• No results found

Correctie fictie van betekening: ‘Wiederherstellung’

Hoofdstuk 7 Zwitserland

7.4.6 Correctie fictie van betekening: ‘Wiederherstellung’

Voor wat betreft het met de rechtsgevolgen van betekening samenhangende onderwerp van de termijnen bepaalt art. 93 StPO dat een partij ‘in verzuim’ is als zij een proceshandeling niet met inachtneming van een termijn initieert. Wanneer (nog) sprake is van het ondernemen van proceshandeling binnen de termijn, is in de voorafgaande artikelen geregeld, o.a. voor het geval van elektronische mededeling: er is binnen de termijn gehandeld als de ontvangst van de elektronische inzending aan de strafvorderlijke autoriteiten uiterlijk op de laatste dag van de termijn door het informatiesysteem van die autoriteiten bevestigd is: art. 91 lid 3 StPO.

Door het uitgangspunt dat een volgens de regels uitgevoerde betekening rechtsgevolg heeft ook al kan niet worden vastgesteld dat de inhoud van het te betekenen stuk de geadresseerde in persoon heeft bereikt, kan het voorkomen dat deze pas na het verstrijken van de termijn daarvan op de hoogte raakt. Ten einde dit uitgangspunt van een aan volgens de regels uitgevoerde betekening toe te kennen rechtsgevolg overeind te houden, is het noodzakelijk in een correctieprocedure te voorzien voor zover en in geval het feit dat de inhoud van het te betekenen stuk de geadresseerde niet binnen de termijn bereikt heeft, voor hem verontschuldigbaar is. In die procedure voorziet art. 94 StPO tot herstel van termijnen (‘Wiederherstellung’).231

Aangezien de regeling van art. 94 StPO geldt voor alle fasen van de strafrechtspleging en de daarin handelende autoriteiten, moet het verzoek tot herstel van termijnen worden ingediend bij die autoriteit waarbij ook de betreffende proceshandeling had moeten worden uitgevoerd. Dat hoeft dus niet altijd een rechter of rechterlijk college te zijn. Betreft het verzoek het herstel van de beroepstermijn tegen een vonnis vanwege onbekendheid met (de betekening van) het vonnis, dan is dus wel sprake van een rechterlijke beslissing en wel van het gerecht dat anders de gevraagde proceshandeling zou afwijzen vanwege termijnoverschrijding. In geval van hoger beroep beslist dus het gerecht dat het hoger beroep behandelt als een soort voor-ontvankelijkheidsvraag van het beroep. Op het verzoek kan schriftelijk worden beslist en in zoverre is een informele procedure aangewezen. Mondelinge behandeling van het verzoek is niet uitgesloten en dat gebeurt in de praktijk ook wel, bijvoorbeeld om verzoeker de gelegenheid te geven een te weinig onderbouwd verzoek nader toe te lichten of om andere procespartijen terzake te horen. Bij de beslissing om het tot een mondelinge behandeling van een gerechten gericht verzoek te laten komen speelt mee dat invulling en toepassing van de procedure van art. 94 StPO in geval van betekening anders dan in persoon, ook in het licht staat van het grondrecht van de verdachte op toegang tot de rechter, ook tot de rechtsmiddelrechter voor de gevallen waarin de wet op zichzelf tegen een beslissing in de mogelijkheid van een rechtsmiddel voorziet.

231

De Duitse tekst onderscheidt daarbij ‘Fristen’ en ‘Termine’ hetgeen vooral een taalkundig onderscheid is. De hier besproken regels zijn voor beide gevallen gelijk (art. 94 lid 5, eerste volzin, StPO).

Een herstel van termijnen wordt anderzijds bepaald niet zonder meer toegestaan. Er gelden twee voorwaarden: geen verwijt en de noodzaak van een zeker belang.

Reeds de wettelijke regeling eist een zekere ondergrens aan belang wil herstel kunnen worden gevraagd. Het moet zo zijn dat de partij die een termijn heeft verzuimd, daardoor een ernstig en niet te herstellen nadeel (‘erheblicher und unersetzlicher Rechtsverlust’) heeft geleden. Bij het verontschuldigbaar verlopen zijn van een rechtsmiddeltermijn is van een dergelijk belang in de praktijk vrijwel steeds sprake. Dat hangt samen met de benadering van deze herstelmogelijkheden door de strafgerechten, waarover hieronder meer.

