in '41 in Noord-Afrika door de Britten gevormd. In '44 was er een gehele brigade van ruim tweeduizend militairen; hoofd­ zakelijk waren dat Britten en Fransen, maar er was ook een groot contingent Belgen en er waren kleinere contingenten Joegoslaven, Polen, Spanjaarden en Duitsers (die laatsten hadden te hunner bescherming een valse identiteit gekregen). In groepen verdeeld (één groep vocht in Bretagne en verloor bijna de helft van haar krachten) werd vrijwel die gehele brigade in de maanden juni-juli ingezet, hoofdzakelijk in Centraal- en Zuid-Frankrijk.

Soortgelijke Amerikaanse groepen, Operational Groups, gevormd door het Office o f Strategie Services, elk vier officieren en dertig manschappen tellend, werden eveneens in Frankrijk geparachuteerd, vijf van Engeland en zes van Noord-Afrika uit; ook zij bezorgden de Duitsers veel last. Zow el de Special A ir Service-troepen als de Operational Groups beschikten over jeeps; zij konden zich dus snel verplaatsen.

Tenslotte waren er de Jedburgh-tezms. Elk van die teams, opgeleid in het Schotse plaatsje Jedburgh, bestond uit drie officieren o f onder-officieren (Engelsen dan wel Amerikanen) die per team een zender meekregen; zij moesten zelf de vijand zoveel mogelijk schade berokkenen en bovendien leiding trachten te geven aan ‘inheemse’ verzetsgroepen waarmee zij in contact zouden komen. In juni '44 werden 13 van die teams in Frankrijk gedropt (6 in Bretagne), in juli, augustus en september nog eens 70.

De militairen van de Special A ir Sm'iVe-troepen, de Operational Groups en de Jedburgh-team s waren geüniformeerd en hadden er dus recht op om, vielen zij de Duitsers in handen, als krijgsgevangenen behandeld te worden; velen hunner werden evenwel als gevangenen door de Duitsers doodgeschoten.

D E D U I T S E R S W I J K E N

IV. De Amerikaanse doorbraak in Normandië, 24—3 1 ju li 1944 Het Britse Tweede Leger is er eindelijk in geslaagd, de Duitsers uit Caen te verdrijven. Aan de sector van het Amerikaanse Eerste Leger is de doorbraak in de richting van Avranches gelukt. Bij het door Hitler bevolen tegenoffensief in de richting van Avranches komen de Duitse Panzerdivisionen niet veel verder dan

het gebied van Mortain

gros van de divisies van het Amerikaanse Derde Leger rukte evenwel oostwaarts op met het Amerikaanse Eerste Leger onder General Courtney H. Hodges op de linkervleugel. Het Britse Tweede en het Canadese Eerste Leger versterkten hun druk op het Duitse Vijftiende Leger in Normandië (hier werd op 12 augustus de Irene-brigade in het Geallieerde front ingevoegd1) — de uitschakeling van het Zevende Leger liet het Vijftiende geen keus: het moest wijken tot achter de Seine.

Erger nog voor de Duitsers: op 15 augustus voerden de Geallieerden

1 De brigade die op 7 augustus ontscheept was, kwam aan een frontgedeelte te liggen waar zij een Duits regiment tegenover zich had dat gedeeltelijk uit Polen en Kroaten bestond. Die tegenstanders waren, schreef een der officieren, ‘in het verdedigend gevecht nog moeilijk genoeg. De vijandelijkheden beperkten zich voornamelijk tot patrouille-acties en beschietingen . .. Wij deden echter tien schoten tegenover z ij één schot . . . Meer last dan van de beschietingen hadden w e van grote zwermen kleine muggen en de stank van kadavers.’ (J. J. G. Beelaerts van Blokland: ‘Oorlogsbeleve­ nissen van een cavalerie-officier’ (ca. 1960), p. 99) De stemming bij de Brigade die, gelijk in deel 9 uiteengezet, in de jaren '40 tot '43 veel te wensen had overgelaten, was goed. ‘De soldaten', aldus een andere officier, ‘zaten van boven tot onder onder het ongedierte en de modder maar er werd absoluut niet gemopperd.’ (getuige F. V. de Groof, Enq., dl. VIII c, p. 245)

aan de Franse Middellandse Zeekust een nieuwe grote landing uit en luttele dagen later waren hun de havens van Marseille en Toulon vrijwel onbeschadigd in handen gevallen.

