• No results found

Verandering van procesrecht. Verstek. Het belang van het vaststellen van een

Hoofdstuk 9 Slotbeschouwing: enige voor Nederland relevante conclusies

9.5 Verandering van procesrecht. Verstek. Het belang van het vaststellen van een

in strafzaken

In haar proefschrift uit 1998 analyseert Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg terecht dat een deel van de Nederlandse problemen in strafzaken met betrekking tot de betekening en de daarmee verbonden problemen met de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen voortkomt uit het gemak waarmee in Nederland wordt geaccepteerd dat een zaak ter terechtzitting bij verstek wordt afgehandeld. In het licht van het onderzoek in de verschillende landen, ligt hier een geheel van samenhangende

factoren die in verband met de waardering van de resultaten van het onderzoek voor Nederland nader, en van elkaar onderscheiden, moeten worden bezien.

Bij de keuze van de rechter voor behandeling van de zaak ter terechtzitting tussen behandeling in aanwezigheid van de verdachte dan wel behandeling van de zaak bij verstek, zijn in het Nederlandse recht geen wettelijke criteria of beperkingen voorhanden. De enige voorwaarde voor de behandeling bij verstek is een geldige betekening van de dagvaarding. Het effect van dat uitgangspunt is, dat het niet of nauwelijks van belang is voor degenen die het voorbereidend onderzoek in een strafzaak uitvoeren, waaronder de adequate voorbereiding van de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting toch uitdrukkelijk moet worden begrepen, om een zaak aan te leveren met een bekend woon- of verblijfadres van de verdachte c.q. met een aan de verdachte in persoon betekende dagvaarding of althans op zodanig adres dat maximaal is verzekerd dat de dagvaarding de verdachte bereikt heeft. De wet maakt dat mogelijk, maar het belang ervan lijkt te worden onderschat. Er gaan van het onderzoek ter terechtzitting als het ware te weinig prikkels uit om een en ander in het voorbereidend onderzoek daadwerkelijk te sturen; men hoort aldaar als het ware niets ‘terug’, omdat, zolang de dagvaarding maar een of andere, door de wet toegelaten wijze, geldig betekend is, de strafzaak toch kan worden behandeld.

Dat zou anders kunnen worden als, zoals in onderzochte landen het geval is, de huidige, volstrekt gelijkwaardigheid in de varianten van ‘berechting in aanwezigheid van de verdachte’ respectievelijk ‘bij verstek’, zou worden gewijzigd in een hiërarchische verhouding, waarbij de berechting in aanwezigheid van de verdachte uitgangspunt en hoofdregel is, en behandeling bij verstek de uitzondering, die gelegitimeerd moet worden, bijvoorbeeld door de eis van een expliciete en bewuste (en niet, zoals nu: impliciet aangenomen) afstand(sverklaring) van te recht op aanwezigheid ter zitting door de verdachte of door het gering belang van de zaak. Als een dergelijke hiërarchie zou worden doorgevoerd, zou dat een positief effect hebben op het belang van adequaat onderzoek naar een woon- of verblijfplaats van de verdachte en op de daadwerkelijke betekening aldaar, als welbegrepen belangrijk onderdeel van een goede voorbereiding van de behandeling van de zaak ter zitting, zeker als gebrek daaraan kan leiden tot het niet (kunnen) behandelen van de strafzaak op die zitting. Daadwerkelijke betekeningsproblemen, met name ook in verband met de executie van verstekvonnissen, nemen dan af. Uiteraard dringt zich op dit punt die hiërarchie in het strafrecht van de meeste in het onderzoek betrokken landen op.

