Met vier thrillers en een aantal korte verhalen op haar naam timmert Anita Terpstra (1974) aan de weg als misdaadschrijver. Ze omschrijft zichzelf als een laatbloeier in het literaire veld. Terpstra studeerde journalistiek en communicatie en daarna kunstgeschiedenis. Ze werkte als freelance redacteur voor een aantal bladen en nu werkt ze nog parttime op de afdeling communicatie van NHL Hogeschool in Leeuwarden. Toen ze zes jaar geleden begon met schrijven, was dat niet zozeer uit een literaire roeping als wel een een bewust keuze om haar leven een andere wending te geven. ‘Ik had een baan waarvan ik wist dat ik het niet zou willen doen tot mijn 65e. Ik ben niet goed met bazen en opdrachten. Wanneer ben je eigen baas en wat is de ultieme vrijheid? Dat is dan toch met boeken schrijven.’
De motivatie voor het schrijven zit hem er in de eerste plaats in dat Terpstra een wereld in haar hoofd bedenkt en die gaandeweg steeds beter op papier weet te zetten. De buitenwereld en de lezer doen er tijdens het schrijven niet zoveel toe voor haar. Het gaat om het verhaal en de spanning die in dat verhaal besloten ligt. De buitenwereld telt niet mee tijdens het ontstaan van een werk, maar in een later stadium tijdens het herschrijven zijn de mensen om haar heen wel degelijk van belang. De redacteur van haar uitgeverij geeft tips die ze verwerkt in haar tekst. Reacties van lezers probeert ze echter zoveel mogelijk buiten het creatieve proces te houden: ‘Je kunt het nooit goed doen voor iedereen. Daar kan ik me niet door laten leiden, dus schrijf ik gewoon wat ik zelf wil schrijven. Of het daarna bevalt of niet, daar kan ik niets meer aan doen.’
5.5.1 Creativiteit
‘Ik geloof niet dat een verhaal van boven ingestraald wordt of dat het al ergens is en dat je het alleen nog maar hoeft op te schrijven’, zegt Terpstra. Creativiteit is volgens haar het gevolg van een wens iets te creëren, veel nadenken en iedere dag er gedisciplineerd en hard voor werken. Ze noemt het een haast banaal proces omdat het ‘niet meer’ is dan iedere dag gaan zitten achter de computer en tikken.
Wanneer de creativiteit stokt, wat soms wekenlang achtereen het geval kan zijn en dat leidt tot flinke frustraties, dan pakt ze een schrift en blijft ze daarin toch doorwerken. ‘Net als je het een beetje loslaat dan komt er een nieuw idee. Je laat het onderbewuste zijn werk doen en dan komt het op een gegeven moment wel naar boven.’
Afb. 16 Anita Terpstra. Foto: De Bezige Bij
5.5.2 Oriëntatie
Het eerste idee voor een boek begint vaak met een actuele aanleiding. De aanleiding voor de thriller
Anders was een nieuwsbericht over een jongen die opdook in Berlijn en zei dat hij maandenlang in een bos
had geleefd. ‘Niemand wist wie hij was. Dat vond ik zo intrigerend dat ik daar iets mee wilde doen. Later bleek die jongen van alles te hebben verzonnen.’ Een idee voor een verhaal kan ook ontstaan door een woord of een beeld. Een goed eerste idee onderscheidt zich van een slecht idee doordat het goede idee blijft hangen en niet na een dag weer uit haar gedachtes verdwijnt. Een tweede kenmerk is dat een goed idee werkt als een magneet: er blijven nieuwe dingen bij komen en aan vastkleven. ‘Ik heb veel ideeën maar niet alles wordt een boek. Soms is een idee te mager, maar kan het later wel een verhaal worden. Een collega van me bij NHL fluisterde me eens in wat zijn dochter had meegemaakt. Dat vond ik echt intrigerend maar het was niet voldoende om een boek van te maken, of ik kon er geen personages bij bedenken. Uiteindelijk heb ik daar wel een verhaal van gemaakt.’
