• No results found

Geraadpleegde

bronnen

Dankwoord

9

Samenvatting

Zingeving krijgt een steeds prominentere plek in het sociaal domein, mede door het recent geïntroduceerde concept van ‘positieve gezondheid’ waar zingeving een onder- deel van is. De geestelijke verzorging is traditioneel bij uitstek gericht op zingeving en betekenisgeving. Geestelijke verzorging heeft intramuraal een plek verworven binnen de Nederlandse verzorgingsstaat via de Wet Kwaliteiten, Klachten en Geschillen Zorg (Wkkgz). Sinds de jaren tachtig is een tendens van extramuralisering zichtbaar richting het sociaal domein die met de drie decentralisaties in 2015 verder wordt doorgezet. Extramuraal heeft de geestelijke verzorging echter nog geen structurele plek verwor- ven in het sociaal domein.

Dat roept de vraag op in hoeverre andere beroepsgroepen de aandacht voor zingeving binnen het sociaal domein oppakken. In een onderzoek van het College van Zorgverzekeraars naar mogelijkheden om geestelijke verzorging extramuraal te financieren, worden onder andere sociaal werkers genoemd voor de begeleiding bij zingevingsvragen. In de meest recente beroepsprofielen voor sociaal werkers zien we bovendien dat van hen wordt verwacht dat zij stilstaan bij de levensbeschouwelijke achtergrond van burgers en ruimte geven aan levensvragen die spelen als zingeving van burgers onder druk staat.

Een belangrijke vraag is of sociaal werkers deze taak in de praktijk ook op zich nemen en of ze daartoe voldoende geëquipeerd zijn. Die vragen staan centraal in dit onderzoek. Een setting die zich goed leent om dit te onderzoeken is het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’ bij de burger thuis. Dit gesprek vindt (sinds de decentralisaties van 2015) plaats als burgers bij hun gemeente aankloppen voor hulp of zorg in geval van bijvoorbeeld een beperking, opvoedproblemen of werkloosheid. Sociaal werkers proberen in een dergelijk gesprek het hele leven van de burger in kaart te brengen. Wanneer levensvragen spelen is het aannemelijk dat deze aan de orde komen en meewegen in het verdere traject, om te beginnen bij het besluit al dan niet hulp of zorg te bieden vanuit de gemeente. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag:

In hoeverre en op welke wijzen staan sociaal werkers stil bij levensvragen van bur- gers in het traject van een keukentafelgesprek?

Met als deelvragen:

I. Hoe komen levensvragen aan de orde in keukentafelgesprekken?

II. Hoe reageren sociaal werkers op levensvragen van burgers tijdens een keukentafelgesprek?

III. In hoeverre worden levensvragen van de burger meegenomen in de afweging van de sociaal werker naar aanleiding van een keukentafelgesprek?

Levensvragen komen dus naar voren wanneer het proces van zingeving onder druk staat. Om het concept ‘levensvragen’ beter te begrijpen wordt in hoofdstuk twee allereerst het concept ‘zingeving’ nader onderzocht. De positieve psychologie onder- scheidt verschillende componenten van zingeving waar nader (empirisch) onderzoek naar wordt gedaan. De existentiële stroming vat zingeving op als proces en koppelt deze aan identiteit. Dit onderzoek combineert beide stromingen. Daarbij worden drie componenten onderscheiden die samen een zingevingskader vormen: een cognitieve, een motivationele en een evaluatieve component. Het proces van zingeving wordt begrepen als een narratief proces: wat iemand als zinvol ervaart en waar iemand naar streeft komt tot uiting in de verhalen die diegene over zichzelf vertelt. Aan ge- beurtenissen die iemand meemaakt geeft diegene een bepaalde betekenis, zij het cognitief, zij het evaluatief. Als deze overeen komt met de visie(s) op het goede in het zingevingskader dan kunnen ze geïntegreerd worden in de narratieve identiteit en ervaart iemand zin. Daarnaast zijn drie perspectieven onderscheiden waarop iemand zich verhoudt tot zichzelf en zijn omgeving in het zingevingsproces: (1) een persoonlijk, belichaamd perspectief – hoe iemand zichzelf ervaart en omschrijft; (2) een relationeel perspectief – hoe iemand zichzelf begrijpt en begrepen voelt in rela- tie tot concrete anderen; (3) een maatschappelijk perspectief – hoe iemand zichzelf begrijpt en begrepen voelt binnen grotere maatschappelijke verbanden. Voor een narratieve identiteit is het van belang dat er enige coherentie bestaat binnen en tussen de verschillende perspectieven.

