• No results found

De Bestuurlijke Scheiding kende als anonieme redacteuren Antoon Thiry, oud-redacteur vanDe Goedendag, die met zijn vrouw Marthe Van Ael de

administratie beheerde in hetVlaamsch Huis op het Sint Baafsplein, Jules Van Roy, oud-voorzitter van't Zal Wel Gaan, Reimond Kimpe, ook oud-redacteur van De Goedendag, en Minnaert. Thiry en Kimpe waren bevriend met Felix Timmermans en hadden beiden literair werk gepubliceerd. Thiry zei achteraf van het blad:60‘Daarin werd onverbiddelijk de partijpolitiek aangevallen, de noodlottige dubbelzinnige rol der partijen tegenover Vlaanderen als misdadig aangeklaagd en de bestuurlijke scheiding als enig aanvaardbare doelstelling van de strijd vooropgesteld.’

De redactieleden noemden zichTestorI,II,III, enzovoort. Op de voorpagina van

het meinummer stond de geloofsbelijdenis: ‘In de etter uwer rottende partijpolitiek, verstikt gij, onwaardige Vlaamsgezinde politiekers! Achteruit, gij laffe belovers en laaghartige verraders! Zoetsappige dagbladschrijvers die 't nog spreken waagt van ‘we wilden wat is recht, en we wonnen wat we wilden’, op uw te licht lovende lippen, lamlendigen, moesten die woorden besterven. Gekken, gij allen!’ De schoolwet van mei 1914 was een dolkstoot in hun hart geweest: ‘Luider nog zullen we in ons binnenste juichen als ook de Vervlaamsing der Gentse Hogeschool zal zijn stuk gelopen op de onder

water liggende klippen der verraderlijke politiek, en dat zal ze.’ DeGrote Staf kon het ermee doen: ‘Gij zijt bezig geen leeuwen maar honden te kweken van uw volk, honden die mishandeld en afgericht door dierenkwellers, de franskiljons en hun vlaamsgezinde handlangers, nog slechts toebijten wanneer eindelijk de marteling ze zal hebben gedreven... tot dolheid.’

Het ging de redactie omde daad: ‘Ja, tot een daad zal en moet het komen zo Vlaanderen werkelijk ter herwording is voorbeschikt!’, ‘niet de wetten maken een volk! Het volk maakt zijn eigen wet!’, ‘geen heil zien wij nog dan in een nationaal Vlaamse partij, die zich aan geen kleinzielige kliekjespolitiek wil noch zal bezondigen. Die zal u met één slag, met een woord, de verlossing brengen.’ Uit dit proza blijkt dat de kring rond Minnaert, Kimpe en Thiry bereid was een autoritaire politiek te billijken. De teleurstelling over de democratie zetten zij om in de verwerping van haar uitgangspunten. Ze waren vaag over het alternatief. Over de bestuurlijke scheiding schreven zij keurig dat die ‘door ons grondig zal worden bestudeerd’ nadat de plaats schoon is gemaakt, maar ‘we zullen dikwijls op hetzelfde terug keren, met steeds nieuwe bewijzen en argumenten.’ De metafoor van de bezem is van alle tijden; Mac Leods vertoog klonk luid door.

TestorIverwachtte de redding van Vlaanderen van de bereidheid tot verzet en de innerlijke kracht van het Vlaamse volk: ‘De Vlaamse beweging moet uit een groot principe voortkomen:Die Wille zur Macht van een volk dat zijn eigen levenskracht nog ongeschonden voelt.’ De strijd van de Polen, de Tsjechen, de Noren werd geleid door letterkundigen. Waarom kon dat in Vlaanderen niet? Waar was de kunstenaar, die zoals Hendrik Conscience of de componist Peter Benoit zijn volkontroeren kon: ‘Wij verwachten hem, hij komt in Vlaanderen als een nieuwe Messias!’

Zo vluchtten deze radicale jongeren naar voren. Ze verwachtten hun heil van persoonlijke studie, charismatisch optreden en een plotselinge, autoritaire

verandering van de verhoudingen: eenMessias! Alleen een wonder, een deus ex machina, kon een uitweg bieden. Fanatieke jongeren zoals Minnaert wilden eindelijk daden en resultaten, tot elke prijs. Het augustusnummer vanDe Bestuurlijke Scheiding ging over Frankrijk, de eeuwenlange vijand van Vlaanderen: de militaire censuur maakte het verschijnen ongedaan.

Jozef Minnaert had Marcel in zijnAfscheidsbrief gewaarschuwd voor hartstocht en fanatisme, een familiekwaal. Zijn broer Gillis, bijna tachtig en Marcels peetvader, voltooide in 1914 zijn levenswerk, een soortLeekenspieghel voor de Vlaming:61

Ook hij had Marcel indirect vermaand: ‘De verbeeldingskracht is als een zacht

doordringend vuur, welks licht en gloed ons bestraalt en verwarmt, wanneer het met tedere voorzichtigheid gevoed en onderhouden wordt, maar dat verteert en verwoest als men het onbedwongen laat opvlammen.’ Deze passage had in deAfscheidsbrief kunnen staan. Marcel bemoeide zich echter nauwelijks met zijn peetvader en had als 21-jarige adolescent evenmin behoefte aan de geboden van zijn vader. Het waren immers diezelfde geboden die de basis hadden gelegd voor zijn uiterste verzetshouding.