‘ D - D A Y ’ / D E G E A L L I E E R D E D O O R B R A A K

Wij deelden reeds mee dat eind '43 op de Conferentie van Teheran aan Stalin de toezegging was gedaan dat de Geallieerden niet later dan 1 mei '44 in Normandië en in Zuid-Frankrijk aan land zouden gaan. Die landingen in Zuid-Frankrijk zouden het voordeel hebben dat de Duitsers niet in staat zouden zijn, veel troepen naar het Normandische front over te brengen; bovendien werd gemeend dat men voor de bevoorrading van de enorme legers die uiteindelijk Duitsland zouden trachten binnen te dringen, de haveninstallaties van Marseille niet kon missen. De twee landingen konden evenwel door het tekort aan landingsschepen niet gelijktijdig uitgevoerd worden en toen nu in de loop van juni bleek dat er geen sprake van was dat de Duitsers het Geallieerde bruggehoofd in Normandië konden opruimen maar dat integendeel de Geallieerden er hun krachten in een sneller tempo versterkten dan de Duitsers, vestigde zich bij Churchill de overtuiging dat de landing aan de Franse Middel­ landse Zeekust overbodig was en dat men de daarvoor nodige troepen, die gedeeltelijk afkomstig waren van de Geallieerde legers in Italië, beter in Italië kon laten. Daar moest, meende Churchill, de Geallieerde bevel­ hebber, de Britse Field Marshal Alexander, met grote snelheid naar de G o lf van Triëst oprukken en in die G o lf moest de tweede grote Gealli­ eerde landing worden uitgevoerd. Churchill dacht dat het de Geallieerde troepen dan mogelijk zou zijn, door het bergland op te rukken naar Ljubljana, op enkele tientallen kilometers afstand van de Oostenrijkse grens. Bij de ontwikkeling van dit denkbeeld werd Churchill gedreven door sterke politieke motieven: dreigde het gevaar niet dat de Balkan en heel Centraal-Europa communistisch zouden worden en dat de Sowjet- Unie er een volledig dominerende positie zou gaan innemen, als niet ten spoedigste in dat deel van Europa behalve het Rode Leger (eind juni was duidelijk dat het zijn offensieven met opvallend succes had hervat) een sterk Geallieerd leger ging opereren ? In Londen werd aangenomen dat men niet zou kunnen voorkomen dat de Russen Roemenië en Hongarije beoosten de Donau in handen zouden krijgen, maar wat zou met Bul­ garije, de rest van Hongarije en Oostenrijk geschieden? In mei '44

L A N D I N G I N Z U I D - F R A N K R I J K

richtten de Britse Chiefs of Staff tot de Amerikaanse Joint Chiefs of Staff het verzoek o f zij bereid waren, na Duitslands nederlaag Amerikaanse bezettingstroepen ter beschikking te stellen voor die laatstgenoemde drie landen. De Joint Chiefs of Staff antwoordden dat dat niet het geval was, integendeel: ‘such United States forces’, schreven zij, ‘as may be present in

these areas due to military operations, will be withdrawn as soon as practicable after the cessation of hostilities1

Van de wenselijkheid om te waarborgen dat zich, na Duitslands nederlaag, in het hart van Europa als tegenwicht tegen het Rode Leger een sterke Geallieerde strijdmacht zou bevinden, waren de Amerikanen allerminst overtuigd. Ook president Roosevelt was dat niet; hij zag in wat Churchill voorstond, symptomen van een Brits imperialisme dat hij over de gehele linie afwees (Churchills streven om de Britse overheer­ sende positie in het Empire ongeschonden te handhaven, kwam hem ook al irreëel voor) - de Amerikaanse president meende dat hij er door middel van het opbouwen van goede persoonlijke relaties met Stalin (‘ UncleJoe’) in zou slagen, de Sowjet-Unie tot grote terughoudendheid te bewegen, zodat van een bolsjewisering van landen als Polen, Tsjechoslowakije, Roemenië, Bulgarije en Hongarije geen sprake zou zijn. Hij, de Ameri­ kaanse Joint Chiefs of Staff en ook Eisenhower hadden het gevoel dat de Amerikanen in het verre Europa een taak te vervullen hadden die op zichzelf al zwaar genoeg was: er voor zorgen dat Duitsland verslagen werd; was dat doel bereikt, dan zou, al bleven in Duitsland ook Ameri­ kaanse bezettingstroepen, de Amerikaanse macht uit Europa verdwijnen; het bereiken van dat doel vergde dat men zich aan zijn afspraken met de Sowjet-Unie hield en zijn krachten daar concentreerde waar aan de Duitsers beslissende nederlagen toegebracht konden worden: in noord- west-Europa, niet in het zuidoosten.

