• No results found

De sociaal werker aan de

4.1. Research design: case studies

In dit onderzoek maak ik gebruik van case studies (Yin, 2014). Dit heeft namelijk de voorkeur bij vragen die gericht zijn op een fenomeen in het alledaagse leven (Yin, 2014). De centrale vraag in dit onderzoek is niet in het algemeen te beantwoorden. Om tot een antwoord te komen is het nodig om concrete casussen te onderzoeken.

De unit of analysis binnen de case studies in dit onderzoek betreft in dit geval de ontmoeting tussen sociaal werkers en burgers aan de keukentafel (een ontmoeting die plaatsvindt in het sociaal domein). Er is voorts sprake van een vergelijkend mul-

tiple case design (Yin, 2014), aangezien de organisatie en uitvoering van de keuken-

tafelgesprekken binnen twee gemeenten is onderzocht. Hieronder staat beschreven op basis waarvan de twee onderzoeksgemeenten zijn geselecteerd.

4.1.1. Selectie gemeenten en oriënterende interviews met sleutelfiguren

Via het onderzoek ‘Beloften van Nabijheid’ (Bredewold et al., 2018) was er toegang tot zes gemeenten4. De twee onderzochte gemeenten zijn geselecteerd op basis van crite-

rion sampling (Patton, 2002). Er is gekozen voor een stedelijke gemeente (Amsterdam,

Eindhoven, Rotterdam, Zwolle) en een gemeente met dorpskernen (Leeuwarden, Sittard-Geleen). De achterliggende gedachte was dat de sociale cohesie in landelijke gemeenten groter is en levensvragen wellicht meer in de gemeenschap worden op- gepakt dan in stedelijke gemeenten, waar mensen anoniemer door het leven gaan. Begin 2015 is een start gemaakt in Sittard-Geleen, een gemeente met dorpskernen. De keuze voor Sittard-Geleen ten faveure van Leeuwarden heeft te maken met de mijn eigen achtergrond. Ik ben opgegroeid in een van de dorpen in deze gemeente en spreek het plaatselijke dialect, wat het onderzoeksgebied toegankelijker maakt.

Aangezien de decentralisaties op 1 januari 2015 van kracht gingen, was bij aanvang van dit onderzoek nog niet bekend hoe deze zouden uitpakken in de praktijk. Het betrof een grootschalige operatie met veel verantwoordelijkheid en onzekerheid voor de gemeenten. Om meer inzicht te krijgen in het effect van de decentralisaties in de praktijk en de plekken waarop interactie plaatsvindt tussen burgers en sociaal werkers, zijn eerst oriënterende interviews afgenomen met sleutelfiguren. De intentie was om eerst wat meer thuis te raken binnen een gemeente alvorens een tweede te kiezen. De oriënterende interviews zijn in deze eerste gemeente afgenomen5. Hieruit

kwamen keukentafelgesprekken naar voren als interessante ontmoetingsplek tussen gemeente en burgers. Daarin voeren gemeenten gesprekken met burgers, waarbij alle facetten van het leven aan de orde komen. Als ergens levensvragen op tafel komen, is het op deze plek. In Sittard-Geleen bleek zingeving zelfs een leefgebied dat expliciet werd uitgevraagd in een keukentafelgesprek. Dit in tegenstelling tot andere plekken

4 Amsterdam, Eindhoven, Leeuwarden; Rotterdam, Sittard-Geleen en Zwolle.

5 Met een beleidsmedewerker, teamleider en drie professionals binnen een grote welzijnsinstelling; hoofd wijkverpleegkunde en geestelijk verzorger van Orbis; Wmo-coordinator; medewerker van Bureau Jeugd & Gezin; medewerker steunpunt mantelzorg

waar ontmoetingen tussen burgers en professionals plaatsvonden. Bovendien werden keukentafelgesprekken in alle gemeenten gevoerd, aangezien alle burgers wettelijk recht hebben op een keukentafelgesprek. Dit maakt een vergelijking tussen twee gemeenten mogelijk. Hiermee werd naast het eerste criterium (stad-platteland) een tweede, doorslaggevend criterium voor de selectie van de tweede gemeente geformuleerd: de organisatie van de keukentafelgesprekken.

