• No results found

Het was een verweerschrift van een jonge Vlaamse intellectueel: hyperindividueel, abstract, apodictisch, rechtlijnig en onverzoenlijk. Bollands colleges over de ‘zuivere rede’ hadden vrucht afgeworpen.De Min ging dan ook in activistische kring door voor de man van de onwrikbare theorie. Hij legde rekenschap af van zijn roekeloze daden en poneerde een merkwaardig brouwsel, geleend en zelfgemaakt, van beurtelings stimulerende en benauwende opvattingen. Zijn activisme rechtvaardigde hij met een sluitende constructie, die verplichtte tot voluntaristisch en radicaal handelen: een persoonlijk pantser.

Deze jonge wetenschapsman zette de realiteit van de Wereldoorlog om in een hyperindividuele, persoonlijke werkelijkheid. Hij trok grote tovercirkels om zich heen van zuivere gedachten, die hij niet toetste aan de realiteit van de oorlog. Hij kon abstraheren van het verwoesten van het Vlaamse cultuurgoed, van de verdorven achtergrond van de DuitseFlamenpolitik, van de gifgasoorlog die de Duitsers in 1915 bij Ieper waren begonnen of van hun ‘totale’ duikbootoorlog. Zijn tovercirkels schermden hem af van de realiteit, opdat hij in de wereld van zijn constructies veilig kon leven. Bij de gepantserde Minnaert zelf viel een kortsluiting van fictie en realiteit niet te verwachten. Het in duigen vallen van zijn constructies kon alleen tot stand komen door een zich hardhandig opdringende werkelijkheid. In december 1916 zou hij de Keizer nog feliciteren met zijn schitterende overwinning in Roemenie.15Hoe zou hij reageren op de keer in Duitslands oorlogskansen?

In de brief aan Bolland van eind 1914 bleek hij zich nog bewust te zijn van de grote risico's dieJong-Vlaanderen liep, maar gaandeweg leek hij te geloven dat de grote meerderheid van de Vlaamse bevolking ‘eigenlijk’ achter de activistische voorlieden stond. Hij had immers onweerlegbaar bewezen dat de activisten het heil van Vlaanderen voor ogen hadden. Het geloof in deze constructies heeftDe Min de broodnodige zekerheid geschonken.

Ten slotte kenmerkt het Minnaert dat hij behoefte had aan deze rechtvaardiging; op dit tijdstip en in deze vorm. Ook andere activisten

rechtvaardigden zichzelf tijdens de Wereldoorlog, zoals Antoon Jacob, Lodewijk Dosfel of Herman Vos. Die behandelden echter concrete omstandigheden en maakten reële afwegingen.

Minnaert stortte zich in oktober 1916 op het realiseren van deVlaamse Hogeschool en dát was concreet genoeg. Hij was ook een doener, een fanatiek strijder voor een ideaal dat eindelijk in vervulling leek te gaan. Dat perspectief had ook vroegere strijdmakkers uit het GentseANV-bestuur zoals Speleers, De Guchtenaere, Wannyn en zelfs Meert kunnen overhalen tot deelname aan het activisme.16

Eindnoten:

1 Minnaert, 1916a.

2 Op hetVijfde Vlaams Natuur- en Geneeskundig Congres van 1901 te Brugge had Mac Leod een lezing gehouden overStrijd voor het bestaan en wederkerig dienstbetoon. Peter Kropotkins Wederkerig Dienstbetoon: - Een factor der Evolutie, 1902 werd uit het Engels vertaald door Fanny Maertens.

3 Van Parys, 1995, 25-27. De houtsnijder Masereel scheelt vier jaar met Minnaert. De Gentenaar Masereel week in 1914 uit naar Zwitserland en hield zich daar bezig met pacifistische agitatie. Hij mocht België pas binnen na de ‘uitdovingswet’ van 1928. Masereel en Minnaert hebben veel gemeenschappelijk zoals hun vredesactivisme en de liefde voor de poëzie van de Amerikaanse romanticus Walt Whitman.

4 De Rooy, 1995, noemt ook Ferdinand Domela Nieuwenhuis, 1910.

5 Tegenwoordig is het ‘wederkerig dienstbetoon’ als basis voor de menselijke evolutie een respectabel wetenschappelijk standpunt. Denk bijvoorbeeld aan Edward O. WilsonsSociobiology. The New Synthesis (1975), On Human Nature (1978) en The future of Life (2002).

6 Key, E.,Kärleken och Äktenskapet, Stockholm 1911. Minnaert las het origineel en verwees daarnaar. Het werd vertaald in 1916 alsDe liefde en het huwelijk.

7 Deze Duitse stroming van het begin van de 19e eeuw was georiënteerd op de vereniging van Duitsland. Bismarcks militaire oplossing (1870-1871) maakte een eind aan het democratische karakter van dit Duitse nationalisme. Minnaert had niet in de gaten dat de filosofen die hij citeerde het in Duitsland niet voor het zeggen hadden gekregen. Meer respect voor de geschiedenis had hem van pas kunnen komen.

8 Romein, 1967, hoofdstuk VII overDe erfenis van Chauvin.

9 Een bron was Pierre Duhem, die in zijnLa Théorie Physique, Parijs 1906, met tal van voorbeelden had aangetoond dat in de natuurkunde dezelfde uitingen van nationaliteit te vinden waren als in de letterkunde, de wetgeving en de geschiedenis. Voor Nederland schreef Minnaert deze passage: ‘De toestandsvergelijking van Van der Waals, het asymmetrisch koolstofatoom van Van 't Hoff, de elektronentheorie van Prof. Lorentz zijn in de grond uitingen van een zelfde Nederlands streven: in schijnbaar mystieke feiten de diepste oorzaken te doorvorsen en die eenvoudig te denken, haast te grijpen.’ Het respectvolle ‘Prof.’ had waarschijnlijk te maken met het feit dat hij in Leiden echt met Lorentz had kennisgemaakt.

10 Minnaert citeerde uit Wilhelm WundtsVölkerpsychologie, Band I, Die Sprache, Leipzig 1900. Hij haalde er het werk van de Groningse psycholoog Heymans én Wagners loflied op het stafrijm inOper und Drama bij. Zijn betoog was tevens een vertoon van eruditie.

11 Hij citeerde Fr. Boas,Kultur und Rasse, Leipzig 1914. 12 Minnaert aan Bolland, 31 januari 1914, archief-Bolland.

13 Wils, L., 1974, ontzenuwt het ‘feit’ dat de Walen en franskiljons dat eerste oorlogsjaar op grote schaal de godsvrede hadden geschonden.

14 Eerste Rede voor de Leidse Vereniging tot Studie van het Socialisme, 30 maart 1915. Misschien had hij die rede van Henriëtte Roland Holst-van der Schalk bij Struik op tafel zien liggen. Etty, 1996, hoofdstuk 13, over de eufore stemming van HRH in het voorjaar van 1915.

15 Basse, 1930, I, 174. Brief van 7 december 1916 namensJong-Vlaanderen. 16 Een verhelderende passage over dit ‘uur U’ bij De Deurwaerder, 2002, 286.

Hoofdstuk 6