De tweede voorwaarde om een herstel van termijnen te kunnen bewerkstelligen is, dat het niet in acht nemen van de termijn verontschuldigbaar moet zijn. Het is aan degene die herstel verzoekt om aan te tonen (glaubhaft machen) dat hem/haar voor het verzuim van de termijn geen schuld (kein Verschulden) treft: art. 94 lid 1 StPO.

Naar de wetsgeschiedenis is deze voorwaarde strikt uit te leggen.232 Iedere vorm van ook maar de lichtste verwijtbaarheid van het niet naleven van termijnen kan er volgens de wetgever toe leiden dat het verzoek om herstel van termijnen wordt afgewezen, en zulks in het belang van een geordende rechtsgang, de procesdiscipline en de rechtszekerheid. Voor zover dus sprake is van het hiervoor besproken geval van art. 85 lid 4 onder a StPO waarin een eenmaal in een proces betrokken verdachte met betekening van stukken terzake rekening heeft te houden, zal een verontschuldigbaar niet in acht nemen van termijnen vrijwel niet aannemelijk te maken zijn. Hoewel art. 94 lid 1 StPO verder alleen spreekt van schuld van een procespartij zelf, wordt aangenomen dat een fout van de verdediging aan de verdachte als procespartij kan worden toegerekend. Dwaling omtrent het recht (de regels die de termijnen bepalen) is al evenmin grond om een verzoek tot herstel van termijnen af te wijzen.

Hoe strikt de wet ook bedoeld is, in de praktijk wordt de soep iets minder heet gegeten als zij wordt opgediend. Aangenomen wordt in de eerste plaats dat de in het Zwitsers strafproces op een aantal plaatsen opduikende voorlichting van een procespartij door een beslissende instantie omtrent het rechtsmiddel dat tegen een door die instantie genomen beslissing of handeling kan worden ingesteld (‘Rechtsmittelbelehrung’) wel een juiste voorlichting moet zijn. Wordt een procespartij bijvoorbeeld verkeerd voorgelicht omtrent een termijn waarbinnen een rechtsmiddel wordt ingesteld, dan mag die procespartij van zo’n fout niet de dupe worden en zal hem herstel van termijn gegund worden. Jegens de overheid speelt daarbij de eerder aangeduide, in Grondwet en art. 3 StPO vastgelegde ‘Grundsatz von Treu und Glauben’ een uitdrukkelijke rol. Naar Donatsch verdedigt233, geldt dat ook in geval de raadsman van de

232 Donatsch, Kommentar zur Schweizerischen Strafprozessordnung (StPO), Schulthess Juristische Medien, Zürich/Basel/Genève, 2010, randnr. 2 bij art. 94 met opgave van bronnen in de

wetsgeschiedenis.

233 Donatsch, Kommentar zur Schweizerischen Strafprozessordnung (StPO), Schulthess Juristische Medien, Zürich/Basel/Genève, 2010, randnr. 3 bij art. 94 StPO.

verdachte aan hem het verkeerde advies geeft binnen welke termijn hij, verdachte, een bepaald rechtsmiddel heeft in te stellen. Voorts, en belangrijker, speelt bij de toepassing van art. 94 StPO in de strafrechtspraktijk de doorwerking van art. 6 EVRM inzake fair trial en de daarop gebaseerde grondslagen van strafprocesrecht uit art. 3 StPO. Dat betekent dat met name strafrechters zich ervan bewust zijn dat de interpretatie en toepassing van art. 94 StPO ook in het licht van de verwerkelijking en bescherming van dergelijke rechten moet worden gezien. In dat kader hecht de Zwitserse rechter in het bijzonder aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht (naast het besef dat het voor de rechter en de kwaliteit van diens beslissing ook van belang is dat hij eerst beslist nadat hij de verdachte persoonlijk heeft gezien).

