• No results found

Uit deze nostalgische oproep blijkt dat Marcel zich bedronk aan de retoriek van de oude Vlaamse Beweging. Pas gaandeweg liet hij moderne inzichten van vrijzinnige flaminganten zoals Julius Mac Leod, August Vermeylen en Hippoliet Meert tot zich doordringen.

Zo was de zoöloog Julius Mac Leod, tegen de voltallige wetenschappelijke gemeenschap in, een Nederlandstalige weg gegaan. Zijn in het Nederlands uitgesproken voordrachten voor onderwijzers baarden opzien. Na zijn benoeming tot hoogleraar in de plantkunde aan de Gentse universiteit had hij die voordrachten voortgezet in een buitenuniversitaire leergang: deuniversity extension. Hij had het Nederlandstalige biologische gezelschapDodonaea (1887) gesticht en had naast de Vlaams-NederlandseTaalkundige Congressen, die al een halve eeuw liepen, deVlaamse Natuur- en Geneeskundige Congressen (1897) in het leven geroepen.18

Het werk van Mac Leod had voorwerk geleverd voor deKritiek der Vlaamsche Beweging (1895) van August Vermeylen, een van de initiatiefnemers van het literaire tijdschriftVan Nu en Straks, waarin hij de krachten had gebundeld met Karel Van de Woestijne, Herman Teirlinck en Stijn Streuvels. Het blad had een uniek

Nederlands oriëntatiepunt in de Belgische cultuur geschapen. Hij had in zijnKritiek betoogd dat een emancipatiebeweging niet kon zwelgen in nostalgische

strijdliederen en declamaties, in herdenkingen van Guldensporenslagen of andere aan de roemrijke Middeleeuwen ontleende manifestaties. Hij had geëist dat de Vlaamse Beweging individueler, socialer en meer kosmopolitisch, meer Europees moest worden.19Vermeylen had het pan-Germaanse racisme gekritiseerd en de haat tegen Frankrijk aangeklaagd die van de kolommen van veel Vlaamsgezinde bladen droop. Hij had passages over de flaminganten geschreven die zich voor radicalisering leenden: ‘Vlaanderen, dat voelen ze, dat willen ze; België laat hen koud: wij konden het heuglijk feit beleven dat deBrabançonne uitgefloten werd.’ Voorlopig dweepte Marcel Minnaert nog met de nostalgische beweging.

Een modern element was ook hetAlgemeen Nederlandsch Verbond, de creatie van Hippoliet Meert waarvan Marcel en Jozefina in 1906 lid waren geworden. In Leiden hadden ze in 1908 het nationale congres bezocht. Het doel was ‘in een krachtig organisme al de leden van onze stam samenbrengen, die iets voelen voor onze gemeenschappelijke moedertaal’. Het bundelde mensen uit Zuid-Afrika, Vlaanderen en Nederland en kreeg respons uit alle delen van de wereld. Hun ‘Groot-Nederlandse’ bewustzijn had in eerste instantie betrekking op de taal en de cultuur en niet op een politieke aaneensluiting. Het had in zijn ontstaansfase een Commissie van Onderzoek ingesteld die een Nederlandstalige Hogeschool in Gent moest scheppen.20Julius Mac Leod zou hetVerslag (1896) van deze commissie schrijven21en commissielid Fredericq zou zich daarop tegen de eentaligheid van deVlaamse Hogeschool keren en Mac Leods verklaarde tegenstander worden.

Marcels bewoordingen van 1910 liepen dus vijftien jaar achter. Hij had in 1909 als voorzitter vanDe Heremans' Zonen de Gentse historicus Fredericq nog het erevoorzitterschap van de kring verleend. Hij moet snel ontdekt hebben dat dit niet van de radicaliteit getuigde waarvoor De Raet op het congres vanJong-Vlaanderen een lans had gebroken. Allengs verlegde Marcel Minnaert zijn hoofdaandacht van de cultuur naar de politiek. Hij leerde de Belgische wetten kennen die door Vlaamse strijd waren verworven en nauwelijks werden uitgevoerd. Hij ging ageren voor het recht van de leerlingen op onderwijs in het Nederlands en kwam daardoor in aanraking met de socialisten.