Al vanaf het eerste moment wordt er divergerend gedacht. Terpstra gaat lezen over haar onderwerp, duikt in de boeken en internet en legt mogelijke verbindingen. In de allereerste fase waarin ze zich oriënteert op een onderwerp wordt er nog niet geschreven. Zodra ze de openingsscène heeft bedacht gaat ze achter de computer zitten.
5.5.3 Divergeren
‘Wanneer een idee in mijn hoofd gaat zitten en ik erover ga nadenken dan gaan de antennes uit. Langzamerhand komt er meer bij’, zegt Terpstra over de fase waarin een boek groeit. Ze maakt een ruwe opzet met verhaallijn en een globale hoofdstukindeling. Per hoofdstuk bedenkt ze wat erin moet komen en een enkele keer schrijft ze al het begin van zo’n hoofdstuk. Dat wat ze bedenkt is nog lang niet hoe het uiteindelijk in het boek komt te staan. Tot aan het schrijven van de eerste versie kan de richting van het verhaal veranderen. De hoofdstukindeling ziet ze meer als ‘vage ideeën’.
In het begin schreef ze lineair en kwamen er niet alvast fragmenten op papier die ze later wilde gebruiken. ‘Dat deed ik heel streng, per hoofdstuk. Bij de laatste twee boeken heb ik dat losgelaten en is er ruimte voor het schrijven van fragmenten. Die probeer ik later aan elkaar te rijgen. Je kunt het schrijven omschrijven als een mix van lineair en fragmentarisch werken waarbij ik wel altijd weet waar ik in het verhaal zit en wat er nog allemaal bij moet.’
Tijdens het schrijven komen er nieuwe ideeën. Terpstra zegt dat een verhaal dat ‘afdwingt’ of ‘er om vraagt’. Daarmee bedoelt ze dat ze constant zoekt naar de beste oplossing om het verhaal beter te laten verlopen. De ingevingen die ze krijgt, zijn leidend. Zijn de ingevingen er niet, dan blijft ze wel steeds doorschrijven. Zelfs wanneer ze weet dat het niet goed is, zet ze door vanuit de gedachte dat de juiste ingeving zich wel aandient.
5.5.4 Convergeren
Nadat het eerste idee voor een boek zich heeft genesteld in het hoofd van Terpstra lopen de verschillende creatieve fases door elkaar heen: ze denkt over nieuwe wendingen, ze schrijft ondertussen en ze zoekt informatie die ook weer leidt tot nieuwe verhaallijnen. Behalve het helder krijgen van het plot zijn de personages van wezenlijk belang voor het ontstaan van een thriller. ‘Het duurt bij mij wel een hele tijd voordat ik de personages te pakken heb. Ik ben nu ook bezig en dat duurt gewoon heel lang. Dat kan wel
maanden duren. Het is een beetje alsof zo’n personage echt kilometers verderop staat. Ik kan zo’n persoon zien en dan met het schrijven komt hij steeds dichterbij. Dan zie ik hoe de personages eruit zien, hoe ze zijn en hoe ze reageren. Dan maak je eens een praatje met ze. En dat wordt dan steeds duidelijker. Maar dat duurt dus heel lang, tot mijn grote frustratie, omdat ik wel begin met een soort profielschets, maar dat is dan echt nog heel globaal. En dan worden de andere personages ook duidelijker en dan weet je ook hoe ze op elkaar gaan reageren, wat ze wel en niet met elkaar hebben of doen.’
De kracht van Terpstra ligt in het plot en de dialogen, niet in het metaforisch denken, zo schat ze zelf in. Dat maakt haar bij uitstek een thrillerschrijver en niet een romanschrijver. ‘Bij mij moet er altijd weer iemand dood’, zegt ze met knipoog erbij. Tijdens het zoeken naar oplossingen voor haar roman kiest ze ervoor zich niet teveel te richten op metaforisch taalgebruik en symboliek. Wel zoekt ze naar conflicten, zoals die te vinden zijn in de persoonlijke relaties tussen personages, die ze bewust uitvergroot.
