• No results found

Niet stilstaan bij breukervaringen

6.4. Meer ruimte voor professionele logica

In paragraaf 6.2. werd duidelijk dat een bureaucratische logica die niet gericht is op zingeving en een gebrek aan vaardigheden ertoe leiden dat sociaal werkers niet altijd stilstaan bij breukervaringen. Dit geldt zowel voor de keukentafelgesprekken als voor de afwegingen die zij naar aanleiding van het gesprek maken. Dit roept de vraag op hoe het keukentafeltraject anders georganiseerd kan worden, zodat sociaal werkers zich ondersteund voelen in het stilstaan bij breukervaringen. Een aantal van hen heeft hier ideeën over die hieronder zijn uitgewerkt. Allereerst wordt ingegaan op hoe de gesprekken zelf worden ingestoken (paragraaf 6.4.1.). In paragraaf 6.4.2. belicht ik wat sociaal werkers denken nodig te hebben van de organisatie.

6.4.1. Het keukentafelgesprek: betekenis centraal

Met name in Sittard-Geleen ervaren sociaal werkers weinig tijd om stil te staan bij zingeving van de burger. Zingeving staat weliswaar op de vragenlijst, maar er moeten eerst zes andere leefgebieden uitgevraagd worden. Een sociaal werker denkt in het interview hardop na over hoe het anders zou kunnen:

‘Ik zou het interessant vinden om er mee aan de slag te gaan om [zingeving] als startpunt te nemen. Omdat ik zelf ervaren heb hoe belangrijk het is: je kan alle spullen van de wereld hebben en genoeg sociale relaties en weet ik veel wat allemaal, geld, nou ja, een heleboel dingen die eigenlijk voor mij allemaal op orde waren en toch was het niet goed met me. En als ik die ervaring vertaal dan naar gesprekken met cliënten waar het in eerste instantie ook niet goed mee gaat, om welke reden dan ook, zou ik het wel interessant vinden om daar eens mee te beginnen als startpunt. Ook omdat je dan meer tijd en ruimte hebt om erop in te gaan, ja, en om te kijken wat voor effect het op de cliënt heeft. Ja, ja, en wat ik zei: ik denk als je dat genoeg uitvraagt, breed genoeg, kom je vanzelf ook op die andere onderdelen. Ik zou het wel interessant vinden om het zingevingsstuk in eerste instantie voor mezelf meer uit te werken in concrete vragen, van wat zou je dan allemaal kunnen vragen? En van daar uit eigenlijk streepjes te trekken naar de andere domeinen. Van, hè, als ik die en die vragen stel de antwoorden zouden best weleens kunnen leiden op die en die domeinen of leefgebieden, of hoe noemen ze dat ook al weer op m’n werk, die ik ook moet uitvragen zeg maar. Dat lijkt me wel interessant.’ (I1, S-G. jun. 2016)

De betreffende sociaal werker werkte de keukentafelgesprekken altijd af volgens de vragenlijst die ze meekreeg vanuit de gemeente en wist ze niet zo goed wat ze met zingeving moest:

‘Ik vond dat eigenlijk zo’n onderdeel waar van ik aanvoelde van dit is een belangrijk onderdeel, maar waar ik zelf ook niet zo goed mee uit de voeten kon.’ (I1, S-G. jun. 2016)

Toen ze zelf met een burn-out thuis kwam te zitten, besefte ze pas hoe zingeving een rode draad is in het leven en is verweven met de andere leefgebieden die ze ook moest uitvragen. Ook een andere sociaal werker realiseert zich tijdens het interview dat het wellicht beter is om eerder naar zingeving te vragen, in plaats van aan het eind van het gesprek:

‘Dan [als je zingeving uitvraagt] weet je wel hoe iemand erin staat en dan heeft het gesprek uiteindelijk ook zin gehad. Dan is het niet dat jij allerlei adviezen aan hebt gedragen waar dat iemand van heeft van nou ja wat is dat voor iemand die heeft mij van alles zitten vertellen wat ik moet doen, maar ik wil dat helemaal niet. […] Ik ga altijd heel gestructureerd mijn lijstje af, maar het [zingeving] is natuurlijk ook wel vraag zeven dus ja misschien moet ik hem wel wat eerder stellen.’ (I18, S-G. jul. 2016)

Beide sociaal werkers stellen dus voor om eerst door te vragen naar de betekenis- laag van de situatie waarvoor het keukentafelgesprek is aangevraagd: wat betekent het bijvoorbeeld voor iemand om vanaf nu rolstoelafhankelijk te zijn? Dit gebeurt nauwelijks in Sittard-Geleen. Als sociaal werkers hier in het begin wel naar zouden doorvragen, komt de feitelijke laag ook aan de orde: door welke aandoening is iemand in de rolstoel gekomen en is dit plots gekomen of een proces geweest waarbij al langer duidelijk was dat een rolstoel eraan zat te komen? De burger zal in het verhaal zelf al feiten benoemen. De sociaal werker kan vervolgens vragen naar de overige feiten die nodig zijn voor de rapportage en afweging. In Eindhoven hebben sociaal werkers hier al de mogelijkheden toe omdat ze vaak eerst een kennismakingsgesprek voeren. Kunst is wel om dit vast te blijven houden wanneer de werkdruk en bureaucratische logica toenemen.

