• No results found

Berechting bij afwezigheid van de verdachte

Hoofdstuk 4 Duitsland

4.4 Bijzondere procedures: afdoen van een strafzaak bij afwezigheid van de

4.4.1 Berechting bij afwezigheid van de verdachte

4.4.1.1 Beschrijving van de modaliteit

De voorziening van art. 232 StPO tot berechting bij afwezigheid van de verdachte (‘Hauptverhandlung trotz Ausbleibens’) wordt uitdrukkelijk niet beschouwd als recht van de verdachte om niet te verschijnen, maar als uitzondering op het voorschrift dat het de Duitse strafrechter in principe niet is toegestaan om buiten aanwezigheid van de verdachte het rechtsgeding, in het bijzonder het onderzoek ter terechtzitting (de ‘Hauptverhandlung’) tegen hem te voeren en over hem te oordelen, in het bijzonder ook ten aanzien van het bewijs en de straf. Tegen die achtergrond kan gemakkelijk worden begrepen dat het uitzonderlijke van deze voorziening ook daarin bestaat dat zij reeds naar de wettelijke regeling slechts bij geringe strafbare feiten kan worden ingezet. De geringheid van het feit wordt in art. 232 StPO gedefinieerd en wel langs de lijn van het opsomming van de (lichte) straffen die in deze procedure slechts mogelijk zijn. Dat betreft - kort gezegd - geldboete tot een bepaald maximum, rijontzegging en vormen van verbeurdverklaring. Rijontzegging is alleen mogelijk als die optie uitdrukkelijk en expliciet in de dagvaarding genoemd is. Vrijheidsstraf, maar ook de maatregel van de zgn. ‘Sicherungsverwahrung’, vergelijkbaar met de Nederlandse TBS, kan in deze procedure niet opgelegd worden.

86 Hier kan nog worden opgemerkt dat het ook binnen de vorm van aanvankelijke aanwezigheid van de verdachte, kan voorkomen dat de verdachte op een nadere zitting niet (meer) verschijnt. Is zulks naar het oordeel van het gerecht voor een goede berechting van de zaak ook niet meer nodig, dan kan het gerecht in de afwezigheid van de verdachte als het ware berusten, en de zaak verder bij zijn afwezigheid afdoen: art. 231 StPO. Omdat een uitdrukkelijke beslissing nodig is, is de verdachte al voldoende ver in het proces betrokken om deze wegen bij een naar woon- of verblijf volstrekt onbekende verdachte te kunnen volgen. Daarom zijn ter zake ook geen bijzondere betekeningsvoorschriften nodig: LMG, o.a. aant. 7, randnr. 26 bij art. 232 StPO.

Wordt deze procedure gevolgd, dan voorziet art. 235 StPO voor de in zijn afwezigheid berechte verdachte apart in de mogelijkheid om herstel in de vorige situatie (‘Wiedereinsetzung in den vorigen Stand’) te verzoeken, teneinde alsnog in zijn aanwezigheid te worden berecht. De aanvrage moet binnen een week na de betekening van het oordeel worden gedaan. Dit verzoek is ook daarna mogelijk als de verdachte van de inhoud van de dagvaarding geen kennis heeft kunnen nemen. Heeft hij dat geweigerd, dan kan het verzoek daarom worden afgewezen.

4.4.1.2 Betekeningsvoorschiften

Het ligt voor de hand dat voor de bekendmaking aan de verdachte van de uitkomst van een dergelijke, bij zijn afwezigheid gevoerde behandeling van de zaak enige bijzondere voorschriften gelden. De verdachte moet in de gerechtelijke dagvaarding (‘Ladung’) op de mogelijkheid dat het gerecht buiten zijn aanwezigheid de zaak zou kunnen ‘afdoen’ (behandelen en beslissen), worden gewezen.

Voorts voorziet art. 232 StPO lid 4 nog in nadere voorschriften voor de betekening van het in deze procedure bereikte, gerechtelijke beslissingen. Als hoofdregel wordt daarin voorop gesteld dat het vonnis aan de verdachte moet worden betekend en wel door het overhandigen ervan (‘Übergabe’).

Tegelijk voorziet genoemd artikellid alweer zelf in de voorziening van de alternatieve, aan art. 145a StPO ontleende mogelijkheid van betekening van het vonnis aan de raadsman van de verdachte, die als betekening aan de verdachte zelf geldt.