Waar landelijk voornamelijk werd gewerkt vanuit sociale wijkteams, koos Sittard- Geleen er in 2014 juist voor om hier nog niet mee aan de slag te gaan. De gemeente keek eerst wat er op haar afkwam na de decentralisaties, en hield de bestaande situatie in 2015 vooralsnog in stand. Wmo-consulenten voerden keukentafelgesprek- ken met betrekking tot de Wmo. De participatiewet werd uitgevoerd door andere professionals binnen de gemeente. Jeugdzorg bleef ondergebracht bij centra voor Jeugd en Gezin. Sittard-Geleen was echter wel van plan om op termijn gebiedsgericht te gaan werken. Het verschil met wijkgericht werken, zoals in andere gemeenten gebeurde, was dat de gebieden in Sittard-Geleen vaak meerdere wijken betreffen. De grootte van de gebieden werd afgestemd op de hoeveelheid hulpvragen van burgers: “En bij deze laatste [het organiseren van ondersteuning en zorg dichtbij] willen we aansluiten bij de bestaande structuren en verbanden wijken, kernen en dorpen. Dit biedt de gelegenheid om in het proces (het tempo waarop en de mate waarin een beroep gedaan wordt op de sociale infrastructuur) af te stemmen op de eigenheid en potentie van de verschillende (delen van) wijken, kernen en dorpen. De uitkomst is onbekend, hoe vreemd dat ook moge klinken. De gemeente wil alleen richting bepalen, het proces dat samen met burgers, inwoners, maatschappelijke organisaties, beroepskrachten en eigen medewerkers doorlopen gaat worden bepaalt de definitieve uitkomst.” (Gemeente Sittard-Geleen, 2014, p.13). In december 2015 startte het eerste gebiedsteam in een dorpskern binnen de gemeente. In maart 2016 begon het tweede gebiedsteam in een wijk in Sittard.

Naast Sittard-Geleen werd in het voorjaar van 2015 een tweede gemeente geselecteerd voor onderzoek, in overleg met de onderzoekers van ‘Beloften van Nabijheid’. De keuze viel op Eindhoven, aangezien het beleid en de uitvoering van de keukentafelgesprekken tegengesteld was aan de aanpak van Sittard-Geleen en het een stedelijke gemeente betreft. Eindhoven liep nationaal voorop in het vormgeven van wijkteams. Reeds in 2012 zijn de eerste twee sociale wijkteams met generalisten gestart. Vanaf de invoering van de decentralisaties zijn deze over de hele gemeente uitgerold. Hieronder volgt een uitgebreidere schets van de inrichting van de keuken- tafelgesprekken in beide gemeenten gedurende het veldwerk van april 2015 tot en met augustus 2016.

Schets Eindhoven

Eindhoven werkt met wijkteams die bestaan uit generalisten. Deze teams vallen onder de stichting WIJeindhoven, die nauw samenwerkt met gemeente Eindhoven. Generalisten zijn professionals met diverse professionele achtergronden, zoals maat- schappelijk werk, ergotherapie of juridische dienstverlening. Van hen wordt verwacht dat ze ondersteunen bij problemen die een burger ervaart. Generalisten zijn van alle markten thuis en werken integraal. Zij kijken allereerst hoe een burger zelf of met behulp van zijn sociale netwerk met zijn problemen om kan gaan. Als dit niet afdoen- de is, wordt bezien of er een oplossing of ondersteuning in de sociale basis (nulde lijn) voorhanden is. De generalist werkt in de eerste lijn en kan ervoor kiezen om de burger zelf te ondersteunen. Wanneer de problematiek om bepaalde professionele expertise vraagt, kan deze de ondersteuning opschalen naar de tweede lijn: “Deze teams gaan in toenemende mate alle ambulante ondersteuning in huishoudens waar (tijdelijk) niet voldoende zelfredzaamheid is (op een of meerdere leefgebieden) voor rekening nemen. Zij sturen daarbij op zo snel en duurzaam mogelijke terugkeer naar de sociale basis (onder meer met inzet van eigen kracht en samenkracht) en vormen de ‘poort’ naar specialistische tweedelijn. Dit gebeurt op het moment dat in samenspraak met een huishouden wordt bepaald dat meer specialistische inzet nodig is.” (Gemeente Eindhoven, 2014, p.24). Wanneer een burger is aangemeld bij WIJeindhoven, dan wordt deze toegevoegd aan de caseload van een generalist die nog ruimte heeft voor begeleiding. Deze maakt dan zelf een afspraak met de betreffende burger. Vaak gebeurt dit via e-mail of de telefoon, maar omdat de generalisten in de wijk werken gaan ze soms ook even langs om een eerste indruk te krijgen.