Tegen die achtergrond is de Zwitserse strafpraktijk deze dat bij een betekening van een vonnis van de rechter in eerste aanleg die de verdachte niet in persoon heeft bereikt, toch betrekkelijk snel wordt aangenomen dat sprake is van verontschuldigbaar niet in acht hebben kunnen nemen van de beroepstermijn zodat herstel (en dus alsnog beroep) wordt toegestaan. Daarbij speelt (afgezien van de doorwerking van het recht op berechting in aanwezigheid van de verdachte) ook mee dat, zoals gezegd, in het Zwitsers strafprocesrecht er maar twee instanties zijn terwijl het systeem van berechting ook in genen dele is overbelast. In zoverre is het voor de praktijk ook betrekkelijk gemakkelijk om in een beetje strafzaak het systeem van betekening als het ware aan te vullen met een betrekkelijk ruim geïnterpreteerde mogelijkheid van herstel. Dat neemt niet weg dat de voorwaarde van art. 94 StPO, dat sprake moet zijn van verzuim waarvoor de procespartij geen schuld treft, niet serieus moet worden genomen, maar de interpretatie en toepassing van deze voorwaarde is in de praktijk niet zo strikt als de wetgever dat voor ogen heeft gestaan. Daarop is dan wellicht ook terug te voeren dat de procedure van art. 94 StPO in zijn grondslag niet door het EHRM afgewezen is. Van belang is hier in het bijzonder de zaak Medenica tegen Zwitserland234 waarin over de toepassing van deze grondslag wordt geklaagd. Het EHRM concludeert in die zaak dat art. 6 EVRM niet geschonden is door klager, binnen de bijzondere omstandigheden van het geval, vanwege een hem te maken verwijt, de herstelmogelijkheid te ontzeggen. De zaak komt in het volgende hoofdstuk binnen de bredere bespreking van het EVRM nader aan de orde. Hier is vooral relevant dat het EHRM de grondslag van de procedure als zodanig niet afwees en, binnen de bijzondere omstandigheden van het geval, i.c. ook de toepassing ervan niet. Het komt dus in Straatsburg op prudente, verdragsconforme toepassing aan. Precies dat beoogt men in de Zwitserse strafrechtspraktijk te verwezenlijken.

7.4.7 Herstel verkeerde betekening

Zonder dat de StPO zulks regelt, kan een betekening herhaald worden als er aanwijzingen zijn dat er iets fout is gegaan. Voorts bestaat in de jurisprudentie en in literatuur235 overeenstemming over het feit dat als blijkt dat de geadresseerde kennis heeft genomen van het stuk en als niet blijkt dat hij door verkeerde betekening in zijn rechten is gekort, schending van betekeningsregels geen gevolg hoeft te hebben, ook al vindt die regel evenmin expliciet uitdrukking in de Zwitserse regeling van het strafprocesrecht

7.5 Afsluiting

De centrale vraagstelling van het onderzoek is: welke regelingen en modaliteiten bestaan er in de onderzochte landen inzake de betekening van stukken in strafzaken die kunnen bijdragen aan de verbetering van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen in Nederland? In hoeverre zijn die regelingen en modaliteiten werkbaar en in hoeverre zijn zij, in het licht van het EVRM en EHRM acceptabel?

De voornaamste bevinding is dat de regeling en praktijk van de betekening van gerechtelijke stukken in strafzaken in Zwitserland bepaald wordt door het uitgangspunt dat de verdachte ter terechtzitting aanwezig is. Behandeling bij verstek is maar beperkt mogelijk binnen nadere wettelijke voorwaarden. Tegelijk is daarbij van belang dat in Zwitserland veel strafzaken door middel van een ‘Strafbefehl’ worden afgedaan.

Terzake van de in de vraagstelling in hoofdstuk 1 opgenomen deelvragen, kan het volgende worden opgemerkt.

Welke vormen van betekening zijn in de onderzochte stelsels mogelijk die gelden als een officiële kennisgeving, al dan niet in persoon?