Het zingevingsproces kan onder druk komen te staan als de betekenis die iemand toekent aan een gebeurtenis niet overeen komt met diens visie(s) op het goede. Een dergelijke gebeurtenis is in dit onderzoek een breukervaring genoemd: er ontstaat een breuk in de narratieve identiteit. Een breukervaring kan levensvragen oproepen. De antwoorden vanuit het zingevingskader op vragen als ‘wie ben ik?’ en ‘wat is de moeite waard om voor te leven?’ volstaan niet meer. De kans is echter klein dat in de setting waarin dit onderzoek plaatsvindt, het keukentafelgesprek, burgers expliciet levensvragen uiten. Vaak zijn burgers zich niet bewust van deze vragen en is er eerder sprake van een onbestemd gevoel dat er iets niet klopt. Dergelijke gevoelens duiden op een breukervaring waar mogelijk een levensvraag achter schuil gaat die nog niet geëxpliciteerd is. Om levensvragen empirisch te kunnen onderzoeken wordt dan ook het concept ‘breukervaring’ gebruikt. Theoretisch is er een onderscheid te maken tussen breukervaringen vanuit het persoonlijke, het relationele en het maatschap- pelijke perspectief. Belangrijke anderen of instituties kunnen iemands narratieve identiteit bevestigen waardoor ze een belangrijke rol spelen in het in stand houden van het zingevingsproces. Ze kunnen echter ook een breukervaring veroorzaken waardoor dit proces juist onder druk komt te staan.

In hoofdstuk drie onderzoek ik wat valt te verwachten van sociaal werkers op het gebied van begeleiding bij breukervaringen. Volgens recente beroepsprofielen bezit- ten zij de competenties om levensvragen van burgers te herkennen, aan de orde te stellen en te begeleiden. Deze begeleiding bestaat uit drie stappen: (1) het aansluiten bij gedachten en gevoelens van de ander, (2) het doorvragen op betekenisniveau en (3) het leggen van verbinding tussen de gebeurtenis die de breukervaring veroorzaakt en het goede leven. Soms kan de ervaring geïntegreerd worden in de narratieve iden- titeit. Het is echter ook mogelijk dat de breuk niet te herstellen valt. Dan is een her- ziening van het zingevingskader nodig. Verder wordt ook een onderscheid gemaakt tussen breukervaringen van tragiek en breukervaringen van onrecht. Breukervaringen van tragiek overkomen mensen. Breukervaringen van onrecht worden mensen aange- daan: er is een schuldige aan te wijzen. Bij tragiek is het voor hulpverleners van belang om present te zijn en samen de situatie uit te houden, aangezien een verbinding tussen het zingevingskader en de gebeurtenis die de breuk teweeg brengt niet direct (en soms ook nooit meer) mogelijk is. Ervaringen van onrecht vragen een andere rol van de sociaal werker, namelijk het samen onderzoeken van de bron van dit onrecht. Bovendien kunnen sociaal werkers van grote betekenis zijn als de bron van onrecht wordt veroorzaakt door de uitvoering van beleid. Zij kunnen vanuit hun positie op- komen voor de burger en zo juist bijdragen aan diens gevoel van rechtvaardigheid vanuit het maatschappelijke perspectief.

Sociaal werkers hebben naast begeleiding bij zingeving echter meerdere taken. Ze zijn straatbureaucraten die in de uitvoering van hun werk te maken hebben met verschillende logica’s: een professionele logica, een bureaucratische logica en een marktlogica. Ze staan zowel in dienst van de burger als van de organisatie waarvoor ze beleid moeten uitvoeren. Eind vorige eeuw ontstond er een roep om meer dis- cretionaire ruimte voor professionals – de professionele logica – als reactie op de toename van bureaucratie en markt in de verzorgingsstaat. Deze roep is ook zicht- baar in één van de gedachten achter de drie decentralisaties in 2015: professionals moeten meer ruimte krijgen om maatwerk te kunnen leveren. Het idee is dat sociaal werkers (letterlijk) dichtbij de burger staan en daarom het best weten wat nodig is. Zij zouden dus voldoende discretionaire ruimte moeten bezitten om stil te staan bij breukervaringen van burgers in keukentafelgesprekken.

Sociaal werkers hebben in de uitvoering van hun werk een morele verantwoor- delijkheid, ook aan de keukentafel. Zij beslissen in de praktijk waar burgers recht op hebben, gebaseerd op de specifieke situatie die ze bij hen aantreffen. Dit vraagt een proces van professionele phronesis: het juiste doen voor de juiste persoon op het juiste moment op de juiste manier en voor de juiste reden. In dit onderzoek wordt