• No results found

Elektronische betekening: art. 86 StPO

Hoofdstuk 7 Zwitserland

7.4.5 Elektronische betekening: art. 86 StPO

Met het oog op de moderne communicatiemiddelen leek het de wetgever aangewezen om, in navolging van het civiele recht, in de nieuwe strafprocessuele regeling in elk geval te voorzien in de mogelijkheid van elektronische betekening. Met art. 86 StPO is voor die elektronische betekening een basis gelegd.

Blijkens art. 86 StPO geldt er maar één voorwaarde: de toestemming van de betreffende persoon. Die betreffende persoon is dan degene aan wie betekend kan worden, dus ook de raadsman van de verdachte. De voorwaarde van toestemming wordt gesteld, simpelweg omdat niet iedereen over een

computer of een elektronisch adres beschikt dan wel de vaardigheden mist een computer adequaat te gebruiken. Het hebben van een computer kan niet van burgers worden geëist of verwacht. Daardoor kan de Staat niet zelfstandig of eenzijdig tot het gebruik van deze wijze van communicatie als wijze van betekening beslissen.

De uitvoering van de elektronische betekening is aan nadere voorschriften gebonden. Aangezien sprake is van een regeling voor zowel het civiel- als het strafproces, is sprake van één regeling, en wel van de ‘Verordnung über die elektronische Übermittlung im Rahmen von Zivil- und Strafprozess sowie von Schuldbetreibungs- und Konkursverfahren’, van 18 juni 2010 die hier geraadpleegd is naar de stand van zaken per 1 januari 2011 (het moment van inwerkingtreding). Sedertdien is de regeling naar verluidt niet gewijzigd. Het document wordt hierna aangeduid als ‘Verordening’. (Voor de procesvoering bij het Bundesgericht geldt een aparte, maar inhoudelijk overeenkomende regeling.)

Het elektronisch verkeer tussen overheid en burger in het Zwitsers eedgenootschap verloopt niet rechtstreeks tussen hen, maar verloopt via tussenpersonen ‘Plattform für die sichere Zustellung’ van art. 2 van de Verordening. Zodanige ‘Plattforme’ moeten daartoe door het Ministerie van Financiën worden gecertificeerd. Zij moeten aan de in art. 2 Verordening onder a t/m g genoemde voorwaarden voldoen. Die eisen liggen vooral op het gebied van onmiddellijke bevestiging van ontvangst en van eisen aan versleuteling van de communicatie.

De elektronische betekening door de overheid aan de burger is in een apart onderdeel van de verordening geregeld. Aangezien een en ander van de burger uit moet gaan, is diens aanmelding aan een ‘Zustellungsplattform’ als eerste stap noodzakelijk. De burger moet daarbij aangeven dat hij stukken via dit adres betekend wil krijgen. Hij kan dat doen voor de concrete zaak, maar ook meer generaal voor meer zaken. Een advocaat kan laten weten dat hij in alle zaken waarin hij optreedt voor elektronische betekening op het aangegeven adres open staat.

Is aan deze voorwaarde voldaan, dan kan betekening via een erkend Zustellungsplattform plaatsvinden. Gebruikt wordt een PDF-versie. De documenten worden van een geautoriseerde handtekening voorzien die op ‘ein qualifiziertes Zertifikat einer anerkannten Anbieterin’ terug gaat (art. 10 lid 3 Verordening). Naar art. 4 van de Verordening geldt de betekening als gevolgd, dus uitgevoerd en geslaagd, op het moment van het downloaden vanaf het Zustellungsplattform. Geschiedt de betekening op een persoonlijk adres van de geadresseerde dat deze als zodanig op het Zustellungsplattform opgegeven heeft, dan verklaart art. 11 lid 2 Verordening de elders beschreven bepaling van art. 85 lid 4 StPO van toepassing in gevolge welke de betekening als voltooid wordt beschouwd in geval een poststuk niet wordt opgehaald of de aanname door de geadresseerde wordt geweigerd. Dat moet dan betekenen dat in zo’n

geval ook bij niet-downloaden sprake kan zijn van geslaagde en voltooide betekening, omdat downloaden toch minst genomen ‘aannemen’ zo niet ‘afhalen’ impliceert. In geval dus van elektronische betekening op een geïndividualiseerd mailadres zal het voor het succesvol kunnen benutten van de Wiederherstellungsmogelijkheid van art. 94 StPO noodzakelijke, schuldloze ‘niet hebben gezien’ van de betekening maar moeilijk ‘glaubhaft’ te maken zijn.

Los van de mogelijkheid een te betekenen document alleen maar elektronisch te betekenen, voorziet art. 12 e.v. van de Verordening ook in de mogelijkheid dat een aanvankelijk niet-elektronisch betekend stuk alsnog langs elektronische weg wordt nagezonden. De Verordening bevat regels die de autoriteiten dwingen te garanderen dat de elektronische en de niet-elektronische versie met elkaar overeen komen. Ook hier geldt een enkel verzoek tot elektronisch nazenden niet zonder meer als de in art. 88 StPO bedoelde toestemming om voortaan in een bepaalde zaken stukken alleen nog maar elektronisch betekend te krijgen.