Op 24 juli 1914 werd Marcelcum laude doctor in de biologie. Enkele weken daarvoor vielen de schoten in Sarajevo. Nietsvermoedend gingen de mensen op vakantie. Jozefina, Marcel en neef Emiel Minnaert zouden hun reis naar Scandinavië van 1912 voortzetten en reisden eind juli af naar het zuidelijk deel van Noorwegen en Zweden. Jozefina noteerde in haarDagboek: ‘Trollhättan: Het onweer aan Europa's politieke hemel broeide wel, maar wij werden er niets van gewaar. Onbekommerd zetten we onze reis voort. België was er zo ver van verwijderd, het kon België toch niets maken.’

Eindnoten:

1 Minnaerts bijdragen staan in deBotanische Jaarboeken van Dodonaea uit de jaren 1911 tot en met 1915. In de terugblik van Paul Van Oye van oktober 1935,Mac Leods invloed op zijn studenten, komt Minnaerts rol tot uitdrukking. Andere medewerkers aan Mac Leod herdacht waren prof. dr C. De Bruyne en prof. dr A.J.J. Van de Velde. Op 21 oktober 1935 werd een borstbeeld onthuld in studentenhuisHuize Mac Leod.

2 Minnaert, M.,Botanisch Jaarboek, 1911.

3 Minnaert, M.,Licht en schaduwbladen bij Ilex aquifolium, Botanisch Jaarboek, 1912, 23-26. 4 Minnaert, M.,Handelingen XVIIe Vlaams Natuur- en Geneeskundig Congres, 1913.

5 Minnaert, M.,Wetenschap: Onze prijskamp over de Zon-Eclips, De Goedendag, 1911-1912, 131-133. Idem,Iets over wiskundige kans en wiskundige hoop, 73-76.

6 Die uitleg werd door een wiskundeleraar betwist:Nog over de Zon-Eclips, 157-159. 7 Minnaert, M.,Jakob Hendrik Van 't Hoff, De Goedendag, 1910-1911, 117-120. 7 Minnaert, M.,Jakob Hendrik Van 't Hoff, De Goedendag, 1910-1911, 117-120.

8 Minnaert, M, 1914. De Franse dissertatie is onvindbaar. De Nederlandse versie van 1918 is daarentegen op tal van plaatsen verkrijgbaar.

9 In 1911 had hij deze proeven eerder gedaan.

10 Dat hij trots was op deze constructie bleek later toen hij als astronoom een grafische constructie van een heel andere vorm toch ‘groeicurve’ noemde (1934). In de moderne astrofysica worden nog steeds ‘groeicurven’ bepaald.

11 Het citaat is bijna een profetie. In Utrecht werd hij in 1919 aan het werk gezet om de intensiteit van de schaduwen van fraunhoferlijnen kwantitatief te meten.

12 Ciessen, M,Almanak 't Zal Wel Gaan, 1914, Marcel: Natuurkundig-Wijsgerig Student; Musicus; Voordrachthouder, 182-185. Met een karikatuur van E.D. (Edzard Domela?): zie Vanacker, 1991, 20.

13 InDe Goedendag stond een rubriek Kinema, die Marcel zal hebben verzorgd.

14 Mac Leod, 1897. Hij leefde van 1857 tot 1919: Marcel was zijn laatste promovendus en maakte hem mee toen hij bijna zestig was.

15 Lamberty, 1961. 16 Lamberty, 1961, 75.

Het begripvolkskracht ontleende De Raet aan de Nederlandse Vlaamsgezinde Leo Simons, directeur van deWereldbibliotheek.

18 De Schaepdrijver, 1997, 30-31. 19 Lamberty, 1961, 11-112. 20 Geyl, 1958, 107.

21 Otterspeer, 1995. De student die hem bezocht was de latere filosoof Lucien Brulez. Bolland reisde af naar Vlaanderen op 16 december 1911 voor een eerste reeks lezingen. Bij Otterspeer, hoofdstuk 45,Bolland en België. Drie eeuwen voor Bolland had Simon Stevin al gewezen op de unieke geschiktheid van het Nederlands voor wetenschappelijk werk. Minnaert zal zich daar nog mee bezighouden.

22 Fredericq,Dagboek, 21 december 1911.

23 De voordrachten van Bolland, De Goedendag, 1911-1912, 36-37. 24 Archief-Bolland, brief van 17 januari 1912.

25 Archief-Bolland, brief Minnaert van 2 oktober 1912.

26 Minnaert aan L. Buning, 17 mei 1970, spreekt over het bestuderen van Kant en Plato. Archief-Buning.

27 Fromme, 1942. In dit boek staan jeugdherinneringen aan Domela.

28 Minnaert, M.,De strijd voor de Vervlaamsching der Hoogeschool, De Goedendag, 1910-1911, 85.

29 Minnaert, M.,Tsjechische beweging en Vlaamsche Beweging, De Goedendag, 1910-1911, 41. 30 Dedeurwaerder, 154. Speleers was keel-, neus- en oorarts.

