• No results found

Marcel was namens hetANV-Gent organisator van enkeleGroot-Nederlandsche Studentencongressen. Die trokken ook Nederlandse studenten aan, op wie ze grote indruk maakten. HetDerde Congres van 1911 vond in Gent plaats. De jonge Pieter Geyl, de latere ontwerper van de Groot-Nederlandse geschiedbeschouwing, logeerde bij zijn oom, de protestantse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis. Het was een initiatie, schreef hij achteraf:20‘Ik werd diep getroffen door de morele ernst die mij daar tegemoet kwam. Ik voelde dat dit niet maar een manifestatie van nationalisme was, maar dat deze jonge mensen zich bewust waren van een grote

maatschappelijke taak die zij alleen vervullen konden als de abnormale

taalverhoudingen in hun land werden rechtgezet.’ Geyl ontmoette Minnaert op dit Congres als aanschouwelijk voorbeeld van die morele ernst.

Een helper van de korte termijn bleek de Leidse filosoof Bolland. Gentse studenten bezochten hem in de zomer van 1911 en nodigden hem uit ‘te verpletteren door uw machtig, schoon en geestrijk woord al dat ongedierte dat onze taal bespuwt’. Bolland beloofde hen te zullen spreken overHet Nederlands als voertaal in de wetenschap. Hij trad op voor stampvolle zalen in Brussel, Antwerpen, Brugge en Gent, waar hij volgensDe Goedendag stormachtige bijval oogstte.21Bolland schold op de

franskiljons, die ‘vriendelijk hondse nalopers van de vreemde deerne’, de ‘plompe bastaards’, de ‘taalkundige muilezels’ en geselde zijn publiek zoals alleen een Hollandse predikant dat doet: ‘Gij duldt het, - dat zogenoemde landgenoten, die van zichzelf geen rechtgeaarde taal maar een gewestelijke tongval spreken, het Koeterwaals, een Bargoens, dat ze dwingt, zich aan het Frans te houden, al-

lereerst in het leger en verder zelfs in het hogere en hoogste onderwijs, de enige taal hebben verdrongen, vermoffeld en verduisterd, die in België een taal mag heten!’ Geen enkele taal kon deZuivere Rede beter uitdrukken dan de Nederlandse. Het Frans hoorde thuis in de opera en het roddelblad, maar niet in de wetenschap en de filosofie: ‘Na afloop stond de zaal in vervoering op en aan het gejuich en gezwaai van hoeden en zakdoeken scheen geen einde te komen.’ Dat zijn toehoorders een weergaloze campagne voerden voor deVlaamse Hogeschool, scheen de Leidenaar niet te beseffen.

De historicus Fredericq tekende aan:22‘Ongehoord schandaal. Bolland schold en sprak met het schuim op de mond en rochels in de keel. Ik was overtuigd dat hij dronken was. Meeting-welsprekendheid als van een ploertige socialist.’ Fredericq had wel gemerkt dat niet iedereen zijn mening deelde: ‘Integendeel was er een kliek studenten en Vlaamsgezinden der eerste broek, die luidruchtig toejuichten en bij 't slot der zurige profetenuitschelding de Leidse professor een ovatie brachten.’ Fredericq ging ‘verpletterd’ weg in gezelschap van Van Hauwaert en Fris, twee van Marcels vroegere atheneumleraren.

De redactie van Marcels tijdschrift jubelde:23‘Wij hebben hier het zeldzaam geluk en de eer gehad een man binnen onze muren te krijgen die op het gebied der groten der kennis de allereerste plaats bekleedt onder al onze groten, om het even van welk land of volk. Een man die voor in de rij staat der grote denkers der eeuwen als Aristoteles, Plato, Spinoza, Kant, Fichte, Schelling, Hegel, Schopenhauer, de reuzen bij uitmuntendheid op geestesgebied.’ Marcel Minnaert en zijn vriend Gaston Mahy schreven Bolland24‘namens Uw toehoorders’: ‘Ge zijt voor ons verschenen als een Apostel, ons wilskracht gevend en zelfbewustzijn, fierheid en mannelijkheid, ons belerend en onderwijzend; ons ook bestraffend en geselend, zoals een vader met zijne kinderen doet, want Gij kwaamt uit liefde... Uit liefde kwaamt Gij, - en liefde hebt Ge gewekt. Uw sterk uitgesproken persoonlijkheid straalde tot ons als een zon, en naar het licht richten zich immers alle wezens. Er gaat een kracht van U uit, die bezielt en veredelt.’

