Met bijna zestig boektitels op haar naam is Joke van Leeuwen (1952) een van de productievere auteurs van het Nederlands taalgebied van dit moment. Van Leeuwen schrijft proza voor kinderen en volwassenen, dicht, illustreert en doet cabaretvoorstellingen. Tussen 1980 en 2015 heeft zij 25 grote landelijke en internationale prijzen in ontvangst mogen nemen, waaronder negen keer een Zilveren Griffel, een Gouden Griffel, de C. Buddinghprijs en in 2013 de AKO Literatuurprijs voor Feest van het begin. Van Leeuwen studeerde grafische kunsten aan de kunstacademies in Antwerpen en Brussel en geschiedenis aan de Vrije Universiteit Brussel.
Het eerste succes oogstte Van Leeuwen in 1978 met haar debuut, het kinderboek De Appelmoesstraat is
anders. Tekenen en schrijven deed ze al lang daarvoor. Als jong meisje had ze al een scheppingsdrang. ‘Die
drang om te scheppen was niet evident voor meisjes – die waren er om kinderen te baren’, zegt ze hierover. Van Leeuwen groeide op in een traditioneel gezin met een vader als dominee. Ze woonde de eerste jaren van haar leven in Nederland en vanaf haar dertiende in België. De scheppingsdrang komt volgens eigen zeggen niet voort uit de omstandigheden waarin ze opgroeide, wel zijn de sociale en culturele ervaringen in haar jeugd medebepalend voor de thema’s die terugkerend zijn in haar werken. Hiermee doelt ze op het verhuizen naar België en de christelijke opvoeding die ze had.
‘Er is niet iets waarvan ik vind dat ik het moet verwerken. Wel is het zo dat ik op een gevoelige leeftijd naar België kwam. Als dertienjarige zag ik de relativiteit van dingen. Ik zag verschillende soorten vanzelfsprekendheden en dat is iets dat in mijn werk steeds terugkomt’, zegt Van Leeuwen over de achtergrond van haar schrijverschap. Een van de motivaties om zichzelf of haar ideeën uit te drukken met verschillende kunstvormen is de overtuiging dat er door de eeuwen heen veel talent, en dan met name vrouwelijk talent, verloren is gegaan en dat zij vindt dat ze vanuit een soort geldingsdrang haar eigen talenten zoveel mogelijk moet uitbuiten.
5.2.1 Creativiteit
Het ontstaan van een nieuw werk blijft voor Van Leeuwen een klein mysterie: ‘Ik weet niet hoe het werkelijk zit, maar het voelt alsof ik een cadeautje krijg in mijn hoofd. Het voelt als een geschenk, zonder dat ik bijbedoelingen heb bij die term.’ Wie of wat dat geschenk mogelijk maakt, is onduidelijk. Iedere
Afb. 13 Joke van Leeuwen. Foto: Joost Bataille / HH
vorm van proza begint met de gerichte wens iets te creëren en daarbij staat de vorm altijd vanaf het begin vast: het is bij aanvang duidelijk of het een kinderboek of bijvoorbeeld een roman voor volwassenen moet worden. Die wens is aqankelijk van hetgeen eerder is gemaakt: er wordt bewust nooit twee keer achter elkaar aan eenzelfde soort genre gewerkt. Hierover zegt ze: ‘Ik vind het verrijkend telkens een andere uitdaging te hebben. Wanneer ik iets heb gemaakt voor kinderen, wil ik daarna werken voor volwassenen. Wanneer ik heb geschreven, wil ik daarna vaak tekenen. Ik wil ook niet op één lijn blijven zitten die succesvol is gebleken. Het is spannender mezelf te blijven bevragen. Ik ervaar het als verrijkend me in verschillende richtingen te ontwikkelen.’
Het scheppen van een nieuw werk moet voor Van Leeuwen zelf een uitdaging zijn. De set van ervaringen, kennis en vaardigheden moet telkens een nieuwe input krijgen waardoor de intrinsieke motivatie op een bepaald peil blijft. De scheppingsdrang moet als het ware continu gevoed worden door zelf nieuwe doelen te stellen en uitdagingen te creëren. Dat doet ze door nieuwe genres te verkennen en door te schakelen tussen beeldend en literair te werken. Wanneer ze schrijft, stelt ze zichzelf constant vragen over het verloop van het verhaal en over de karakters. De uitdaging in een creatief proces zit hem voor Van Leeuwen ook in het niet weten waar een verhaal precies naartoe gaat, dat er voor haar als schrijver ook onverwachte wendingen komen. Al schrijvend groeien de verwachtingen rondom het verloop van het verhaal. Het is alsof Van Leeuwen tijdens het schrijven evenveel verrast wordt door haar eigen bedenksels als de uiteindelijke lezer en dat de creativiteit buiten haar wil omgaat. Dit ervaart ze als prettig.