Het uitgangspunt van het wijkteam is om eerst kennis te maken met een burger, voordat generalisten problemen met of voor hen oplossen. Hiervoor krijgen de generalisten tijd en ruimte vanuit de organisatie. Er staat dan ook geen maximale termijn voor het keukentafelgesprek. Dit mag ook in het tweede of derde gesprek plaatsvinden. ‘Naast de bewoner staan’ is het motto van WIJeindhoven. Wanneer het leven van een burger weer op de rit is, wordt deze door de generalist op ‘inactief’ gezet. Is er toch weer een vraag, dan kan de burger terecht bij dezelfde generalist.

Bij aanvang van het veldwerk in 2015 zijn de generalisten verantwoordelijk voor lichte ondersteuning en begeleiding. In de loop van 2016 komen daar het uitvoeren van de participatiewet en het stellen van indicaties binnen de Wmo bij. Het merendeel van de geobserveerde keuken- en begeleidingsgesprekken vindt plaats in de eerste periode, waarin de generalisten voornamelijk ondersteunen.

Er zijn verschillende wijkteams actief in Eindhoven. Er is voor gekozen met één team mee te lopen, namelijk in een wijk die gemiddeld scoort op sociaal-economische indicatoren.

Schets Sittard-Geleen

Wanneer een burger in Sittard-Geleen een aanvraag doet voor hulp, maakt een plan- ner van de gemeente een afspraak voor keukentafelgesprek met een Wmo-consulent. Als iemand al bekend is bij de gemeente wordt geprobeerd om dezelfde consulent te sturen.

Het keukentafelgesprek verloopt geprotocolleerd. Een consulent heeft ander- half uur voor het gesprek. Deze loopt een aantal leefgebieden langs: fysieke zaken, psychische zaken, algemene dagelijkse levensverrichtingen, praktische zaken (ver- voer etc.), sociaal netwerk, dagbesteding, zingeving en financiële situatie. Wanneer de leefgebieden zijn uitgevraagd, legt de consulent de verdere procedure uit. Deze maakt vervolgens een verslag. Hierin staan een samenvatting van het gesprek en een conclusie voor het al dan niet afgeven van een indicatie. Dit verslag wordt naar de burger opgestuurd; deze kan hierin wijzigingen aanbrengen. Als er geen indicatie wordt afgegeven, dan blijft het hierbij. Wordt er wel een indicatie afgegeven, dan volgt er pas een officiële aanvraag wanneer het verslag is geretourneerd. Dan wordt alles in gang gezet. Voor dit hele proces geldt een maximumtijd van zes weken.

De voornaamste taak van consulenten is het beoordelen of iemand in aanmerking komt voor ondersteuning vanuit de gemeente. Het keukentafelgesprek is dan ook voornamelijk gericht op het ophalen van informatie om uiteindelijk al dan niet een (her)indicatie af te geven. Indicaties worden hoofdzakelijk afgegeven op basis van fysieke of psychische beperkingen. Deze leefgebieden worden als eerste uitgevraagd. Op basis van protocollen maken de consulenten een afweging. Om te borgen dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden, toetst een toetscommissie de besluiten van de meeste consulenten. Deze commissie beoordeelt of de afweging inderdaad volgens de juiste regels is verlopen.

Aanvankelijk was het plan om in een specifieke wijk die gemiddeld scoort op soci- aal-economische indicatoren mee te lopen met consulenten. Door de werkwijze van de Wmo-consulenten die gericht was op de gehele gemeente, bleek dit echter lastig te realiseren. De beoogde gebiedsteams liepen bovendien vertraging op. Daarom is ervoor gekozen in de hele gemeente mee te lopen met wmo-consulenten.

In Sittard-Geleen wordt gesproken over Wmo-consulenten en in Eindhoven over generalisten. In de empirische hoofdstukken worden zij sociaal werkers genoemd, aangezien ze beide binnen deze beroepsgroep vallen.