De brief was in Minnaerts handschrift. Beide jongeren hadden behoefte aan een vaderfiguur, een idool, een bezielende kracht,een Zon. Minnaert nodigde Bolland uit een curriculum filosofie te geven. Hij schreef:25‘Is het wel nodig U te zeggen welke diepe indruk wij allen bewaard hebben van uw reeks lessen over Zuivere Rede?’ Andries Mac

Leod en hij vormden achteraf een kring. Elke donderdag om halfzes vergaderde hetVlaamsch Wijsgerig Genootschap thuis bij haar voorzitter Minnaert: dat waren in ieder geval secretaris Edzard Domela Nieuwenhuis, Paul Van Oye, Gaston Mahy, Andries Mac Leod en Paul De Keyser. Bolland liet zich het erevoorzitterschap aanleunen. Ze lazen Kant en Plato en zullen allicht de dialectiek in de trant van Hegel en Bolland doorgeëxerceerd hebben.26

Ook de Nederlandse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis trad in Marcels leven. Hij had de gestalte van een profeet en leek ook in andere opzichten op zijn oom Ferdinand, de Nederlandse anarchist. Hij was op voorstel van Fredericq beroepen bij de protestantse gemeente aan de Brabantdam, die veel Duitsers en Nederlanders onder haar lidmaten had. De dominee zat, net als Marcel, in het bestuur van hetANV. Karakteristiek was zijn voor een ambtsdrager opmerkelijke uitspraak:27‘En overigens ben ik van mening dat België vernietigd moet worden.’ Hij was vegetariër, niet-roker en geheelonthouder. Minnaert nam die ascetische gezindheid, die haaks stond op de overvloed bij moeder thuis, van hem over. In de loop van 1912 traden de vrienden Gaston, Edzard en Marcel op als oprichters van de geheelonthouderslogeDe Orde der Goede Tempeliers. Dat initiatief werd onder anderen ondersteund door de Luxemburgse filosoof Peter Hoffmann, die in Gent doceerde. De dominee vond het plezierig dat Minnaert in veel opzichten zijn voorbeeld volgde, maar betreurde des te meer dat de jongeman volhardde in de volstrekte verwerping van het christelijk geloof.

Nog een enkele, machtige bestorming

In de herfst van 1910 had Marcel geschreven:28‘Er is misschien sedert de 16e eeuw in Vlaanderen geen grootser en meer hardnekkige strijd gevoerd voor eigen volk en heilig recht dan die dagelijks rondom ons geleverd wordt: de strijd voor de vervlaamsing der Gentse Hogeschool. De Vlamingen zijn zich bewust geworden en nu ontwikkelt zich, nu ontluikt in de heerlijkste pracht de bloem der Vlaamse ziel; die Vlaamse ziel vol poëzie, vol kracht en wil tevens, vol moed en vuur, vol ontembare koppigheid en drang naar heldendaden.’ Hij werd een van de ongeduldigste actievoerders:29‘Op dit ogenblik kan het ge-

noeg zijn nog een enkele, machtige bestorming in te richten, opdat het bolwerk van 't franskiljonisme in onze handen zal vallen. Nu is het tijd onze moed en onze wilskracht te stalen.’

Hij wees op de Tsjechische volksbeweging in Oostenrijk-Hongarije en roemde de hardnekkigheid van de Tsjech, ‘zijn volk, zijn taal, daarboven gaat hem niets’. Minnaert vereenzelvigde zich met de Slavische Tsjechen, ook als dat volk zich tegen de Germaanse overheersing verzette! Zijn perspectief was dus niet zozeer het ras, maar de bevrijding van de onderdrukte nationaliteit, zij het Vlaams of Tsjechisch.

De Tsjechische Beweging was radicaler dan de Vlaamse: ‘Maar wat we van haar kunnen leren, dat is, dat we alles zullen gedaan krijgen,als we maar willen. We vragen niet eens zoveel als de Bohemers, we zijn in veel betere omstandigheden dan zij en we zouden ons recht, onze rechtmatige eisen niet kunnen bekomen? Ja, 't is waar, we hebben de hogere standen niet met ons; we zullen dat zaakje dan maar zonder hen regelen! En weldra zullen ze vervlaamst worden tegen wil en dank door onze Vlaamse Hogeschool van Gent. 't Zal wel gaan!’