6.4.2. Ondersteuning van sociaal werkers

Niet alleen de sociaal werkers zijn verantwoordelijk voor hoe de keukentafelgesprek- ken verlopen, ook de organisatie waarvoor ze werken heeft hierin een verantwoorde- lijkheid. Deze kan sociaal werkers ondersteunen zodat ze hun werk zo goed mogelijk kunnen doen.

In paragraaf 6.2. werd duidelijk dat niet alle sociaal werkers vanzelfsprekend de vaardigheden bezitten om stil te staan bij breukervaringen in keukentafelgesprekken. Als gemeenten aandacht willen besteden aan zingeving in het keukentafeltraject, dienen zij bijscholing aan te bieden in het herkennen van breukervaringen en hoe hiermee om te gaan in het gesprek.

Verder is in paragraaf 3.3.3. benoemd, dat structurele intervisie en casuïstiek- bespreking bijdragen aan het levend houden van de professionele identiteit (Zacka, 2017). In het begin van het veldwerk komt dit in beide gemeenten nog niet goed van de grond, ondanks plannen hiervoor. Zo merkt een teamleider op:

‘We hebben intervisie. En wat je ziet is, moet ik ook wel zeggen we hebben een hele drukke tijd achter de rug. Dus dat ga je dan krijgen, dan gaat alles een beetje in het slop raken. Want niemand heeft dan tijd.’ (I22, S-G. jul. 2016)

De voornemens om casuïstiekbespreking en intervisie gestructureerd in te voeren kunnen volgens een van de sociaal werkers bijdragen aan het stilstaan bij breukervaringen:

‘Dus dat het meer over die persoonlijke beleving en jouw handelen gaat. En natuurlijk komt daar ook een stukje casuïstiek bij kijken van “was dat nou de meest passende actie die je had kunnen doen”, maar ik denk dat het heel belangrijk is om dat niet te onderbelichten. (…) Dat stond eigenlijk nog in de kinderschoenen.’ (I1, S-G. jun. 2016)

In beide gemeenten zijn gedurende het onderzoek overigens wel bemoedigende stap- pen zichtbaar. Gedurende het veldwerk wordt in Eindhoven casuïstiekbespreking en intervisie structureler opgezet. In Sittard-Geleen is men dit van plan. Tijdens intervisie kunnen sociaal werkers met elkaar reflecteren op hoe zij zelf omgaan met lastige situaties, zoals situaties waarin ze onmacht of ongemak voelen. Zij kunnen hieruit voorts lessen trekken over hoe deze gevoelens hun afweging beïnvloeden en wat ze nodig hebben om deze situaties aan te gaan. Intervisie kan zo bijdragen aan een professioneel narratief dat noodzakelijk is om afwegingen aan te toetsen. Hieronder

volgt een voorbeeld waarin tijdens intervisie wordt geconcludeerd dat het inkopen van zorg waarschijnlijk niet aansluit, maar dat ‘er zijn’ als professional voldoende is. In gesprekken hebben sociaal werkers al verschillende indicaties onderzocht om een jonge vrouw met multi-problematiek te helpen:

‘Het kan ook zijn dat ik zo verder moet gaan en moet accepteren dat het zo gaat. Maar dan raakt het mij persoonlijk: ze is kwetsbaar, ik wil haar redden.’ [P102, E. feb. 2016]

De vrouw geeft zelf aan dat ze geen psycholoog of hulpverlener wil:

Dat wil ze niet. Ze wil gewoon met een mens, niet iemand die in die rol zit. Ze zegt tegen mij: ‘Ben er maar gewoon.’ [P102, E. feb. 2016]

Uiteindelijk is de conclusie om geen zorg in te kopen, maar wel langs te blijven gaan:

‘Gewoon doorgaan. In ieder geval wel kijken in hoeverre ik verantwoordelijk ben. Dat hou ik wel in mijn achterhoofd. Ik moet loslaten blijkbaar. Naar haar toe weet ik niet wat ik anders zou moeten doen. […] Ik denk dat ik geen verwachtingen moet hebben. Ik moet geen doel hebben, zij moet een doel hebben.’ [P102, E. feb. 2016]

Aanvankelijk was de sociaal werker geneigd om zorg in te kopen, ook al was niet duidelijk of dit zou aansluiten bij de jonge vrouw. Tijdens de intervisie realiseert zij zich dat zij graag een oplossing wil, terwijl de vrouw juist de komst van de sociaal werker waardeert en verder nergens om vraagt. Uit dit voorbeeld blijkt hoezeer het van belang is dat sociaal werkers zich bewust zijn van de rol die ze spelen in het zingevingsproces van de burger.

Juist wanneer de bureaucratische logica de overhand heeft, is het van belang om te kunnen overleggen met collega’s via casuïstiekbespreking en intervisie zodat sociaal werkers moreel flexibel blijven en minder snel geneigd zijn te vervallen in de rollen die Zacka (2017) beschrijft: onverschilligheid, hulpverlening en handhaving.