• No results found

Nadere verkenning I: de elektronische betekening in Estland

Hoofdstuk 2 Resultaten uit de QuickScan

2.5 Nadere verkenning I: de elektronische betekening in Estland

2.5.1 Inleiding

Uit Titel 5, ‘Gerechtelijke stukken, Vertaling, Vertolking en dagvaarding’, afdeling 3 ‘dagvaarding’ van het Estse Wetboek van Strafvordering komt naar voren dat een persoon, die dient te verschijnen bij het Openbaar Ministerie (hierna: OM), de rechtbank of een andere onderzoeksinstelling in Estland daartoe per post, fax maar ook door middel van andere communicatievormen kan worden opgeroepen.

2.5.2 De oproep

Geschreven dagvaardingen mogen per post dan wel met gebruik van e-mail worden betekend, indien daarvoor wordt getekend, zo stelt art. 165 van het Wetboek van Strafvordering van Estland. Ten aanzien van de ontvangst van de dagvaarding zijn de leden 3 en 4 van het in artikel 165 bepaalde van belang. Een dagvaarding per post wordt geacht te zijn ontvangen op de datum, die is weergegeven op de bekendmaking van afgifte van het postkantoor. In het vierde lid is opgenomen dat een dagvaarding per e-mail naar het aangegeven adres moet worden gezonden en in andere gevallen moet worden bekendgemaakt via het internet. Dat wil zeggen dat in dat geval niet de inhoud van de dagvaarding wordt gepubliceerd maar wel bekend wordt gemaakt dat

een dagvaarding tegen een bepaald persoon is uitgevaardigd. De dagvaarding moet zijn vergezeld van een digitale handtekening en bescherming tegen inzage door derden is een vereiste in het geval er gebruik wordt gemaakt van de dagvaarding die per e-mail wordt verzonden.

2.5.3 Ontvangstbevestiging van de oproep

In Estland wordt het bewijs dat een dagvaarding betekend is, aangenomen indien de ontvangst is gecertificeerd door een persoon. Als datum van ontvangst geldt de dag dat de persoon de ontvangst heeft gecertificeerd.34 In het geval dat het ontvangstbewijs van de dagvaarding niet binnen drie dagen bekrachtigd wordt, moet de dagvaarding in de vorm van een aangetekende brief verzonden worden of dient de dagvaarding in persoon te worden uitgereikt, waarbij de geadresseerde bij ontvangst tekent. De afdrukken van de e-mails en van de in kennis stellingen worden toegevoegd aan het dossier.35 Uit de bepaling van art. 317 van het Wetboek van Strafvordering van Estland kan worden afgeleid dat de betrokkene een afschrift van het vonnis toegezonden krijgt of dat het hem onmiddellijk wordt uitgereikt na afloop van de zitting.

2.5.4 Onderzochte aspecten van de Estse regeling

Het strafprocesrecht in Estland kent, zoals blijkt uit het bovenstaande, een mogelijkheid om gerechtelijke stukken met behulp van andere communicatiemiddelen dan de fax of post toe te zenden. Met name de mogelijkheid van het gebruik van de e-mail als wijze van betekening is betrekkelijk opvallend. De mogelijkheid om middels elektronisch verkeer gerechtelijke stukken te betekenen lijkt samen te hangen met het feit dat na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en het onafhankelijk worden van Estland, het land Estland in de gelegenheid is gesteld om een geheel nieuw rechtstelsel in te richten, waardoor verwerking van modernere technologische ontwikkelingen vanzelfsprekender kon plaats vinden.

In verband met de mogelijkheid van betekening van gerechtelijke stukken met behulp van het elektronisch verkeer zijn nadere vragen voorgelegd aan het Ministerie van Justitie van Estland met betrekking tot dit onderdeel van de Estse regeling.

De onderzoekers hebben op de vragen antwoord mogen ontvangen van de adviseur van de afdeling strafrechtelijke beleidszaken van het ministerie van justitie van Estland, in de persoon van Markko Künnapu. De vragen dienden om na te gaan op welke wijze personen, waarmee zowel staatsburgers van Estland als niet-onderdanen worden bedoeld, in Estland kunnen worden geregistreerd. Bovendien is het Estse Ministerie van Justitie bevraagd over de

34 Wetboek van Strafvordering van de republiek Estland, art. 165 lid 4.

wijze waarop, zowel voor Estse Staatsburgers als voor niet-Estse staatburgers, de ontvangst van de dagvaarding bevestigd kan worden. Daarnaast zijn vragen gesteld over de mogelijkheden, die door de Estse wetgeving worden geboden ten aanzien van het registeren van niet Estse staatsburgers. Als laatste is de vraag voorgelegd over de wijze waarop de regeling, zoals deze in Estland vorm heeft gekregen, door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is ontvangen. Met andere woorden, de vraag is voorgelegd of de toepassing van de betreffende Estse bepalingen tot schendingen van de bepalingen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens heeft geleid.