Trouwens, zo merkten Amerikaanse militaire deskundigen op, er was geen sprake van dat men achter een op de G o lf van Triest gebaseerd offensief de nodige kracht kon zetten. Triëst lag van de Atlantische Oceaan uit duizend zeemijlen dieper in de Middellandse Zee dan Mar­ seille en Churchills voorstelling van zaken alsof men van de G o lf van Triëst uit gemakkelijk Centraal Europa kon binnendringen, was in strijd met de feiten: van Triëst af zou men voor de bevoorrading van de troepen slechts de beschikking hebben over één straatweg en één spoorweg; de spoorlijn liep door ettelijke tunnels en kon dus gemakkelijk grondig

' Brief, 28 mei 1944, van de Jo in t Chiefs o f Staff aan de Combined Chiefs o fS ta ff(Ehrman: Grand Strategy, dl. V, p. 389).

geblokkeerd worden en via die ene straatweg zou men hoogstens twee divisies kunnen bevoorraden. Daar kwam dan nog bij dat naar het oordeel van generaal Brooke, voorzitter van de Britse Chiefs of Staff, Field Marshal Alexander op zijn vroegst eind september een nieuw offensief kon inzetten, anders gezegd, aldus de waarschuwing welke Brooke eind juni uitte tegen Churchill die aan de opmars door wat hij 'the Ljubljana Gap' noemde, wilde vasthouden: ‘ We should embark on a campaign through the

Alps in winter. It was hard to make him realise that, if we took the season of the year and the topography of the country in league against us, we should have three enemies in stead of one.'' Het argument overtuigde Churchill niet en deze

kreeg Alexander aan zijn zijde. Alexander meende namelijk dat hij, als hem niet de v ijf divisies (daaronder twee Franse) werden ontnomen die in Zuid-Frankrijk zouden landen, de Duitsers veel vroeger uit Noord- Italië zou kunnen verdrijven, zodat het offensief door ‘ the Ljubljana Gap' aanzienlijk eerder kon worden ingezet dan Brooke aannam.

Los nog van het feit dat verwacht moest worden dat de Gaulle’s bewind in Algiers niet zou goedvinden dat zijn twee Franse divisies op de Balkan zouden worden gebruikt in plaats van tot de bevrijding van Frankrijk bij te dragen, maakte wat Churchill en Alexander wensten, op de Ameri­ kaanse Joint Chiefs of Staff en op Eisenhower niet de minste indruk.

‘France’, zo schreef Eisenhower op 2 3 juni aan de Combined Chiefs of Staff, ‘ is the decisive theatre . . . In my view, the resources of Great Britain and of the United States will not allow us to maintain two major theatres in the European War, each with decisive missions.’2 De Joint Chiefs of Staff waren het hier

geheel mee eens. Binnen het te Washington gevestigde college van de

Combined Chiefs of Staff had hun opinie meer gewicht dan die van hun

Britse collega’s - de Combined Chiefs besloten, aan de landingen in Zuid-Frankrijk vast te houden. Churchill protesteerde bij Roosevelt, Roosevelt verwierp het protest, er op wijzend dat (gelijk reeds vermeld) in de Verenigde Staten zeven-en-dertig Amerikaanse divisies op transport naar Europa wachtten — divisies die voor een deel alleen in Marseille en Toulon ontscheept en via die havens bevoorraad konden worden. Het slot van het lied was dat Churchill het hoofd in de schoot legde; daarna drong hij er tot elks verbazing begin augustus op aan dat de v ijf voor de Cote d’Azur bestemde divisies bij Bordeaux aan land

1 Brooke’s dagboek d.d. 23 juni 1944, in A. Bryant: Triumph in the West 19 4 3 -19 4 6 . A Study based on the Diaries and Autobiographical Notes o f Field Marshal the Viscount A lan- brooke (1959), p. 223. 2 Brief, 23 juni 1944, van Eisenhower aan de Combined Chiefs o f Staff, in Ehrman: Grand Strategy, dl. V, p. 349-50.

P A R I J S B E V R I J D

zouden worden gezet (een hachelijke operatie waarvoor zelfs nog geen enkel uitgewerkt plan bestond).

Op 15 augustus ging het Amerikaanse Zevende Leger tot de landing in Zuid-Frankrijk over. De door generaal Blaskowitz gecommandeerde

Heeresgruppe G kon weinig weerstand bieden. Gegeven het feit dat het

Duitse front in Normandië was doorbroken, restte die Heeresgruppe niets anders dan in zo goed mogelijke orde in de richting van Duitsland terug te trekken. Daarbij verloor Blaskowitz bijna de helft van zijn divisies, van welke er meer dan tien, aan welke de weg naar Duitsland was versperd, zich moesten overgeven aan de Franse Binnenlandse Strijdkrachten.' Het was duidelijk: de Duitsers waren bezig, hun greep op Frankrijk volledig te verliezen.