5.5.5 Realisatie
Het schrijven gebeurt op vaste tijdstippen. Op de dagen dat ze niet naar NHL Hogeschool hoeft, schrijft ze ’s ochtends ongeveer duizend woorden en vaak ’s middags nog eens duizend. Een enkele keer, als haar man weg is, schrijft ze in de avond ook nog eens duizend woorden al weet ze dat dat eigenlijk contraproductief is omdat ze dan de volgende dag niet veel meer op het scherm krijgt. Het is dan alsof de bron tijdelijk leeg is en langzaam opnieuw moet vollopen. In het weekend schrijft ze nooit. ‘Bij mijn eerste boek deed ik dat wel, maar dat lukt nu niet meer zo goed. Het schrijven gebeurt eigenlijk op vaste tijden: van negen tot twaalf en van een tot drie.’
Om in een flow te blijven, hanteert ze de methode die Harry Mulisch ook zei te gebruiken: ze stopt wanneer ze nog in de flow zit waardoor het de volgende dag gemakkelijker is om weer in dezelfde flow te komen. ‘En andersom geldt het ook. Je kunt ook niet stoppen als het moeilijk is, want dan blijft het verhaal gewoon liggen, dan komt er niks.’ De tweede methode om in de flow te blijven, is heel eenvoudig: elke dag weer gaan zitten. Ze onthoud zich tijdens het schrijven grotendeels van sociale contacten en zorgt ervoor dat ze continu kan blijven doorwerken.
‘Schrijven is gewoon gaan zitten’, zegt Terpstra. ‘Bedenk waarover je wilt schrijven en waarover je zelf graag leest. Kom met een idee. Bij een thriller stel je een wat-‐vraag. Dat werkt heel goed. En als je een roman wilt schrijven, dan zou ik kiezen voor een conflict. De volgende stap is het verbinden van je plot en personages aan het idee. Vervolgens maak je de hoofdstukindeling, dat werkt voor mij het beste. En dan ga je weer zitten. Ik schrijf tot ik honderdduizend woorden heb. Ik heb een aandachtsspanne van honderdduizend. Dan is het wel af, of zo goed als af.’
In totaal schrijft Terpstra zo’n vier tot zes versies van een boek. Tijdens het schrijven van de eerste versie schakelt ze zel|ritiek uit: er is alleen het verhaal en alles wat ze eraan doet, staat ten dienste van de ontwikkeling van het verhaal. Bij het afronden van de eerste versie komt er wel veel zel|ritiek: ‘Dan voel ik me helemaal beroerd. Ik vind het allemaal bagger en wil het in de prullenbak gooien. Eigenlijk wil ik het niet opsturen naar de uitgever, bang dat ze me zullen uitlachen.’ Bij het herschrijven worden passages veranderd en pas bij een laatste versie worden de puntjes op de i gezet en kijkt ze kritischer naar taal en grammatica.
5.5.6 Samenvatting
Het schrijven van thrillers brengt met zich mee dat er vooral de ‘wat-‐vraag’ gesteld wordt: wat is er gebeurd en wat zijn de achterliggende motieven. Voor het creatieve proces dat Terpstra doorloopt, betekent dit dat ze in het begin veel tijd kwijt is aan het uitdenken van het plot en de personages. Creativiteit is voor haar het gevolg van veel denkwerk en dagelijks de discipline opbrengen verder te werken aan een tekst. Het is niet zo dat er al een verhaal klaar ligt en dat Terpstra het alleen nog maar hoeft op te schrijven. Terpstra wordt vooral gemotiveerd doordat ze een verhaal in haar hoofd heeft en dat precies zo op papier wil krijgen. Tijdens het schrijven van de eerste versie is ze alleen bezig met het rond krijgen van het verhaal. Pas bij een tweede of latere versie laat ze twijfel toe over de kwaliteit van het verhaal en de wijze waarop het is opgeschreven.