• No results found

Marcel oriënteerde zich al snel op de wereldbeschouwing van natuuronderzoekers zoals Darwin, Lorentz en Van 't Hoff. Zijn godsdienstigheid verdampte en op dat terrein nam hij afstand van Jozefs voorschriften. Marcel wilde bij de elite van scholieren horen die artikelen schreef, gedichten maakte, literatuur vertaalde, fysische onderwerpen begreep en meningen over politiek en filosofie naar voren bracht. Op zijn atheneum vond hij die kring bijDe Heremans' Zonen. Daar werd hij flamingant. De Vlaamse athenea herbergden indertijd leerlingen die afkomstig waren uit de hogere standen en de kleine burgerij. Onder de leraren waren altijd voorlieden die de weg wezen naar de Vlaamse Beweging. Vroege pioniers op het Gentse atheneum waren onder anderen de dichter Julius Vuylsteke en de neerlandicus Jacob Heremans geweest.1De laatste had er hetTaalminnend Leerlingen Genootschap 't Zal Wel Gaan (1852) helpen oprichten. De benaming verwees naar een gedicht van Vuylsteke, dat de daadkracht van de jeugd verheerlijkt:

‘'t Zal wel gaan en 't moet wel gaan Want hoofd en hart en arm.

Bij ons 't is al nog warm.’

De athenea waren indertijd de kweekbodem van Vlaamsgezinde kringen. Die ontstonden ook op de ‘vrije’ colleges, waar de katholieke directies zelfs alle

conversatie in het Nederlands, ook buiten de lestijden, verboden. De athenea waren de burchten van liberalisme en ‘geuzendom’; de vrije colleges daarentegen waren de broedplaatsen voor het katholieke kader. Veel katholieke flaminganten kozen bewust de streektaal voor hun gedichten en beschouwingen. De liberalen propageerden daarentegen het beschaafd Nederlands als eenheidstaal van Vlaanderen én Nederland. Met name Heremans bestreed het taalparticularisme. Hij kenschetste de West-Vlaamse dichtwoorden van de priester-dichter Gezelle eens als ‘modderspatten op een statierok’.2In 1885, na de dood van de oprichter, doopte scholier Willem De Vreese het genootschap om inDe Heremans' Zonen (DHZ). Het voornoemde 't Zal Wel Gaan werd het landelijk verband van

liberaal-flamingante studenten.

Vanaf 1890 was de scholierenkring mede-uitgever geworden van het maandblad De Goedendag. De verwijzing naar het plebejische wapen symboliseerde zowel de strijdbare geest als de nostalgie. Het atheneum van Marcels schooljaren bood een keur van Vlaamsgezinde leraren zoals Maurits Basse, Oscar Van Hauwaert, Victor Fris, Hippoliet Meert, René De Clercq, diens invaller Jan Oscar De Gruyter en Leo Van Puyvelde. In 1907 was August Borms enkele maanden leraar. Aan de jaargang 1906 was toegevoegd dat ditMaandschrift voor Noord en Zuid werd uitgegeven door hetAlgemeen Verbond der Vlaamsche Studenten van Middelbaar Onderwijs, Voorwacht, in goed Nederlands dus avantgarde, van het Algemeen Nederlandsch Verbond. In 1908 heette het blad kortheidshalve maandblad voor Jong-Vlaanderen. Jong-Vlaanderen was de verzamelnaam voor de kringen van scholieren en studenten aan de athenea, colleges en instellingen van hoger onderwijs.

In de jaargang van 1906 passeerde Marcels atheneum ruim de revue: van de twintig athenea in Vlaanderen ging het zijne door voor een van de drie (!) scholen waar de taalwet van 1883 werd nageleefd. Bij nadere analyse bleek dat niet het geval te zijn. Van de 350 leerlingen

waren er tien Walen, terwijl zeven Waalse leraren tal van Franstalige leergangen gaven. Redacteur Achiel Petitjean constateerde dat de cursus natuurkunde volgens de wet in het Nederlands gegeven moest worden, maar zelfs de Vlaamse leraar doceerde in het Frans. Noch de wiskunde noch de natuurkunde legde een

Nederlandstalige basis voor studie in de natuurwetenschap: ‘Wat komt terecht van mensen, op zulke onlogische wijze gevormd? Welke uitslag zal hun omgang met de volksklasse opleveren?’ Petitjean riep op tot een boycot van de illegale, Franstalige lessen.

