• No results found

Op 4, 5 en 6 april 1914 werd hetVijfde Groot-Nederlands Studentencongres in Gent gehouden. De organisatoren waren het vrijzinnige't Zal Wel Gaan, de

ANV-studentenafdeling (ANSV) en hetKatholiek Hoogstudentenverbond (KHSV). Algemeen voorzitter was Minnaert, die schreef:50‘Het moet de grote gebeurtenis worden van het jaar; het moet een feestelijk en groots symbool wezen van de machtige eendracht tussen al de jonge intellectuelen van Noord-Nederland, Zuid-Afrika, Indië en Vlaanderen. We moeten tonen aan de heren franskiljons dat we bewust zijn van de ruggesteun die we hebben aan de Hollandse Wetenschap en Cultuur.’ Het congres was actueel vanwege de behandeling van de

Hogeschoolkwestie in het parlement: de studenten moesten tonen dat politieke verschillen geen rol speelden. Minnaert wees op de innige samenwerking die zou bestaan tussen de vrijzinnige en de katholieke organisatoren.

Aan de vooravond had een protestbijeenkomst plaats. Nadat het erop had geleken dat er een parlementaire meerderheid was voor de vernederlandsing van Gent, leek die te vervluchtigen in de Kamercommissies. Daar was slechts sprake van een verdubbeling van de leergangen, dus van een tweetalige universiteit. Op 1 april begroette makker Leo Picard een honderdtal Gentse studenten.51Het verslag meldt: ‘Dan neemt M. Minnaert het woord. Er moet een einde komen aan de verderfelijke fopperij der tweetaligheid dat een middel is om ons het Frans op te dringen! (toejuichingen). Wordt de verdubbeling gestemd, welnu dan maken wij revolutie! (lange toejuichingen). Wij moeten ons verzetten tegen halve maatregelen en de vlaamse leergangen boycotten als die naast de franse worden geplaatst! (donderend applaus).’

Op zaterdag 4 april waren er bij aanvang van het congres liefst 110 studenten uit Nederland: tachtig heren en dertig dames. Volgens

Neerlandia had voorzitter52Minnaert ‘de algemene geestdrift’ opgewekt en Karel Van de Woestijne had diens ‘onuitputtelijke welsprekendheid’ geprezen. Aan het slot hadden ze onder elkaar gezongen: ‘Niets ging er goed/ Als Minnaert niet de hoofdzaak doet.’ Aan het eind van het jubelende verslag van Edzard Domela was Minnaert opgesprongen en had hij gevraagd: ‘Zweert gij allen, hier aanwezige Groot-Nederlanders, dat die Franse Hogeschool zal verdwijnen’, waarop uit honderden kelen een langgerekt ‘ja’ terug had geklonken.

Het verslag in het ledenorgaan van het liberale 't Zal Wel Gaan was heel anders van toonzetting. Minnaert had op de openingszitting aangekondigd dat 't Zal Wel Gaan zich had teruggetrokken en had daarvoor onnozele redenen genoemd. De aanwezigen hadden met een verontwaardigdHou gereageerd. De socialist Kamiel Huysmans had voortreffelijk gesproken, terwijl een tweede spreker, ene Lambrichts, had gezeurd over het verraad in de Vlaamse Beweging: ‘Het was spijtig dat de spreker niet begrepen had waar hij sprak.’ 't Zal Wel Gaan had de deelnemers uitgenodigd voor een ‘tonzitting die een kolossaal succes had bij de Hollanders’.

Het geschil was breed uitgemeten in de Gentse pers.53Er was onenigheid over de kroegjool, die Edzard Domela had getypeerd als een overblijfsel uit de tijd dat de Vlamingen nog halve wildemannen waren. Alles wat rook naar tabak en alcohol hadden Minnaert en Domela uit het officiële programma verwijderd. De vrijzinnige studenten konden zich beroepen op de lof inPropria Cures. Bovendien vond 't Zal Wel Gaan dat ze op de zittingen te weinig voorzitters had gekregen. Het protest had niet geholpen. Het vrijzinnige kamp had zich daarop teruggetrokken. De vrijzinnige columnistLamme Goedzak, meende: Als de katholieken de strijd voeren met de leusAlles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor Kristus, dan zullen de vrijzinnige Vlamingen begrijpen dat zij moeten strijden met de leus:Alles voor Vlaanderen, Vlaanderen voor de Vooruitgang.

Dat laatste was een verwijt aan Minnaert, die in een vervolgartikel op de korrel werd genomen: ‘Een student, die niet tot de klerikale partij behoort, riep onlangs: 't Zal Wel Gaan moet kapot! En waarom? Omdat hij denkt ‘dat er maar een vruchtbaar flamingantisme is, dat boven alle partijen verheven is en buiten alle politiek wil werken’.’ Volgens de vrijzinnige studenten keerde die ‘onzijdigheid’ zich louter tegen hen: ‘Hebben wij ze zien optreden tegen de katholieke vlaams-

gezinde studenten? Die toch, doen ook aan die verfoeide politiek. Wel integendeel; voor, tijdens en na hetGroot-Nederlandsche Congres werden die heren, om de wille der onzijdigheid, op de platste wijze door de inrichters naar de ogen gezien.’

Er heerste verbittering in het vrijzinnige kamp, al werd dit conflict formeel bijgelegd. Dat de Vlaamse Hogeschool van de baan was omdat de liberale parlementariërs de vernederlandsing niet hadden willen steunen, werd in datzelfde blad

bagatelliserend besproken. Het optreden van de voorzitter leek arrogant en nodeloos grievend. De reden was dat Minnaert razend was op de liberale partijleiders, die de beloften aan hun laars lapten. Zijn radicalisme noopte hem tot de breuk met zijn kameraden van 't Zal Wel Gaan die hij zijn minachting in het gezicht had geslingerd. Hij was de omgang met de vrijzinnige studenten, die de liberale politiek met de mantel der liefde bedekten, beu.54De vriendschappelijke contacten met zijn makkers bleken voor Minnaert louter functioneel geweest te zijn. Wie vroeger ‘goed’ was geweest, kon plotseling ‘slecht’ worden. De vroegere medestanders waren voor Marcel verraders geworden. Hij kon niet inzien dat zijn makkers het anders zagen dan hij, maar dat zij niettemin Vlaamsgezinden bleven. Hij schoot in luttele maanden door van een Vlaamsliberaal naar een Vlaams-nationaal standpunt. Zijn promotor Mac Leod was op de achtergrond tevens de promotor van deze politieke ontwikkeling.