• No results found

Breukervaringen herkennen in keukentafelgesprekken

Breukervaringen in keukentafel-

5.1. Breukervaringen herkennen in keukentafelgesprekken

In deze paragraaf beschrijf ik hoe een breukervaring in de keukentafelgesprekken tot uiting komt. Dit onderzoek ik aan de hand van het zingevingsproces zoals beschre- ven in hoofdstuk twee. Mensen geven betekenis aan wat ze meemaken vanuit een zingevingskader dat steeds opnieuw wordt herzien in interactie met de omgeving. Een zingevingskader bestaat uit een cognitieve component (iemand wil de wereld begrijpen), een motivationele component (iemand heeft een of meerdere doelen waar hij naar streeft) en een evaluatieve component (iemand wil ervaren dat zijn leven zin heeft). Hieronder ligt een morele component die bestaat uit visies op wat goed en van waarde is, en die de andere componenten beïnvloedt. Iemand uit zijn zingevingskader in verhalen die zijn narratieve identiteit vormen. Diegene heeft een verhaal over wie hij is, wat hij de moeite waard vindt en waar hij naar streeft. Dergelijke verhalen voegen een temporele orde toe aan het zingevingskader: iemand begrijpt wie hij is door te vertellen waar hij vandaan komt, waar hij nu staat en waar hij naar toe wil.

Bovenstaande komt voort uit de theorie zoals beschreven in hoofddstuk twee. Maar wat is hiervan terug te zien in de keukentafelgesprekken? Uit de analyse van de geob- serveerde gesprekken blijkt dat met name de evaluatieve component in combinatie met de temporele orde vaak een aanwijzing zijn voor een mogelijke breukervaring. Gebeurtenissen – vanuit persoonlijk, relationeel of maatschappelijk perspectief – die

de logische temporaliteit in een verhaal doorkruisen kunnen leiden tot een dergelijke ervaring. De toekomst volgt dan niet meer vanzelfsprekend uit het verleden en heden. Vanuit de theorie kan dit van invloed zijn op de motivationele component van zinge- ving – bestaande doelen kunnen doorkruist worden. Tevens kan de onderliggende morele component onder druk komen te staan. Door bepaalde gebeurtenissen weet iemand niet meer wat het goede is en wat daaropvolgend de juiste handeling in die situatie is. Vaak gaan dergelijke gebeurtenissen gepaard met emoties van bijvoor- beeld verdriet, onmacht of frustratie. Dat is de evaluatieve component van zingeving. Alvorens theoretisch uit te weiden, is het zaak te kijken hoe de temporele orde en evaluatieve component zichtbaar worden in de keukentafelgesprekken. Hier blijken met name emoties en/of verwijzingen naar het verleden of de toekomst naar voren te komen. Dit zijn signalen dat er mogelijk een breukervaring speelt. Een voorbeeld waarbij beide signalen te herkennen zijn in gesprek met een vrouw met een progres- sieve spierziekte:

De vrouw zegt dat dat in het ziekenhuis geregeld is. Ze had beugels aangevraagd voor in de badkamer, maar die werden afgewezen omdat haar lichaam in een te slechte toestand is. Ze begint te huilen.

[P30, S-G apr 2016]

En even later:

‘Het is de laatste paar maanden ontzettend snel gegaan’, zegt de vrouw en begint weer te huilen. [P30, S-G apr 2016]

De emoties in bovenstaande citaten zijn een duidelijke indicator voor een breuker- varing Maar ook de temporaliteit die spreekt uit: ‘Het is de laatste paar maanden

ontzettend snel gegaan’. Waar emoties en verwijzingen naar de temporele orde de

eerste indicatie zijn van een breukervaring, wordt later in het gesprek ook de morele laag zichtbaar. De toestand van de vrouw is gedurende de afgelopen maanden steeds slechter geworden waardoor datgene wat belangrijk voor haar is – een van haar visies op het goede – onder druk is komen te staan. Dat is het contact met belangrijke anderen:

‘Ik ben hier geboren. De angst is zo groot dat ik hier weg moet, nadat we vorige keer die optie hebben besproken. Mijn beste vriendin woont hier om de hoek. Mijn vader hier tegenover, maar die heeft geen rijbewijs’, zegt de vrouw.

‘Ja alle sociale contacten wonen hier in de buurt’, zegt de ergotherapeute.

De echtgenoot vult aan: ‘Hier weggaan betekent een sociaal isolement voor haar.’ [P30, S-G. apr. 2016]

Deze combinatie van temporaliteit en emoties komt vaak naar voren in de keuken- tafelgesprekken. Burgers kijken gefrustreerd of verdrietig terug naar wie ze vroeger waren, en nu dus niet meer. Dit speelt bijvoorbeeld bij een oudere vrouw die geope- reerd is aan haar been en niet zo snel revalideert als ze had gedacht. Haar visie op het goede leven, zelfstandig zijn, is doorkruist:

‘Ik dacht dat ik vooruitging en ineens was het afgelopen’, zegt ze. […] De vrouw vertelt me ondertussen dat ze gewend was om alles zelf te doen en nu lukt dat niet meer. ‘Ik heb soms een hekel aan mezelf, je kan niet meer doen wat je wil enzo.’ [P6, S-G. okt. 2015]

De frase ‘ik heb een hekel aan mezelf’ wijst erop dat er (nog) geen narratieve integratie van haar fysieke toestand in haar zingevingskader heeft plaatsgevonden.