In de laatste decennia van de 19e eeuw was het socialisme een machtige beweging geworden in het industriële België. DeBelgische Werkliedenpartij (BWP) ontstond in 1885 en werd relatief de sterkste

socialistische partij in Europa. De socialisten steunden, globaal genomen, de Vlaamse emancipatie. Veel vrijzinnige Vlaamsgezinden behoorden tot de anti-socialistische vleugel van het liberalisme. De socialistische agitatie voor het algemeen kiesrecht zorgde ervoor dat hetcijnskiesrecht werd afgeschaft (1893). Iedere man boven 25 jaar kreeg stemrecht, al konden alfabeten twee en

vermogenden drie stemmen uitbrengen. België liep 25 jaar voor op de meeste Europese landen. De verkiezingen van 1893 hadden liefst 28 socialistische Kamerleden opgeleverd,22ruim 15% van de zetels, die uitsluitend waren gekozen in de industriële, Waalse gewesten. Het Waalse Liège (Luik) had de Gentenaar Eduard Anseele gekozen.

Met de sociale kwestie brak ook de Vlaamse kwestie door. De Vlamingen in de katholieke en de liberale partij konden met de steun van het blok van socialisten de Gelijkheidswet (1898) afdwingen die het Nederlands als landstaal op gelijke voet plaatste met het Frans. Het principe werd erkend; de praktijk moest stap voor stap, millimeter voor millimeter, afgedwongen worden.23De taalstrijd op Marcels atheneum, waar Vlaamsgezinde leerlingen de toepassing van de wet eisten, was een van de duizenden schermutselingen van die jaren. De bevoorrechten wilden niet tot zich laten doordringen dat de Vlaamse verlangens gerechtvaardigd waren. Het Nederlands was voor hen de taal van boeren en werkvolk en van een handvol masochistische leraren en notabelen. De idee dat hoogleraren en Waalse

ambtenaren in Vlaanderen de landstaal moesten leren, leek hen monsterlijk. Na de Gelijkheidswet werd hun verzet heftiger. Kardinaal Mercier koos, anders dan enkele pastoors en tal van onderpastoors, uitsluitend voor het Frans: het Nederlands bleef taboe in de door de Kerk beheerste colleges, seminaries en universiteiten. De verplichting van het doceren van sommige vakken in het Nederlands gold immers voor de Rijksscholen en niet voor de vrije scholen.

De eerste halve eeuw na 1830 hadden veel Vlaamsgezinden zichBelgen gevoeld. Dat begon te veranderen na de eeuwwisseling. Niet langer stelden de

Vlaamsgezinden zich tevreden met een zekere mate van erkenning van het Vlaams in Vlaanderen en niet langer vroegen zij om een tweetalig regime in die gewesten. Zij begonnen de volledige vernederlandsing van Vlaanderen te eisen: deeentaligheid. Voorlieden spraken van hun ‘geliefde Vlaanderen’, van de ‘volkskracht’ van het ‘dierbare Vlaamse volk’. Als Mac Leod, De Raet, Vermeylen of Meert

omstreeks 1910 over ‘ons volk’ spraken, bedoelden ze de Vlamingen. Die geestelijke afscheiding van België zou in de strijd om de vernederlandsing van de Gentse universiteit toenemen naarmate de weigerachtigheid van de hoogleraren, de Walen en de franskiljons hardnekkiger en redelozer werd.

In Nederland ontstond enige belangstelling voor de Vlaamse eisen. Flaminganten werden soms correspondent van de Nederlandse dagbladen. Het toenemende zelfbewustzijn van deNederlandse stam speelde zich af tegen de achtergrond van de economische en culturele opleving van Nederland en Vlaanderen. De aantasting van het gezag van Frankrijk, dat was vernederd door Duitsland (1870) en

Elzas-Lotharingen had moeten afstaan, speelde een rol. De waardering voor Wagner met zijn pantheon van Germaanse en Noordse goden en helden, werd door hetANV

als zodanig uitgedragen.

Marcel ging in 1910 naar deUniversité de Gand om biologie te studeren bij Julius Mac Leod. Het gevecht om de vernederlandsing van de hogeschool bereikte juist op dat moment zijn climax. Marcel zou in die strijd voor een compromisloze tactiek kiezen en een van de radicaalste studentenleiders worden.

Eindnoten:

1 Everaert, 1997, biedt interessante schetsen van docenten en leerlingen die ergens de revue passeren zoals Vuylsteke, Anseele, Julius Mac Leod, Andries Mac Leod, Masereel, Basse, Borms, Clevers met een verwijzing naar de kwestie-Verdurme, Debeuckelaere, De Clercq, De Gruyter, De Keyser, Van Vlaenderen, Fredericq, Fris, Goossenaerts, Minne, Van de Woestijne, Heremans, Jacob, Meert, Minnaert, Rooses, Van Hauwaert en Van Puyvelde.