5.2.2 Oriëntatie
Wanneer de vorm is gekozen, gaat Van Leeuwen op zoek naar de invulling van die vorm. Dat gebeurt in een proces dat zich op verschillende manieren kan voltrekken. De auteur onderscheidt drie manieren: 1. een verhaal dient zich volledig aan en hoeft alleen nog maar opgetekend te worden;
2. er gebeurt iets in de werkelijkheid dat zo interessant is dat het als beginpunt wordt genomen voor een fictief werk;
3. er is een thema bekend en daar wordt informatie over gezocht met als doel een interessante invalshoek te vinden.
‘Met Het verhaal van Bobbel werd ik op een ochtend wakker. Dat was een heel prettig maar zeldzaam iets. Ik zag het allemaal voor me. De eerste pagina lag klaar in mijn hoofd en ik kon meteen het gaan uitwerken. Dit is iets wat niet vaak voorkomt. De metro van Magnus ontstond toen ik zag hoe mijn nee}e de metrolijn van Parijs probeerde na te tekenen. Dat lukte hem niet – voor mij was dat het beginpunt van het verhaal. Bij Feest van het begin las ik over de Parijse revolutie. Bij het lezen stuitte ik op het verhaal van een instrumentenbouwer die het prototype van de guillotine ontwikkelde. Direct voelde ik dat dit kon gaan uitgroeien tot meer. Ik ben daarna hierover meer gaan lezen.’
Al vrij snel is het voor Van Leeuwen duidelijk of een idee vruchtbaar is of niet om uitgewerkt te worden tot proza. Het proces van het schiften van ideeën voltrekt zich in de eerste plaats intuïtief al is de schrijver zich er van bewust dat aan het maken van deze keuzes alleen mogelijk is door een rugzak vol ervaringen. Eerdere successen van zowel haarzelf als anderen hebben geleerd welke ideeën in potentie goed zijn. Bovendien is er een beproefde methode die helpt bij het schiften van ideeën: ‘Blijf ik nadenken
over een idee, groeit het en komen er nieuwe ideeën bij, dan is voor mij duidelijk dat er iets groters uit voort kan komen. Het gaat uiteindelijk om dingen waarvan ik zelf het besef heb dat het potentie heeft.’ Het kan gebeuren dat een idee eerder al aanwezig is geweest, maar niet kon uitgroeien tot meer dan een idee omdat de vorm nog niet vaststond. Een voorbeeld hiervan is de roman waar nu aan gewerkt wordt: ‘Twintig jaar geleden zag ik een documentaire die ik nooit vergeten ben. Het idee was in mijn hoofd en ik moest er iets mee doen. Hetzelfde had ik met het schrijven van Toen mijn vader een struik werd. Ik wilde iets doen met vluchtelingen, maar wist nooit in welke vorm dat moest gebeuren. Letterlijk over vluchtelingen schrijven wilde ik niet. Toen ineens duidelijk werd in welke vorm het moest, kon ik ermee aan de slag. De vorm staat met zijn voeten in de werkelijkheid, maar met zijn hoofd in de verbeelding. Door te weten welke vorm iets krijgt – bijvoorbeeld of het in eerste of tweede persoon wordt geschreven – schiet het schrijfproces wel in gang.’
5.2.3 Divergeren
De methode die in de volgende fase wordt toegepast, omschrijft Van Leeuwen als een soort extreme focus. De bestaande wereld om haar valt weg en ze richt al haar aandacht op het verhaal waar ze mee bezig is. ‘Ik concentreer me op wat ik wil. Het voelt alsof er dan deurtjes opengaan en dat is een heel fijn gevoel.’ De ervaring staat hier voorop. Slechts bij een aantal romans, zoals Feest van het begin, was het nodig extra informatie op te zoeken en in de meeste andere gevallen kwam het neer op de verbeelding en het terugvallen op al aanwezige kennis. Andere boeken, zoals Iep, worden geschreven door de fantasie alle ruimte te geven. Er wordt geput uit herinneringen en eerder opgedane kennis.
Tijdens het schrijven is het voor Van Leeuwen belangrijk dat ze niet alles uitgedacht heeft. Er worden geen grote schrijfschema’s gemaakt waarbij de indeling van het boek vast komt te staan. Er is de wens een bepaald soort boek te maken, de sterke concentratie om dat doel te bereiken en daarna het gestaag verder laten groeien van een boek. Tijdens het schrijven is er altijd ruimte voor een nieuwe ingeving of een ‘idee waarvan ik niet weet waar het vandaan kom’.