Drie dagen na de landing aan de Cête d’Azur, op 18 augustus dus, kwam het in Parijs tot straatgevechten. Op de 19de viel geen schot, maar op de 20ste werd het weer onrustig doordat allerlei manifestaties plaatsvonden en op de 22ste braken de straatgevechten opnieuw uit, heviger nog dan vier dagen eerder. Op 23 augustus berichtte de B B C dat Parijs bevrijd was - in werkelijkheid bevond zich daar toen nog geen enkele Geallieerde militair. Pas in de ochtend van de 25ste drong de Franse tankdivisie van generaal Leclerc, die van Eisenhower verlof had gekregen, met spoed naar Parijs op te rukken, in de Franse hoofdstad door, ’s avonds gaf de Duitse

Ortskommandant, generaal von Choltitz, zich over — hij had geweigerd,

ook maar te trachten Hitlers kenmerkend bevel uit te voeren om Parijs in brand te steken. Diezelfde avond deed de Gaulle er zijn triomfale intocht. Bijna vier jaar lang hadden de Amerikanen hem tegengewerkt, bewerend dat het onzeker was o f het Franse volk achter hem stond2; nu,

1 Dat was een kleine troost voor de verliezen die Franse guerrilla-eenheden hadden geleden toen in de maanden juni en juli enkele Maquis-gebieden in zuidoost-Frankrijk door de Duitsers waren opgeruimd. 2 Kort voor D -D ay had zich in Londen nog een scherp conflict met de Gaulle voorgedaan toen deze constateerde dat generaal Eisen­ hower in zijn oproep tot de bevolking van Frankrijk die op D -D ay door de radio uitgezonden zou worden, met geen woord melding had gemaakt van de Gaulle’s in Algiers gevestigd Comité Francais de Libération Nationale. De Gaulle weigerde toen, een oproep te laten opnemen zoals o.m. Gerbrandy als Nederlands minister-president had laten vastleggen. Dit conflict werd door de Gaulle gewonnen: men ging accoord met een nieuwe tekst waarin de Gaulle de Fransen op het hart drukte, in de eerste plaats de instructies van het bewind te Algiers op te volgen. Het kwam goed uit, dat in het gehele Normandische bruggehoofd de verantwoordelijkheid voor C ivil Affairs bij de Engelsen berustte - zij waren op de hand van de Gaulle. Het regime te Algiers zond z.g. Commissaires de la République naar de bevrijde Franse departementen; dezen droegen daar zorg voor de installatie van bestuurders die het vertrouwen der bevolking hadden. D e bevrijding ging overigens in tarijke streken des lands met veel wetteloosheid

hij was echter in het eerste Franse stadje dat hij had bezocht (Bayeux, 14 juni) al met gejuich ontvangen — het werd in Parijs duizendvoudig herhaald. De B B C en Radio Oranje zonden er reportages van uit. ‘On­ danks het gevaar’, zo kon men op 26 augustus in de middaguitzending van Radio Oranje horen (de tekst van een Britse oorlogsverslaggever werd weergegeven),

‘zijn de Parijzenaars niet te houden. Z e moeten de straat op. Ergens brult een luidspreker een vaderlands lied en onmiddellijk neemt de menigte het over. Deze tonelen worden weer afgewisseld door het gehuil van sirenes, het ratelen van doorjakkerende tanks en het vallen van schoten. Als dat gebeurt, stuift alles uiteen tegen de huizen, in de portieken o f waar ook maar dekking te vinden is. Maar direct daarop w ordt er w eer gehost en gezongen: de M arseillaise en M adelon.' In alle verwarring verschijnen er toch nog kranten, met koppen in koeienletters: ‘ Parijs is bevrijd’, ‘Z e zijn eindelijk gekom en’.

. . . Ik begrijp nog niet hoe ik dit allemaal heb kunnen schrijven, hoe ik er toe in staat ben geweest. Terw ijl ik zit te typen, trekken ze aan me, moet ik omhelzingen afweren, vragen beantwoorden en handen drukken. Parijs is dron­ ken terwijl er geen druppel te krijgen is, Parijs schreeuwt zich schor, want Parijs is vrij. H oort u maar zelf hoe ze juichen’ —

In document 1 9 3 9 - 1 9 4 5 D E E L I O a (pagina 47-68)