2.5.5 Registratie van Estse staatsburgers

Met betrekking tot de betekening van gerechtelijke stukken is de vraag voorgelegd welke mogelijkheden de republiek Estland kent met betrekking tot het registeren van Estse burgers. Er bestaat inderdaad een mogelijkheid om gegevens te verzamelen van burgers en personen, die in Estland verblijven. Op grond van de Wet Bevolkingsregistratie bevat het bevolkregister de gegevens van de Estse burgers, burgers afkomstig uit de Europese Unie, burgers afkomstig uit de lidstaten van de Europese Economische Ruimte of de Zwitserse confederatie die hun verblijf in Estland hebben geregistreerd of gegevens van vreemdelingen die een verblijfsvergunning hebben verkregen dan wel over het recht tot verblijf in Estland beschikken.

2.5.6 Bekendmaking via e-mail en bevestiging van ontvangst

Ten aanzien van de vraag of de Estse wetgeving voorziet in de mogelijkheid dat burgers van de overheid gerechtelijke stukken kunnen ontvangen door middel van het gebruik maken van e-mail en, indien die mogelijkheid door de wetgeving wordt geboden, op welke wijze een burger vervolgens kan bevestigen dat de e-mail die door de overheid is verzonden hem of haar bereikt heeft, geldt het volgende. Op grond van het Wetboek van Strafvordering van Estland uitgevaardigde dagvaardingen mogen worden betekend per aangetekende post met notitie van achterlating of met gebruikmaking van elektronisch verkeer. In het geval de betekening van een oproeping met behulp van elektronisch gegevensverkeer plaatsvindt, dient de oproeping te worden verzonden naar het e-mailadres dat door de persoon aan het openbare lichaam, dat de oproeping uitvoert, verstrekt is of te worden geopenbaard op het internet op zijn of haar werkplek of persoonlijke website. De oproep door de justitiële autoriteiten moet worden vergezeld van een mogelijkheid tot bevestiging met digitale handtekening en dient te worden versleuteld door gebruik te maken van een publieke versleuteling van het ontvangstbewijs opgemaakt door de ontvanger, op de wijze zoals bepaald in de bepalingen van de Digitale Handtekeningenwet. Bij het verzenden van de oproeping wordt onmiddellijk de verplichting tot bevestiging van de ontvangst van de oproeping kenbaar

gemaakt. Daartoe wordt een e-mail aan de ontvanger gezonden. Een oproeping die verzonden is met gebruik van elektronisch gegevensverkeer wordt als uitgangspunt geacht op de dag van bevestiging van de ontvangst door de persoon te zijn ontvangen. Indien de ontvangstbevestiging van de oproeping niet binnen drie dagen na verzending van de oproeping is geschied, dient de oproeping te geschieden per post in de vorm van een aangetekende brief of dient de oproeping plaats te vinden in persoon, waarbij de persoon tekent voor de in ontvangstneming van de oproeping.

2.5.6.1 Het ‘E-File systeem’

Het ‘E-File systeem’ is een systeem waarbij op digitale wijze opgemaakte documenten elektronisch kunnen worden geüpload of gedownload met behulp van het internet. De gedachte achter dergelijke systemen is dat papierloos zou kunnen worden gewerkt. In Nederland is dat het beste te vergelijken met de mogelijkheid van het digitaal aangifte doen van belastingen bij de belastingdienst (DigiD).

