• No results found

De sociaal werker aan de

3.1. Ondersteunen in het zingevingsproces van burgers

3.1.3. Verbinding leggen met het goede leven

Zin wordt weer ervaren wanneer de gebeurtenis die de breukervaring heeft veroor- zaakt verbonden kan worden met iemands zingevingskader. Er is dan niet langer sprake van een breuk tussen beide. De sociaal werker kan een belangrijke rol ver- vullen in het opnieuw tot stand brengen van deze verbinding als een breukervaring speelt. Hierdoor wordt de ‘breuk’ een ervaring binnen het zingevingsproces en ervaart de burger weer zin.

Nu voor de sociaal werker in stap twee zichtbaar is geworden wat iemands visies op het goede leven zijn en waar de breuk zich voordoet, kan deze samen met de burger proberen weer een verbinding te leggen tussen de gebeurtenis die de breu- kervaring teweeg heeft gebracht en zijn visies op het goede. Dit vraagt op inhoudelijk niveau een meer sturende rol (Ganzevoort & Visser, 2007), al blijft het aan de burger op welke manier en met welke visie op het goede hij zich wil verbinden (Smit, 2015). In deze stap komen vaardigheden als het interpreteren van het verhaal van de burger, verbanden leggen tussen onderdelen hiervan en de burger confronteren met discre- panties aan de orde (Ganzevoort & Visser, 2007; McLeod, 1997, Mooren, 1999).

Sociaal werkers kunnen volgens het beroepscompetentieprofiel schakelen tussen verschillende perspectieven en situaties bekijken vanuit meerdere invalshoeken (Mens & Weyburg 2018). Volgens Dekker & Lam (2016) hebben sociaal werkers een belangrijke rol in het reconstrueren van verhalen en daarmee in het zingevingsproces van de burger.

Tot nu toe is stap drie – verbinden – heel algemeen beschreven. Er is echter aan- scherping mogelijk op twee punten, namelijk de manier waarop verbinding gelegd wordt en de rol van de sociaal werker in het duiden van verschillende soorten breu- kervaringen. Hieronder komen beide uitgebreider aan de orde.

Het zingevingsproces herstellen via verbinding: gebeurtenis integreren of het zingevingskader herzien

Om verder in te gaan op de stap van verbinding maken middels narratieve integratie, maken we een uitstapje naar het werk van de psychologe Park (2010) die in het vorige hoofdstuk ook aan bod is gekomen. Zij beschrijft op basis van psychologisch empirisch onderzoek hoe een proces van zingeving kan verlopen. Ze spreekt zelf niet expliciet over ‘verbinding leggen met het goede leven’, maar beschrijft wel twee verschillende processen waarop zingeving opnieuw tot stand kan komen: assimilatieprocessen

en accommodatieprocessen. Dit onderscheid kan stap drie bij begeleiding bij zin- geving verscherpen. Bij een assimilatieproces verandert de betekenis die aan een gebeurtenis wordt toegekend. De nieuwe betekenis komt, in tegenstelling tot de oude, overeen met het zingevingskader. Bij een accommodatieproces lukt het niet om een gebeurtenis die een breukervaring veroorzaakt een betekenis te geven die overeenkomt met het zingevingskader. Het bestaande kader – de visies op het goede leven – moeten dan worden herzien om weer zin te kunnen ervaren. Dit betekent dat iemand afscheid moet nemen van eerdere visies die lange tijd iemands leven hebben vormgegeven. Het is dan ook een proces dat vaak tijd kost. Het confronteren en interpreteren waar Visser & Ganzevoort (2007) en McLeod (1997) over spreken kan zowel worden ingezet om een gebeurtenis in een ander perspectief te zetten zodat deze aansluit bij het bestaande zingevingskader, als om dit kader te herzien naar aanleiding van een gebeurtenis die deze op het spel zet.

Twee duidingen van breukervaringen: tragiek versus onrecht

De rol die de sociaal werker inneemt hangt samen met hoe de breukervaring door de burger ervaren wordt. Ganzevoort (2014) maakt een onderscheid tussen een be- tekenis van tragiek en een betekenis van onrecht. In dit onderzoek gaat het om het perspectief van de burger: ervaart deze een gebeurtenis die leidt tot een breukerva- ring als tragisch of als onrechtvaardig? Tragische breukervaringen overkomen ons, terwijl breukervaringen van onrecht ons worden aangedaan. Met andere woorden, in de ogen van degene met de breukervaring is er een ‘schuldige’ die ten onrechte deze situatie veroorzaakt heeft. Het onderscheid tussen beide is subjectief en analytisch. In de praktijk zijn ze vaak met elkaar verweven.

In de theorie van Park (2010) lijkt het zingevingsproces volledig hersteld te kunnen worden. Bij tragische breukervaringen is dit echter niet altijd mogelijk. Een chronische of terminale ziekte kan niet omgekeerd worden, een overleden naaste komt niet meer terug. Een tragische breukervaring vraagt van de burger het vermogen om te aanvaar- den dat het is zoals het is (Vosselman & Van Hout, 2013). Dit is vaak een traag proces dat vraagt om uithoudingsvermogen en een houding van presentie van de sociaal werker (Ibidem), zoals beschreven in de eerste stap. De emoties die de burger hierbij ervaart mogen er zijn. Het gaat om contact maken, niet om interveniëren (Van Ewijk et al., 2016). Doordat de sociaal werker de burger bijstaat in het uithouden van de situatie, biedt deze troost (Baart, 2001). Narratieve integratie is op dat moment enkel mogelijk via aanvaarding van de breuk. Dat lost de breuk en bijbehorende gevoelens niet op. Deze mogen er echter zijn en krijgen een plek in iemands verhaal. Er gaan visies op het goede leven verloren, wat gepaard kan gaan met gevoelens van verdriet en teleurstelling. Aanvaarding is mogelijk wanneer iemand beseft dat deze gevoelens

ook een plek hebben in de narratieve identiteit. Van stap drie keert de sociaal werker dan terug naar de eerste stap.

Ervaringen van onrecht vragen een andere rol van de sociaal werker. Ze vereisen allereerst een onderzoek naar de grens tussen onrecht en tragiek, een grens die in de praktijk niet zo scherp te trekken is. Als iemand onrecht ervaart, kan er ook sprake zijn van tragiek omdat het leven anders loopt dan voorzien, zonder dat iemand daar schuld aan heeft. Iemand is dan op zoek naar een zondebok om de breukervaring een plek te geven. Sociaal werkers kunnen iemand helpen dit in te zien. Andersom kan een ervaring van tragiek veroorzaakt worden door onrecht waar de sociaal werker wel zicht op heeft, zoals het verkeerd toepassen van regelgeving of beleid. Ervaringen van onrecht vragen om het bieden van weerstand, van verzet (Ganzevoort, 2014), bijvoorbeeld wanneer het gevoel van onrecht veroorzaakt wordt door fouten in de uit- voering van het beleid of door misverstanden die de sociaal werker kan ophelderen. De sociaal werker heeft dan als rol op te komen voor de burger en op die manier bij te dragen aan diens gevoel van rechtvaardigheid. Bij ervaringen van onrecht binnen bijvoorbeeld vriendschappelijke of familiale relaties blijft de sociaal werker een bui- tenstaander. Deze kan wel het gevoel van de burger serieus nemen, hierover praten en bespreken hoe ermee om te gaan.

3.1.4. De sociaal werker als zingevingsprofessional aan de