Daarmee is niet gezegd dat de berechting in aanwezigheid van de verdachte ineens tot hoofdregel en uitgangspunt van de Nederlandse strafrechtspleging moet worden verheven, enkel om betekeningsproblemen te voorkomen. Maar het moge als bekend worden verondersteld dat er, ook los van de betekening, redenen bestaan er naar te streven om meer zaken uitsluitend, of als uitgangspunt, in aanwezigheid van de verdachte te berechten. Dat versterkt de uitstraling van de strafrechtelijke rechtshandhaving, is beter voor de waarheidsvinding en zo zijn er nog wel meer argumenten te noemen buiten de strikte component van de betekening sec. Met name binnen het onderzoeksproject ‘Strafvordering 2001’ is voor de zware zaken op het

uitgangspunt van berechting in aanwezigheid de nadruk gelegd. Op basis van het onderhavige onderzoek kan daar uitdrukkelijk nog een andere, specifieke grondslag aan worden toegevoegd. Dat betreft het in het buitenland sterker gevoeld uitgangspunt, ook onder rechters, dat het, vanwege het belang van goede berechting, dus van een juiste (bewijs) en rechtvaardige (straf) inhoudelijke beslissing van de vragen die de rechter in een strafzaak moet beantwoorden - voor welke inhoudelijke juistheid hij, rechter, in het inquisitoire model uiteindelijk de volledige verantwoordelijkheid draagt - voor hem, rechter, noodzakelijk is de zaak alleen te beslissen nadat hij de verdachte in de procedure vóór hem, gezien en gehoord heeft. Rechters willen in die benadering ook eerder berechten in aanwezigheid van de verdachte. De uitvoering daarvan in Nederland zou niet door financiële prikkels of overwegingen van procesefficiëncy of rechterlijke capaciteit, dan wel door maatschappelijk ongeduld met de afdoening van een strafzaak, moeten worden verhinderd. Wat is er eigenlijk op tegen dat ook Nederlandse rechters zaken meer aanhouden teneinde de aanwezigheid van de verdachte ter zitting te verzekeren, daartoe aangemoedigd door een op dit punt goed voorbereide zaak welke voorbereiding een adres heeft opgeleverd waar de verdachte daadwerkelijk kan worden bereikt? Van zo’n accentverschuiving in de rechterlijke opstelling gaat (reeds) het signaal uit voor een dergelijke voorbereiding van de zitting.

Als een dergelijke accentverschuiving op dergelijke gronden zou worden gerealiseerd, hetgeen ten dele binnen de bestaande regels van het strafproces mogelijk is, hoeft daartoe niet, zoals in Duitsland, de mogelijkheid om een zaak bij verstek af te doen, wettelijk zodanig ver te worden gelimiteerd, op het gevaar af dat ‘ontwijkmogelijkheden’ (volstaan met een lagere straf(eis), afdoening bij ‘Strafbefehl’) worden benut.

Daarbij komt voor Nederland het belang van een andere ontwikkeling. Lang niet alle zaken worden immers niet meer (onmiddellijk) ter terechtzitting behandeld. Los van de strafbeschikking ontstaan er wel meer mogelijkheden om snel en adequaat (‘Zo Spoedig Mogelijk’: ZSM) op een strafbaar feit te reageren met vormen van gedragssturende vrijheidsbeperking om recidive te voorkomen. En dat overigens ook in het kader van berechting ter zitting met directe uitvoerbaarheid van het rechterlijk vonnis, bijvoorbeeld in geval van bijzondere voorwaarde bij voorwaardelijke veroordeling, als nieuwe loot aan de stam. Voor- en achterkant van de behandeling van de strafzaak, dagvaarding en (executie van) de strafrechtelijke beslissing komen in deze aanpak veel dichter op elkaar te liggen daadwerkelijke executie wordt meer van goede voorbereiding van de strafzaak op dit punt afhankelijk: er is binnen ZSM geen tijd meer om eerst in het kader van de executie verder naar een adres te zoeken waar de verdachte daadwerkelijk kan worden bereikt.