Nieuwe ideeën zijn volgens haar niet te forceren, wel gelooft Van Leeuwen dat ze een bepaalde
mindset kan creëren waardoor ze zich openstelt voor nieuwe ingevingen. ‘Dat doe ik door heel
geconcentreerd te denken. Het is alsof dan ineens van alles samenvalt. Ben ik met een onderwerp bezig, dan kom ik datzelfde onderwerp overal tegen. Mijn manier van denken is niet diffuus: het is weliswaar niet krampachtig, maar wel gericht op iets dat ik graag wil. Het is de wens iets te willen maken en het openstellen voor nieuwe mogelijkheden. Naarmate ik helderder voor ogen heb wat ik wil, des te helderder ik het gehele plaatje zie.’
Wat essentieel is voor het ontstaan van een literair werk bij Van Leeuwen is dat er eerst een wens is een bepaald soort genre of werk te maken en dat daarna vrijwel direct een moment van illuminatie is, nog voor ze informatie verzamelt of nadenkt over mogelijke invalshoeken. ‘Ik concentreer me niet in allerlei richtingen: er is nu de wens een roman te schrijven en er is een eerste gedachte of een idee waarover het kan gaan en dat triggert iets in mij.’ Kortom er is de wens een boek te schrijven, waarover het boek gaat wordt bepaald door een idee dat zich aandient en of dat idee potentieel waardevol is, wordt bepaald door het gevoel dat het waardevol is.
5.2.4 Convergeren
Nadenken over de verloop van een verhaal gebeurt samen met het schrijven van delen van de eerste tekst. Het maken van beslissingen over het verloop gaat dus samen met de realisatie. Een verschil met de vorige fase waarin meer divergerend gedacht wordt, is dat in deze fase actief naar informatie wordt gezocht. Voor Feest van het begin ging van Leeuwen naar Parijs en bezocht ze de straat waar de instrumentenbouwer uit haar boek woonde. Voor Iep bestudeerde ze de vleugels van vogels. Voor de roman waar ze nu aan werkt, reisde ze af naar Paramaribo om te kijken hoe het leven in de tropen is. Er worden bewust prikkels gezocht.
‘Van sommige personages heb ik al een beeld. Dat beeld wordt vaak versterkt door wat ik in deze fase lees. Na lang denken besluit ik vanuit welk perspectief of welke perspectieven ik een verhaal schrijf. Die keuze helpt mij bij het schrijven heel erg. Al doende zoek ik ontwikkelingen en die dienen zich aan door wat ik begonnen ben. Pas later zie ik dat iets kan gebeuren door de keuzes die ik in een eerder stadium heb gemaakt.’
5.2.5 Realisatie
Het meeste werk wordt verzet in een werkkamer achter in het appartement van Van Leeuwen. Soms schrijft ze ook wel op andere plekken, zoals de keer dat ze buiten onder een boom werkte. Het is belangrijk dat de omgeving rustig is: er staat geen muziek op, er zijn geen zaken die haar kunnen afleiden. Ze zegt hierover: ‘Ik moet me kunnen afsluiten om me te concentreren. Een flink deel van mijn laatste boeken heb ik echter geschreven tijdens een verbouwing. Ik heb toen een koelkastdoos om me heen gezet om me af te sluiten. In mijn hoofd creëer ik dan een soort gerichtheid.’ Naast het creëren van een rustige plek, zegt ze geen vaste rituelen te hebben. Wel wordt er gedisciplineerd gewerkt: iedere ochtend na het ontbijt schuift ze aan achter haar bureau.
Niet iedere dag gaat het schrijven even gemakkelijk. Er zijn wat Van Leeuwen ‘worsteldagen’ noemt, de vruchteloze uren waarin er geen zinnig woord op papier komt en iedere vorm van creativiteit lijkt te stokken. Er komt dan een sterke twijfel over de kwaliteit van het werk. Ze zoekt dan bewust afleiding door iets heel anders te gaan doen. ’Ik weet inmiddels dat ik me niet zorgen hoef te maken. Na een worsteldag volgen vaak hele productieve dagen. Als iets niet lekker gaat, moet ik loslaten en erop vertrouwen dat het allemaal wel komt. Dat kan best zijn op onverwachte momenten, wanneer ik bijvoorbeeld in bad zit of wandel.’