31 Vanacker, 1991, 12.

32 Destrée, J., 1912. Brouwers, J., 1988, ontleent hieraan zijn titel. 33 Meert, 1912. Het ANV verspreidde zijn antwoord in een grote oplage. 34 Vanacker, 1991, 21.

35 Vanacker, 1991, 20.

36 De kwestie-Van Vlaenderen was groot nieuws inDe Goedendag, jaargang 1911-1912. Het gesprek met Poullet was op 16 juli 1912.

37 Vermeylen, 1895, schreef dat het afdwingen van de toepassing van de wet van 1883 de taak van elke Vlaamsgezinde was.

38 Paul Van Oye was een zoon van de Oostendse arts Eugeen Van Oye, ooit de geliefde leerling van Guido Gezelle. Van der Plas, Hoofdstuk V,Poësis.

39 Minnaert,Jong Vlaanderen, De Goedendag, 1912-1913, 2-4, Minnaerts hoofdredactioneel voor die twee jaar.

40 Vermeylen, A.,België en de Europese beschaving, 7 oktober 1912. Verscheen in DG, 1912-1913, 17-19, 33-35.

41 De lotgevallen van Evarist Verdurme inDe Goedendag, 1912-1913, Het geval Ledegouwer, 49-55, 65-66, 68. Leo Van Puyvelde was enkele maanden daarvoor benoemd op de Universiteit. Marcel volgde zijn universitaire leergang kunstgeschiedenis en legde het tentamen op 15 juli 1913 af. Van Puyvelde werd de kunstpaus van België, conservator van de Koninklijke Musea in Brussel, deskundige inzake Rubens. Hij zou dus uit hoofde van zijn beroep met veel blote borsten en erger te maken krijgen: het zij hem gegund.

42 Sabbe, M.,De Vlaamse Gids, Heoos een boek van jeugd, januari 1913; geciteerd in De Goedendag, 1912-1913, 80-81.

43 Dezelfde Van Puyvelde speelt een merkwaardige rol bij Dedeurwaerder, 194. 44 Minnaert, M.,Tweetaligheid, De Goedendag, 1912-1913, 83.

45 De Smedt, 1954.

46 Qui tuba sonat,Soldaterijen, 16 mei 1913, De Goedendag, 1912-1913, 47 Minnaert, M.,Vers, De Goedendag, 1913-1914, 4.

48 De Keyser, P, 1936.

49 Minnaert, M.,In Memoriam Evarist Verdurme, De Goedendag, 1913-1914, 50 Minnaert, M., Orgaan 't Zal Wel Gaan, 1914.

51 Protestzitting, Orgaan 't Zal Wel Gaan, 1914, 24. In de jaren twintig zouden de studenten de Nederlandse cursussen van het tweetalige systeem-Nolf inderdaad boycotten.

52 E. Domela Nieuwenhuis,Neerlandia, 1914, 101.

53 Neerlandia, 5 mei 1914; Orgaan ZWG, Het Groot-Nederlands Studenten Congres (25-26), Een hevig verschil (29-31), Klauwaert en Geus door Lamme Goedzak (35-36), Klauwaard en Geus (51-53),Naklanken van het Ve Groot Ned. Stud. Congres met citaten uit Propria Cures (53-55). Hoe onverwacht zijn stap was, blijkt uit de biografische schets in de Almanak van 1914 van ZWG. DeAlmanak van 1913, 62-63, vermeldt de aanwezigheid van Minnaert als

vertegenwoordiger vanZWG op het IVe Groot-Nederlandse Studenten Congres in Amsterdam van 1, 2 en 3 februari 1913, waar hij de medicus H. Burger moet hebben ontmoet.

had slechts een officieuze mededeling als officieel opgevat. 55 Citaat V. Loveling, bij Vanacker, 1991, 24.

56 Necrologie van Mac Leod door Frans Primo inDe Toorts van 10 maart 1919. 57 Citaat uit brief M. Rooses aan L. De Raet van juni 1913 in Lamberty, 140.

58 Citaten uitDe Bestuurlijke Scheiding van mei, juni en juli 1914. Het derde nummer over tweetaligheid lijkt uit de pen van Minnaert gekomen te zijn evenals de bespreking van de uitvoering van deRubenscantate van Peter Benoit. De roep in Door het volk, voor het volk om een Vlaamse Messias zal eerder uit de letterkundige hoek gekomen zijn.

59 Basse, M., 1930, I, 71.

60 Karakteristiek bij Vanacker, 1991, 22-23. Citaat uit Thiry, 1943.

61 Minnaert, G.D., 1913-1914, Deel I, 109.Geestesleven en schoonheidszin is een encyclopedisch werk voor gewone stervelingen, dat alle aspecten van het maatschappelijk leven beslaat. Het is een product van het streven naar volksverheffing. Fredericq is er in zijnDagboek te schamper over.

Hoofdstuk 4