Vanwege het feit dat het bij art. 232 StPO echter om geringe feiten gaat, zal de verdachte niet altijd een raadsman hebben. Dan is de alternatieve mogelijkheid van betekening aan de raadsman uitgesloten. De StPO kent weliswaar nog een enkele andere mogelijkheid van een andere, bijzondere gevolmachtigde die de verdachte moet aanwijzen om stukken in ontvangst te nemen (de ‘Zustellungsbevollmächtigten’ van (art. 127a lid 2 jo.) art. 116a lid 3 StPO resp. art. 132 lid 1 onder 2), maar dat betreft steeds een bijzondere situatie waarin de verdachte in Duitsland geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, niet in voorarrest genomen kan worden of de zaak – kort gezegd – niet met vrijheidsstraf zal eindigen maar een geldboete te verwachten is. Vanwege deze voorwaarden komt een dergelijke variant in de praktijk niet veel voor. Naar de gevallen die het betreft kan het bijvoorbeeld gaan om de ontdekking op heterdaad van lichte feiten door in Duitsland kort verblijvende vreemdelingen. Die zullen echter niet snel in staat zijn een betekeningsadres op te geven.

Dat betekent dus dat de betekening van het oordeel in de uitzonderlijke modaliteit van art. 232 StPO nogal eens door overhandiging (‘Übergabe’) voorgeschreven is. Maar dat element uit art. 232 StPO betekent weer niet dat die overhandiging aan de verdachte zelf (in persoon) nodig is. Dat schrijft art. 232 StPO ook niet voor. De verdere uitvoering van die betekening door overhandiging (‘Zustellung durch Übergabe’) volgt de verderop in dit

hoofdstuk beschreven procedure uit de ZPO. Welnu, art. 178 lid 1 ZPO voorziet erin dat ook overhandiging aan een andere, in dat artikel aangewezen persoon (‘Ersatzempfänger’) mogelijk is, een mogelijkheid die ook door het Bundesgerichtshof87 geaccepteerd is. Uitgesloten is alleen de ‘Zustellung door Niederlegung’ (bij de griffie van het gerecht) uit art. 181 ZPO en de hiervoor genoemde ‘Öffentliche Zustellung’ van art. 40 StPO.88

Het voorschrift van art. 232 lid 4 StPO betekent wel, dat de strafprocessuele sluitstukken van betekening, te weten het deponeren ter griffie (‘Niederlegung’: art. 181 ZPO) c.q. van de openbare bekendmaking (‘öffentliche Bekanntmachung’: art. 40 StPO) niet gebruikt kunnen worden om het in de procedure van art. 232 StPO bereikte oordeel aan de verdachte te betekenen.89

In de beperkte categorie van gevallen van art. 232 StPO waarin bij afwezigheid van de verdachte de zaak ter zitting kan worden behandeld, blijft de betekening van het oordeel onderdeel van de berechting en dus opgave van het gerecht. Pas wanneer die betekening gevolgd is, is het oordeel onherroepelijk en kan de tenuitvoerlegging (‘Vollstreckung’) plaatsvinden. Daardoor en eerst dan treedt de regel van art. 36 StPO in werking, ingevolge die beslissing90 ter tenuitvoerlegging aan het Openbaar Ministerie wordt doorgegeven; niet dus reeds ter betekening opdat het vonnis daarmee onherroepelijk worde.

4.4.1.3 Betekenis voor de praktijk

Anders dan in Nederland is deze variant van veroordeling bij verstek niet alleen in het Duitse recht, maar zeker ook in de praktijk, een absolute uitzondering die nauwelijks wordt gebruikt. De consequenties voor de beperkingen in de straftoemeting spelen daarbij mede een rol. Een van de geïnterviewde OM-ers in Osnabrück gaf desgevraagd aan deze uitzondering de afgelopen twee jaar niet te hebben meegemaakt. Reeds de wettelijke regeling van art. 232 StPO zelf, maakt de voorziening tot een uitzondering. Het werd niet ontkend dat deze beperkingen er mede toe leiden dat in dergelijke gevallen gemakkelijk en ook beleidsmatig naar de modaliteit van het strafbevel wordt uitgeweken. Die bestendige praktijk bevestigt dan de betekenis van art. 232 StPO als uitzondering: men is nu eenmaal gewend het anders te doen.

87 LMG, aant. 7, randnr. 25 bij art. 232 StPO.

88

LMG, aant. 7, randnr. 25 bij art. 232 StPO.

89 LMG, aant. 7, randnr. 25 bij art. 232 StPO.