2 Van der Plas, 1990, 201.

3 De jaargang 1907 geeft alle steun aan Eugeen De Bock, de latere uitgever vanDe Sikkel. De Smedt, 1954.

4 De jaargangen vanDe Goedendag (DG) van 1906 en 1907 geven Achiel Petitjean de ruimte. Zijn redevoering overVlaams Onderwijs van 20 april 1907 staat in zijn geheel afgedrukt. 5 De citaten uit DG, 1907, 105.

6 Krijgsrapsodie Linding, DG, 1910, 15. Een werk van Marcel, De klok van Wengelen, luisterde het feest op vanDe Heremans' Zonen van 29 februari 1912 met declamatie door Michel Van Vlaenderen (DG, 1911-1912, 93). Het Jaarcongres vanJong Vlaanderen van 11 en 12 mei 1913 te Gent, presenteerde Marcel als schrijver en toondichter van het toneelstukZanger (DG, 1912-1913, 155).

7 Dat was althans mijn ervaring bij de beelden en het geluid van een studentenoptocht in het Leuven van de jaren dertig.

8 Deze leuze liet Minnaert als banneling op zijn huis in Bilthoven zetten: huizeDe Blauwvoet. 9 Rede De Raet, 9 en 10 augustus 1908 in Antwerpen in DG, 1908, 3-4.

10 Marcel Minnaert, DG, 1909,Het Woord-Toon-Drama van Wagner I en II, 5-6, 5-15; 7, 4-9. Guerber, 1925: de Brit William Morris zegt daarin over deVolsunga Sage: ‘Dit is de grote geschiedenis van het Noorden, die voor ons ras moet zijn wat het verhaal van Troje was voor de Grieken - voor ons gehele ras eerst, en verder, als de verandering van de wereld ons ras niet meer heeft gemaakt dan tot een naam van hetgeen is geweest - ook een geschiedenis - dan moet zij voor hen die na ons komen niet minder zijn dan wat het verhaal van Troje geweest is voor ons.’ Zo moet ook Marcel de Ring van het Nibelungenwoud ontdekt hebben.

11 DG, 1910-1911, 157-158.

12 Marcel Minnaert,Het Hildebrandslied, DG, 1909-1910, 71-73.

13 Marcel Minnaert,Volkers Lied, Almanak 't Zal Wel Gaan 1911, 156-159.

14 Hermodios en Aristogeitoon (DG, 1910, nummer 5). In 1910 wordt na zes nummers overgestapt op een jaargang die samenvalt met een cursusjaar. 1910-1911. Daarin van Minnaert:Aan Lesbia (10-11),Salamis (27-28) en Zeegroet (149-151). Geweigerd werden van Marcel onder andere De liefde in het Nibelungenlied, De dennenboom, Aan de maan, Hymne aan Pan, Er is niets nieuws onder de zon, enz.

Voordrachtkunst, speelde er Lessings Minna von Barnhelm. Zie de slotzin van H. Conscience's De Leeuw van Vlaanderen (1838): ‘Gij Vlaming, die dit boek gelezen hebt, overweeg, bij de roemrijke daden welke het bevat, wat Vlaanderen eertijds was - wat het nu is - en nog meer wat het worden zal indien gij de heilige voorbeelden uwer vaderen vergeet!’

18 Mac Leod in deEncyclopedie van de Vlaamse Beweging. Mac Leod herdacht in Vereniging der Wetenschap, oktober 1935. De nieuwe congressen stonden ook naast de Nederlandse Natuur- en Geneeskundige Congressen.

19 Vermeylen, Brussel 1895 (1905, 2e druk).

20 ‘Hogeschool’ was tot 1970, ook in Nederland, identiek met ‘universiteit’. In plaats van de Franstalige universiteit werd daarom eenVlaamse Hogeschool geëist.

21 Mac Leod, 1897.

22 In België 28 van de ongeveer 180: vergelijk later in Nederland 2 van de 100. Capiteyn, 1991, 156-157, spreekt over 184 (in 1914).

23 De Schaepdrijver, 1997. Hoofdstuk 1,Voor de storm.

Hoofdstuk 3