Een verhaal doemt meestal eerst op in beelden, als een film die zich in het hoofd van Van Leeuwen afspeelt. ‘Ik zie eerst de film en schrijf het pas later op omdat ik dat wat ik zie levend wil houden.’ Tijdens het optekenen van die beelden wordt niet gekeken naar de kwaliteit van de woorden en zinnen. Pas in een veel later stadium richt Van Leeuwen zich op het kritisch beoordelen van wat ze gemaakt heeft. Ze noemt dit schuren en slijpen. ‘Het schrijven van een eerste versie duurt minder lang dan het proces van schuren en slijpen aan een tweede of derde of soms zelfs vierde versie van de tekst. In eerste instantie wil ik mezelf niet afremmen.’
Er zit verschil tussen het realiseren van poëzie, proza en illustraties. De illustraties gaan Van Leeuwen het makkelijkst af. Bij illustraties heeft ze al vanaf een begin een totaalbeeld dat vervolgens geschetst en ingekleurd wordt en dat voelt als ‘ontspanning’. Bij poëzie ontstaan spontaan zinnen en is er weinig proces te benoemen. Proza omschrijft Van Leeuwen als een vermoeiend proces dat veel energie kost. ‘Bij het schrijven weet ik lange tijd niet waar ik naartoe ga. Bij het tekenen weet ik dat veel eerder –
dan schets ik al, weet ik al welke verhoudingen en dergelijke ik ga gebruiken. Het is overigens niet zo dat het ene intuïtiever gaat dan het andere, want bij beide maak ik zeer rationele keuzes.’
Bij de realisatie van een boek is er een aantal zaken die Van Leeuwen van belang vindt, namelijk: ‘Laat je niet afremmen, laat de ideeën komen en stromen. Bij mij komt er een flow wanneer ik een hele specifieke gerichtheid van het denken heb. Kijk pas in tweede instantie naar wat je gemaakt hebt. Zoek een combinatie van eigenzinnig zijn en kritisch zijn op jezelf. Als een boek af is, leg ik het vaak een tijd weg. Een boek is bij mij af als ik het gevoel heb dat het af is. Pas dan laat ik het lezen aan een goede vriendin waarvan ik weet dat zij kritisch meedenkt. Mijn uitgever laat ik het pas lezen als het klaar is en een enkele keer voer ik op advies verbeteringen door.
5.2.6 Samenvatting
Bij het ontstaan van een boek van Van Leeuwen zijn twee ingrediënten noodzakelijk, namelijk de wens om een bepaald genre of soort werk te gaan maken (dit noemt ze vorm) én een eerste idee of ingeving die goed genoeg gevonden wordt om uit te werken (dit omschrijft ze als de verbeelding). Het zoeken van informatie en de fase van incubatie die gevolgd wordt door illuminatie vinden bij Van Leeuwen in een geheel andere volgorde plaats. Bij haar is het vinden van een geschikt idee een eerste vorm van illuminatie en het vinden van informatie en de daadwerkelijke realisatie van een tekst (het schrijven) lopen door elkaar heen.
Iedere stap in het proces kent een andere mindset. In de eerste fase, wanneer besloten wordt een literaire tekst te gaan schrijven, is er vooral een scheppingsdrang waarbij de wil om een boek te maken het belangrijkst is. Deze mindset is heel anders dan die tijdens het zoeken naar ideeën omdat in die tweede fase twijfel over de juiste richting en oplossingen worden toegelaten. Tijdens het schrijven zelf wordt iedere vorm van twijfel en kritiek uitgeschakeld. Met ijzeren discipline wordt er dag in dag uit geschreven. Wanneer het schrijven niet lukt, wordt er afleiding gezocht en is er het volledige vertrouwen dat het goed komt. In de laatste fase, wanneer er een volledig afgerond transcript is, wordt de tekst met een kritische blik onder de loep genomen.
Concrete methodes zegt Van Leeuwen niet toe te passen: er worden geen schrijfschema’s gemaakt, er zijn geen samenvattingen die worden uitgewerkt et cetera. Ze schrijft passage na passage waarbij het verhaal zich lineair ontvouwt. De motivatie door te blijven schrijven, krijgt ze vooral doordat ze niet weet welke onverwachte wendingen er kunnen komen. Om het schrijven spannend te houden, wisselt ze na ieder voltooid werk van genre en stijl: tekst en illustratie volgen elkaar op. De belangrijkste methode die Van Leeuwen noemt, is haar gerichtheid of focus met aan de basis een hele sterke wens iets te scheppen. Deze focus maakt ze mogelijk door zich af te sluiten van de buitenwereld, door een rustige en ietwat eentonige omgeving op te zoeken en door alleen met één opdracht bezig te zijn.