Ook in Estland werkt men al met een dergelijk systeem. In het geval dat de oproeping beschikbaar is gesteld door middel van het ‘E-File systeem’, dient de op te roepen persoon op de hoogte te worden gesteld van het bestaan van een oproeping door daarvan bericht te geven op zijn of haar e-mailadres, zoals dat door hem of haar is weergegeven in een akte of wordt daarvan notificatie gemaakt op het internet. Die bekendmaking op het internet dient een verwijzing naar de digitale oproeping, zoals opgenomen in het ‘E-File systeem’, te bevatten zonder de inhoud van die oproeping weer te geven. De termijn voor het raadplegen van de oproeping, die is geplaatst in het ‘E-File systeem’, is gesteld op drie dagen, te rekenen vanaf de dag van verzending van de oproeping. Een oproeping dient niet te worden vergezeld van de mogelijkheid om middels een digitale handtekening te bevestigen, in het geval dat de verzender en het tijdstip van verzending kan worden geïdentificeerd en aangeduid door middel van het ‘E-File systeem’. Het ‘E-File systeem’ legt het moment van openen en de gebruiker zelf vast en de oproeping wordt in dat geval geacht te zijn ontvangen door een persoon vanaf het moment dat de oproeping is geopend in het ‘E-File systeem’. In het geval de oproeping niet binnen drie dagen op het ‘E-File systeem’ wordt geraadpleegd, te rekenen vanaf de dag dat de oproeping verzonden is, dient de oproeping te geschieden per post in de vorm van een aangetekende brief of dient de oproeping plaats te vinden in persoon, waarbij de persoon een handtekening plaatst voor het in ontvangst nemen van de oproeping.

2.5.6.2 Afdrukken van e-mails toevoegen aan het strafrechtelijke dossier, tenzij gebruik wordt gemaakt van het ‘E-File systeem’

De afdrukken, of anders gezegd uitdraaien, van de e-mails die in relatie staan tot de uitreiking van de oproepingen en de afdrukken van de e-mails welke de ontvangstbevestiging van de oproeping weergeven en bevestigen, moeten in het strafrechtelijk dossier worden gevoegd. Het feit van ontvangst van een oproep met behulp van het ‘E-File systeem’ wordt vastgelegd door het ‘E-File systeem’ zelf. Dat brengt met zich dat daarvan geen afdruk behoeft te worden toegevoegd aan het strafrechtelijke dossier.

2.5.7 Registratie van personen die geen Estse staatburgers zijn

In reactie op de vraag welke mogelijkheden de republiek Estland heeft met betrekking tot de registratie van niet-onderdanen (burgers die geen Ests staatburgerschap hebben), geeft het Ministerie van Justitie van Estland aan dat op grond van de Wet Bevolkingsregistratie het bevolkingsregister van Estland alleen gegevens van Estse staatsburgers bevat.

Ten aanzien van niet-Estse staatsburgers bevat het bevolkingsregister gegevens over burgers, die staatsburger zijn van een van de lidstaten van de Europese Unie, burgers, die staatsburger zijn van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte, dan wel staatsburgers van de Zwitserse Confederatie die hun verblijf in Estland hebben geregistreerd en burgers, die een verblijfsvergunning van de Estse overheid hebben ontvangen of het recht hebben om in Estland te verblijven.

2.5.8 Bekendmaking via e-mail en bevestiging van ontvangst aan niet-Estse staatsburgers

Met betrekking tot de vraag of er een mogelijkheid bestaat niet-Estse staatsburgers te bereiken door middel van e-mail geeft het Ministerie aan dat ten aanzien van niet-onderdanen dezelfde regels gelden als ten aanzien van Estse onderdanen. Hun gegevens zijn af te leiden uit de registratie zoals die hiervoor is beschreven. Op grond van de bovengeschetste bepalingen geldt ook voor niet-onderdanen dat de bevestiging van ontvangst van de oproeping plaats heeft op de hierboven beschreven wijze, te weten de verzending van een mogelijkheid om met een digitale handtekening de ontvangst van digitale stukken te bevestigen.

De vraag rijst of er in de wetgeving van Estland een algemene verplichting voor personen is opgenomen om hun post of e-mail op te halen of dat er op andere wijze een verplichting is opgenomen om zichzelf op de hoogte te stellen of te houden van andere wijzen van informatieverstrekking. Met andere woorden: bestaat op grond van de wetgeving van Estland een algemene verantwoordelijkheid voor de burger om zich op de hoogte te stellen van de mogelijkheid dat in een strafzaak een beschuldiging of uitspraak die op een bepaalde burger betrekking heeft, aan hem betekend wordt? Daarvan lijkt niet onmiddellijk te kunnen worden gesproken. Zoals hiervoor onder 2.5.6. al uiteen gezet gaat de procedure met betrekking tot de bevestiging van ontvangst van stukken die per e-mail zijn verzonden uit van een zekere veronderstelling. Indien de ontvangst van de oproep niet bevestigd wordt binnen een periode van drie dagen, te rekenen van af de dag van de verzending van die oproep moet op andere wijze worden opgeroepen. De oproep dient dan per post te worden verzonden in de vorm van een aangetekende brief dan wel in persoon te worden betekend, waarbij de ontvanger de ontvangst bevestigt door voor de ontvangst een handtekening te plaatsen op een ontvangstbewijs.