Van belang is met name de mogelijkheid van betekening aan anderen dan aan de verdachte terwijl zulks in de regel heeft te gelden als een betekening aan de verdachte met rechtsgevolgen, bijvoorbeeld de aanvang van beroepstermijnen. Een zekere correctie is mogelijk als de verdachte buiten zijn schuld niet van de inhoud van het te betekenen stuk op de hoogte is geraakt. Ook de weigering een aangeboden poststuk later af te halen geldt als betekening onder de voorwaarde dat de verdachte met de betekening rekening te houden had. Van een in een strafzaak betrokken verdachte wordt dat laatste aangenomen. Dat aan het niet afhalen van het stuk voor de verdachte rechtens consequenties zijn verbonden,

235

Donatsch, Kommentar zur Schweizerischen Strafprozessordnung (StPO), Schulthess Juristische Medien, Zürich/Basel/Genève, 2010, randnr. 4 bij art. 85 met verdere literatuur en jurisprudentie verwijzingen.

illustreert dat het Zwitserse rechte terzake van een zekere plicht voor de verdachte dat wel te doen, uitgaat. Men neemt wel aan dat de verdachte ook verplicht is om de overheid over adreswijzigingen te informeren. Buiten Zwitserland verblijvende of gevestigde procesdeelnemers zijn verplicht in Zwitserland een betekeningsadres aan te houden. Betekening van de dagvaarding aan de verdachte kan niet geschieden door de betekening aan de raadsman aangezien die dagvaarding voor de verdachte de verplichting schept persoonlijk te verschijnen; daarom is betekening aan de verdachte voorgeschreven.

Wordt van alternatieve vormen van kennisgeving gebruik gemaakt, al dan niet in persoon?

Met name van de betekening aan een ander wordt gebruik gemaakt. Van de betekening aan de verdachte via de raadsman wordt terughoudend gebruik gemaakt, ook omdat het antwoord op de vraag of een stuk aan de verdachte is doorgegeven onder het verschoningsrecht van de advocaat wordt begrepen. Maken mogelijkheden en vormen van elektronische betekening via moderne internettechnieken deel uit van de bestaande mogelijkheden?

De wet erkent de mogelijkheid van elektronische betekening. In strafzaken wordt daarvan nog maar mondjesmaat gebruikt gemaakt. In het bovenstaande zijn de cijfers per kanton weergegeven.

Welke organen zijn met de verantwoordelijkheid voor de betekening belast? De betekening van de oproeping tegen de door het gerecht vastgestelde terechtzitting gaat van het gerecht uit. Het gerecht bepaalt ook de wijze van betekening van het vonnis. In geval de verdachte aanwezig is, kan een mondeling vonnis door het voorlezen er van aan de verdachte worden betekend. Onder omstandigheden kan met het betekenen van het dictum worden volstaan.

Welke instanties voeren de betekening in de praktijk uit en zijn aan die instanties nadere regels gesteld?

In de regel zijn het de posterijen die de betekening uitvoeren. Ook de politie kan met de betekening worden belast.

Is er sprake van een regierol terzake van de betekening en zo ja, aan wie is die opgedragen en hoe wordt deze vorm gegeven?

Tot op zekere hoogte bepaalt het gerecht de wijze van betekenen, met name van het vonnis. Aangezien de aanwezigheid van de verdachte ter zitting als regel voorwaarde is om de zaak te behandelen, wordt in het voorbereidend onderzoek werk gemaakt van het opsporen van een woon- of verblijfadres waar de verdachte daadwerkelijk kan worden bereikt.

Wat leert het EVRM-recht aangaande de inrichting van regelgeving en praktijk van aspecten van de betekening in strafzaken?

Er zijn tot nu toe geen dragende onderdelen van het Zwitserse recht in strijd met art. 6 EVRM bevonden. Integendeel: de modaliteit dat betekening aan een ander kan gelden als betekening aan de verdachte, met een zekere correctiemogelijkheid voor de verdachte in geval het te betekenen stuk hem – aantoonbaar buiten zijn schuld - niet heeft bereikt, lijkt uitdrukkelijk door het EHRM te zijn geaccepteerd. Daaraan moet worden toegevoegd dat de toepassing van de mogelijkheid van de betekening aan een ander wellicht ook daarom minder snel tot strijd met art. 6 EVRM leidt omdat Zwitserse rechters de geboden herstelmogelijkheid voor de verdachte soepel toepassen om de verdachte niet te snel te beperken in het recht op toegang tot de (hogere) rechter.