Ten behoeve van het onderhavige onderzoek is vanuit Zürich per mail bij enkele Staatsanwaltschaften nagegaan of van elektronische betekening gebruik gemaakt wordt. Dat is inderdaad, maar wel slechts zeer beperkt het geval. De Bundesanwaltschaft laat weten dat als partijen in een strafproces daarmee instemmen, hun mailadres op een elektronisch, erkend Zustellungsplattform aangemeld wordt. Dit Plattform stuurt de Staatsanwaltschaft een bevestiging als de mail gelezen is. Ook in het kanton Genève wordt wel door het OM elektronisch betekend, maar nog maar mondjesmaat omdat er te weinig griffiers geautoriseerd zijn tot het verstrekken van een elektronische handtekening. In het Kanton Nidwalden is het elektronisch landschap beschikbaar, maar wordt het – blijkens opgave – nog niet gebruikt. Dat is ook het geval in het kanton Tessin, in het kanton Wallis en bij het Obergericht in Luzern bij welk laatste gerecht men wel, zoals bij meer gerechten bijvoorbeeld het Obergericht in Bern en in het kanton Thurgau, vertrouwd is met elektronische inzending van verzoeken e.d. van raadslieden in enkele zaken. In het kanton Freiburg is men, net als in het kanton Wallis, in technische zin nog niet gereed, hetgeen men betreurt omdat men daardoor aanvragen voor elektronische betekening van advocaten uit andere kantons heeft moeten weigeren en men terzake op ‘gewone’ betekening aangewezen was. In het Kanton Zürich lijkt men verder te zijn. Daar is het systeem gereed dat als een zgn. IncaMailsysteem wordt aangeduid. Het wordt nog maar mondjesmaat gebruikt, maar wat meer in gevallen met veel benadeelde personen om vooral deze personen gemakkelijk en tegelijk te kunnen bereiken. Ook in het kanton Graubünden staat het IncaMailsysteem gereed voor gebruik, maar is het systeem door het OM tot dato januari 2012 volgens opgave nog niet gebruikt. Idem in Appenzell-Ausserhoden. In het kanton Vaud is het systeem ‘in studie’ hetgeen een andere omschrijving is van ‘er vindt in dit kanton geen

elektronisch betekeningsverkeer plaats’; invoering en gebruik er van wordt niet als prioriteit gevoeld.

Het algemene beeld dat in een interview is bevestigd, is, dat het elektronisch verkeer tussen overheid en burger langzaam maar zeker op gang komt, maar wel eerst en vooral in civiele zaken en via de zijde van met name de advocatuur die harerzijds begint met het indienen van stukken langs elektronische weg. In nog niet alle kantons is de elektronica op orde. Voor zover dat wel het geval is, wordt er maar zeer mondjesmaat gebruik van gemaakt. Koudwatervrees en het ontbreken van ervaring, lijken daarvoor belangrijke oorzaken. Maar ook hier speelt mee dat het OM hecht aan het garanderen van een eerlijk proces enerzijds en aan het voorkomen van moeilijkheden achteraf anderzijds. Dat lijkt een extra rem op het zelfs maar proberen van de mogelijkheden van elektronische betekening. Interessant is de mededeling dat het elektronisch verkeer in Zürich gericht gebruikt lijkt te worden om (veel) benadeelde partijen mededeling te doen van beslissingen en stukken in het strafproces. Ook ervaring met de vaak minder fatale, elektronische kennisgeving aan dergelijke andere partijen in het strafproces dan de verdachte, kan een opstap zijn voor het gebruik van elektronische communicatie bij de betekening van stukken aan – uiteindelijk ook – verdachten. Verder lijkt het waarschijnlijk dat waar advocaten in het civiele proces het elektronisch verkeer gebruiken, zij wellicht ook eerder bereid zullen zijn hun mailadres aan te melden voor betekening in strafzaken, al treden zij dan als betekeningsadres voor hun cliënten op.

De regeling van het Zwitserse strafprocesrecht bevat op enkele plaatsen een referte aan de mogelijkheid van elektronische betekening. Die voorschriften bevatten vooral regels voor het geval de burger op zijn initiatief elektronisch met de overheid communiceert. Het voornaamste vormvoorschrift is dat van art. 110 lid 2 StPO. In gevolge die bepaling moet het elektronisch bericht (‘Eingabe’) van een erkende elektronische handtekening (‘Signatur’) voorzien zijn, terwijl de betreffende strafvorderlijke autoriteit kan verlangen dat een papieren versie van het elektronisch bericht nagestuurd wordt. De voornaamste inhoudelijke regel is die van art. 91 lid 3 StPO ingevolge welke er nog binnen termijn gehandeld is als de ontvangst van de elektronische inzending aan de strafvorderlijke autoriteiten uiterlijk op de laatste dag – en dat dan tot middernacht – van de termijn door het informatiesysteem van die autoriteiten bevestigd is. Het voorschrift impliceert dat van het informatiesysteem van de overheid een onmiddellijke bevestiging als antwoord wordt verwacht opdat de betreffende burger, zo even mogelijk, in geval van mislukking of twijfel nog gelegenheid heeft een andere wijze van handelen te gebruiken. Als een burger van deze mogelijkheid van elektronisch verkeer gebruik maakt, zal – bijvoorbeeld – een mailadres van hem bij de overheid bekend zijn. Dat is blijkens opgave nog onvoldoende om van toestemming tot gebruik in de zin van art. 88 StPO te kunnen spreken. De gerechten zijn wat huiverig om voorspelbare problemen bij voorbaat al op te roepen.