Ook voor die, de slagvaardigheid van het strafrecht versterkende aanpak, is het cruciaal dat de verdachte kan worden bereikt, en dan niet via een papieren GBA-adres, maar daadwerkelijk, hetgeen, bijvoorbeeld in heterdaadsituaties nogal eens zal gebeuren door daadwerkelijke arrestatie van de verdachte of andere vormen van daadwerkelijke vrijheidsbeneming waaruit de verdachte pas wordt ontslagen als hij aan zo’n regime van voorwaarden is onderworpen. Van dat laatste is de uit te bouwen

schorsing van de voorlopige hechtenis een goed voorbeeld. In al die gevallen zal van de verdachte gemakkelijk een woon- of verblijfadres, of in elk geval een adequaat betekeningsadres zijn vast te stellen of met hem af te spreken (de verdachte moet een adres opgeven en wijzigingen doorgeven). Met zo’n voorwaarde kan de bereikbaarheid van de verdachte, de betekening aan hem en zijn aanwezigheid ter zitting. Ervaringen met het Engelse bailsysteem kunnen hier mede van belang zijn. Ook in dat kader kan dus een adequate betekening, ook van vervolgstukken in de procedure, worden gerealiseerd zonder al te grote omvormingen van onderdelen van het Nederlandse strafproces als zodanig. De aanwezigheid van de verdachte ter zitting is in dat kader van belang omdat de genoemde mogelijkheden van directe uitvoerbaarheid van het vonnis dan ook inderdaad en daadwerkelijk ‘direct’ handen en voeten kan worden gegeven. Hier dringt zich de vergelijking op met de verplichte aanwezigheid van de verdachte bij de sentencing-beslissing in het Engelse recht. In al deze situaties is niet zozeer een domiciliekeuze als plicht voor de verdachte van belang, maar eerder dat in het kader van het op de verdachte los te laten ‘arrangement’ als reactie op een strafbaar feit, registratie van een betekeningsadres waar de verdachte desnoods ook daadwerkelijk kan worden bereikt, gemakkelijker en vanzelfsprekend zal plaatsvinden. Een eenmaal in dat kader opgegeven adres kan dan voor de betekening van gerechtelijke stukken betreffende het vervolg van de strafzaak, betekenis hebben. Via een dergelijk adres kan ook een versterkte aanwezigheid van de verdachte ter terechtzitting gemakkelijker worden geëffectueerd.

Al deze ontwikkelingen kunnen er toe leiden dat het vaststellen van een adequaat en feitelijk betekeningsadres (in plaats van het papieren GBA-adres) in een aantal zaken van groter belang wordt geacht dan het gewicht dat, zo is de indruk, daar thans, in een wat versnipperd landschap van taken en verantwoordelijkheden, wel aan wordt toegekend. Daarmee verband houdt het eerder signaleerde punt dat het dan wellicht aangewezen is te bezien of niet een bepaalde dienst (uitdrukkelijker) met (de verantwoordelijkheid voor) de uitvoering van de betekening wordt belast welke dienst zulks ook tot haar daadwerkelijke verantwoordelijkheid rekent. Daartoe hoeft die dienst niet een gerechtelijke dienst te zijn zoals in Duitsland, maar het belang van goede betekening(smogelijkheden) aan de voorkant van de berechting moet wel voldoende onder ogen worden gezien. Grote veranderingen van procesrecht zijn daartoe wellicht niet eens nodig.322 Het komt er op aan toch al intredende veranderingen gelijk op de mogelijkheden tot verbetering van de daadwerkelijke betekening en de mogelijkheden daartoe te onderkennen en te bevatten.

322

Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als de financiering van het OM niet alleen zou verlopen naar elke zaak die ter zitting ins aangebracht, maar daarbinnen wordt gedifferentieerd naar zaken waarin de dagvaarding wel (hogere vergoeding) of juist niet (lagere vergoeding) in persoon is betekend?

9.6 Uitreiking aan anderen dan de verdachte maar geldend als betekening