Bovenstaande fragmenten verwijzen naar het verleden en berusten op het idee dat het vroeger beter was. Burgers begrijpen cognitief vaak wel wat er feitelijk gebeurd is, maar kunnen deze gebeurtenissen niet integreren in hun narratieve weefsel; ze bevat- ten het op existentieel niveau niet. Het benoemen van deze feitelijke gebeurtenissen in temporele aanduidingen gepaard met emoties duidt dan ook op breukervaringen. Het gaat in voorgaande fragmenten over temporele verwijzingen naar het verleden, maar zoals in de literatuur wordt beschreven zijn verwijzingen naar de toekomst van wezenlijk belang voor de verbinding met de visies op het goede leven. Vaak gaan deze gepaard met de motivationele component: doelgerichtheid. Via doelen streeft iemand ernaar om dichterbij deze visies op het goede te komen. Wanneer een beoogd doel niet meer behaald kan worden, lijkt deze ver weg en in sommige gevallen zelfs onbereikbaar, zoals in de volgende fragmenten.

Een echtpaar kan er niet meer op uit door de longziekte van de vrouw, terwijl de twee dat altijd zo graag deden:

Ze wil deze winter bekijken wat alle mogelijkheden zijn. Ze wil uiteindelijk een inklapbare rolstoel, zodat ze wat verder weg kunnen gaan. Voor hier in de buurt hoeft het van haar niet. Ze wil een rolstoel met hulpmotor die ze kan inklappen. Dan kunnen ze ook weer op vakantie, dat zijn ze een aantal jaar niet geweest. Weer genieten. [P20, S-G. jan. 2016]

Het doel – eropuit kunnen – is mogelijk weer bereikbaar als er een rolstoel komt. De onderliggende visie op het goede leven zou zichtbaar worden als hierop wordt doorgevraagd. Wat maakt eropuit kunnen zo belangrijk voor dit echtpaar?

In een ander gesprek met een vrouw die chronische pijn heeft, lijkt er geen doel meer te zijn:

‘Ik heb geen goede dag, dat kan ik je eerlijk zeggen.’ (…) De vrouw zegt dat het [leven] helemaal geen zin heeft. ‘Je stelt een mooie vraag jij, soms heb ik de neiging om (stilte), ja.’ [P14, S-G. dec. 2015]

Haar visie op het goede – onafhankelijk zijn van anderen, zelfstandig zijn – is door- kruist en wordt zichtbaar als de sociaal werker oplossingen aandraagt voor het pro- bleem dat hij ziet, namelijk het verplaatsen van de ene naar de andere plek:

De sociaal werker zegt dat ze eerder zei dat ze iemand had die haar af en toe naar zwemmen brengt, maar dat is dus geen structurele oplossing? De vrouw zegt dat ze ook onafhankelijk wil zijn, ‘dat niet altijd iemand erbij moet zijn’.

[…]

Maar ze merkt dat ze achteruit gaat. ‘Ik wil niet achteruit, ik wil vooruit. Ik ben nog te jong hiervoor. Ik moet ook voor mezelf kunnen zorgen.’ [P14, S-G. dec. 2015]

Dat ze benoemt dat ze ‘te jong’ is voor haar aandoening en dat ze voor zichzelf moet kunnen zorgen, benadrukt haar wens naar onafhankelijkheid. Het verwijst naar een onderliggende morele component: de vrouw vindt dat ze voor zichzelf moet kunnen zorgen. Ze heeft dit gesprek namelijk aangevraagd omdat ze goed heeft nagedacht over hoe ze haar onafhankelijkheid weer terug zou kunnen krijgen. Met een aange- paste auto waar ze alleen mee op pad kan, is het volgens haar mogelijk weer een verbinding te leggen met de zelfstandigheid die ze voor ogen heeft.

Breukervaringen zijn op deze manier zichtbaar in meer dan de helft van de geobser- veerde keukentafelgesprekken. In Eindhoven is dit het geval in 24 van de 42 gesprek- ken (57 procent) en in Sittard-Geleen in 34 van de 41 (83 procent). Een verklaring voor het verschil tussen beide gemeenten is dat er in Sittard-Geleen vaak eenmalig een keukentafelgesprek wordt gevoerd waarin alle leefgebieden worden nagelopen. In dit ene gesprek moet alles besproken worden. Dit maakt de kans dat een breukervaring wordt benoemd groot. In Eindhoven is vaak geobserveerd tijdens gesprekken waar een sociaal werker een burger al langer begeleidt; een breukervaring is dan mogelijk al eerder aan de orde gekomen. Bovendien is er voorafgaand aan gesprekken waarin de zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) wordt ingevuld vaak al een kennismakingsgesprek geweest waar de breukervaring mogelijk uitgebreider benoemd is. Daardoor wordt deze wellicht minder geuit tijdens het invullen van de ZRM.

Het zijn vooral emoties – de evaluatieve component – die in een keukentafelge- sprek aan de oppervlakte komen. Dit valt te verklaren vanuit het feit dat narratieven vaak impliciet zijn. Een breukervaring vraagt om explicitering, maar dit is aan de keukentafel vaak nog niet gebeurd. Wel kunnen burgers benoemen wat er feitelijk is veranderd en waarom het vroeger beter was, of waarom ze de toekomst somber inzien. Een combinatie van emoties en dergelijke temporele verwijzingen duidt dan ook op breukervaringen. Visies op het goede leven liggen hieronder en blijven vaak impliciet.