De achtervang van zekerheid van betekening alvorens rechtsgevolgen intreden schuilt dus niet in de combinatie van de verzending door de overheid met de veronderstelde plicht voor de burger zijn mail te lezen, maar schuilt (toch weer) in het alsnog ‘ traditioneel’ betekenen van het gerechtelijke stuk. In zoverre kan de betekening per e-mail eerder een mogelijkheid die de efficiëntie van de procedure van de betekening bevordert, worden genoemd dan dat sprake is van een volledige vervanging van de reguliere, in de meeste andere landen gehanteerde procedure van betekening. Bovendien dient de overheid in veel gevallen van de verdachte op enig moment de medewerking te hebben gehad in die zin dat de betekening per e-mail afhankelijk is van de beschikking die de Estse overheid heeft over het e-mailadres van de betrokken persoon. Als deze weigert een adres op te geven, kan geen e-mailbetekening plaatsvinden.

2.5.9.1 Oproep beschikbaar via ‘E-File systeem’

Een oproep die beschikbaar wordt gesteld door middel van het ‘E-File systeem’ wordt geacht te zijn ontvangen vanaf het moment dat de oproep in het ‘E-File systeem’ wordt geopend. In het geval dat een oproep niet binnen het ‘E-File systeem’ geraadpleegd wordt binnen drie dagen, te rekenen vanaf de dag dat de oproep verzonden is, dient de oproep als gezegd per post te worden verzonden in de vorm van een aangetekende brief dan wel dient de oproep in persoon te worden betekend, waarbij de ontvanger de ontvangst bevestigt door te ondertekenen.

2.5.9.2 Kennisgeving door middel van landelijke dagbladen

Indien in een strafzaak verschillende slachtoffers deelnemen of civiele gedaagden partij zijn of in het geval een identiteit niet kan worden vastgesteld, mag een opsporingsautoriteit, het OM of het gerecht, een oproep van een dergelijke persoon doen door middel van een bekendmaking in een landelijk dagblad. Een oproep die op dergelijke wijze wordt bekendgemaakt, wordt geacht te zijn uitgereikt op een gelijke wijze als de openbaarmaking van een kennisgeving.

Een kennisgeving van een oproep dient ten minste tweemaal te worden gepubliceerd in een landelijk dagblad, waarbij tussen de twee publicaties ten minste een week na de eerste publicatie dient te zijn verstreken. De gepubliceerde tekst waarin de kennisgeving is opgenomen, dient in het strafrechtelijk dossier te worden gevoegd.

Indien een oproep niet kan worden uitgereikt door het opvolgen van de reguliere procedure die voor de betekening van stukken van toepassing is, wordt ten aanzien van die persoon bij een bevel afkomstig van een opsporingsautoriteit, het OM of door een beslissing van het gerecht verklaart dat hij of zij als voortvluchtige moet worden aangemerkt. In het geval een persoon dergelijke status is verleend, zijn andere bepalingen van toepassing.

2.5.10 Problematiek rondom het uitvaardigen van stukken met gebruik van elektronisch gegevensverkeer

Uit de opgave uit Estland blijkt dat zich, op welke wijze dan ook, geen problemen hebben voorgedaan met betekening van gerechtelijke documenten door middel van het gebruik van elektronische gegevensverkeer. Wel geeft het Ministerie van Justitie aan dat desondanks op 1 september 2011 een herziening van de regeling heeft plaatsgevonden. De herziening van de regeling betrof onder meer een wijziging waardoor meer concreet en specifiek wordt aangegeven welke e-mailadressen kunnen worden benut, in het geval dat een openbaar lichaam een oproeping via het elektronisch gegevensverkeer wil versturen.

2.5.11 Uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens met het oog op de regeling van de betekening in Estland

Over de hier besproken concrete onderdelen van de Estse regeling zijn bij de zegsman van het Estse Ministerie geen specifieke beslissingen van het EHRM

bekend. Ook uit de jurisprudentiebronnen van het EHRM blijkt daarvan niet (zie ook hoofdstuk 8).