De jaargang van 1907 vanDe Goedendag was mede gewijd aan de scholier J. De Hoedt, een pseudoniem voor Eugeen De Bock, die van het AntwerpseAthénée was verwijderd omdat hij had aangedrongen op uitvoering van de taalwet. Het was een tragisch feit dat jongeren zoals De Bock als het erop aan kwam het voltallige lerarencorps tegenover zich vonden inclusief de Vlaamsgezinden.3Op 20 april had in Gent een demonstratie plaats voor Nederlands onderricht op het atheneum. Petitjean hield een knappe rede voor een propvolle zaal.4De studieprefect en het lerarencorps schitterden door afwezigheid. De spreker noemde hun onderwijs achterlijk: ‘Te lang hebben de studenten zich door de oude pruiken laten misleiden. Het ogenblik is gekomen waarop ze zich vrij van alle invloed en op zichzelf steunend een normale opleiding eisen door middel van de eigen taal.’

Gent stond op zijn kop, melddeDe Goedendag. het ‘Vlaams nationaal bewustzijn’ was voorgoed ontwaakt. Het blad haalde een Franstalig citaat aan: ‘De

geprivilegieerden doen nooit vrijwillig afstand van hun voorrechten; geweld is het enige middel om een eind te maken aan situaties die erger zijn dan geweld.’ De jeugd was de hoop van Vlaanderen: ‘De ouderen hebben de vrijheid tegen een politiek programma geruild.’5In deze roerige tijd had Marcel de fakkel overgenomen van voorzitter Tijtgat en redacteur Petitjean. Het leek er aanvankelijk op dat zijn voorkeur voor cultuur en wetenschap het beleid zou afhouden van de flamingante actie. In zijn eerste zitting als voorzitter van november 1907 voerden Marcel op piano en zijn neef Robert Niçaise op vioolsonates van Beethoven uit.

De Heremans' Zonen vergaderde elke zaterdagmiddag. Er had steevast een voordracht plaats van een Vlaamsgezinde leraar of scholier. De latere dichter Richard Minne hield in 1908 een lezing over de Amerikaanse schrijver Sinclair. Marcel verzorgde dat jaar lezingen over de

Noorse auteurs Björnsen en Ibsen en over het Angelsaksische eposBeowulf. Soms droeg hun leraar, de germanist René De Clercq, eigen gedichten voor. Hij had een vervanger voor het geval zijn muze hem het optreden onmogelijk maakte: deze Jan Oscar De Gruyter, eveneens gepromoveerd germanist, trad vaak op. Ook Minnaert kon goed declameren. Een verslag noemt zijn interpretatie van eenKrijgsrhapsodie Linding. Soms waagde hij zich aan eigen pianocomposities en teksten.6De

groepszang van deze jongelui ging door merg en been.7De genootschappen traden op bij Vlaamse manifestaties, waar opzwepende dialogen tussen declamatoren en publiek de toehoorders in vervoering brachten. Befaamd was Albrecht Rodenbachs kreet:8Vliegt de Blauwvoet?, die werd beantwoord met een juichend: Storm op Zee! Op het congres vanJong-Vlaanderen van augustus 1908 stak Lodewijk De Raet, een voorman van de beweging voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit, hen een hart onder de riem: ‘In de athenea en colleges ligt de toekomst van de Vlaamse Beweging; daar hebben de mensen die thans de Vlaamse Beweging werkelijk leiden, de doop van het vuur ontvangen, daar werd bij hen die liefde en toewijding voor Taal en Volk geboren, die thans voor hen met hun eigen leven vergroeid zijn.’ De studentenjeugd leverde vanouds het radicale element dat de Vlaamse Beweging in nieuwe banen zou stuwen.9Marcel Minnaert had de

congresgangers diezelfde dag toegesproken over het onderwerpVlaamse Muziek der 16e eeuw! Hij was op dat moment vooral bezig met zijn pennenvruchten, die onder invloed stonden van zijn verering van de muziek en de poëzie van Wagner.