In maart 1911 werd Minnaert lid van het Gentse bestuur van hetAlgemeen Nederlandsch Verbond (ANV). Dat was een zet van zijn vroegere leraar Meert, die hoopte op meer daadkracht. Hij kwam hierdoor wekelijks in contact met dominee Domela en met katholieke flaminganten zoals de medisch specialist Speleers,30die een vooraanstaande rol speelde in deGrote Staf. In Gent waren dat jaar op 19 februari en op 11 juli grote meetings gehouden. Op Guldensporendag waren er tienduizenden manifestanten geweest: een ware triomf van de beweging. Toch stond het er in Gent, partijpolitiek gesproken, armoedig voor. Veel gemeenteraden in Vlaanderen eisten deVlaamse Hogeschool, maar de Gentse raad deed dat allerminst.

In 1911 vroeg flamingant Alfons Sevens de Gentse gemeenteraad om een standpunt. Slechts zes van de 38 raadsleden verwaardigden zich tot het geven van een reactie; drie voor en drie tegen. De liberale burgemeester Braun zorgde ervoor dat de Hogeschool zelfs niet op de agenda kwam, terwijl hijzelf in het openbaar voor een tweetalige universiteit pleitte. Daarop richtte Sevens samen met Hector Planquaert en Alfons Van RoyDe Vlaamse Blok op. De campagne van 1912 leverde die partij 1.800 stemmen op of 4,3%. In hun blad bepleitten zij

Vlaams-nationalezelfstandigheid. Dat laatste was een nieuw geluid,31dat de radicale Minnaert als muziek in de oren klonk.

De Waalse socialist Jules Destrée had dat jaar in eenBrief aan de Koning betoogd dat er geen Belgen bestonden, maar louter Walen en Vlamingen.32De enige manier de katholieke reactie, die opnieuw de verkiezingen had gewonnen, in België kwijt te raken leek Destrée een federaal Wallonië waarin socialisten en liberalen allang de meerderheid hadden. Hij pleitte voor de omvorming van België in een federatie van de twee volkeren, dus voor eenbestuurlijke scheiding van het land. Overigens wees hij de eentaligheid, die hij normaal vond voor Wallonië, voor Vlaanderen van de hand.

DeGrote Staf had geen zin op deze bestuurlijke scheiding in te gaan, omdat zij die beschouwde als een afleidingsmanoeuvre van de campagne voor deVlaamse Hogeschool. Replieken zoals die van Hippoliet Meert33benadrukten dat de Vlamingen goede Belgen waren die streden voor rechtvaardige eisen, al vreesden zij de bestuurlijke scheiding niet. Alfons Sevens vanDe Vlaamse Blok viel Destrée echter bij:34‘De Bestuurlijke Scheiding is de onvermijdelijke dood der franskiljons. Dan eindelijk zullen we in Vlaanderen een zuivere Vlaamse lucht inademen en in een ontsmet huis wonen.’ De hatelijke terminologie van Sevens wees erop dat de wrok toenam.

De flaminganten verdachten de liberale vrijmetselaarsloges van intriges tegen de vernederlandsing. De Brusselse advocaat Josson stichtte daarop een imitatie,De Vlaamse Veem, om ‘het Vlaamse Volk van alle schadelijke vreemde invloed van Frankrijks bemoeiingen in België's binnenlandse aangelegenheden vrij te maken, de Nederlandse taal als een koningin te doen heersen over de ganse uitgestrektheid van het Vlaamse land, in bestuur, gerecht, leger en school’. De Gentse afdeling van dezeVeem vergaderde elke maand bij Minnaert.35Tot de gematigden behoorden Hippoliet Meert en Boudewijn Maes, tot de radicalen onder anderen Marcel Minnaert, zijn moeder Jozefina Van Overberge, de leraar Antoon Thiry, de scheepsarts Jules Van Roy, de advocaat Alfons Van Roy en atheneumleraar Jan Oscar De Gruyter. De gematigden waren tegen de bestuurlijke scheiding, de radicalen waren ervoor.

In december 1913 behoorde Minnaert tot de initiatiefnemers van deVereniging voor beschaafde uitspraak, die zich nauwer wilde aansluiten bij het geestelijk leven in Nederland. Samen met het hoofd van

zijn lagere school aan de Onderstraat, De Hovre, en zijn vriend Andries Mac Leod legde Minnaert de vinger op een ‘jammerlijke leemte’: het ontbrak Vlaanderen aan een algemeen beschaafde spreektaal.