– Caspar David Friedrich
5.1 Jean Pierre Rawie:
‘Nabootsen, evenaren, overtreffen’
Het schrijven van gedichten hoort volgens Jean Pierre Rawie (1951) bij de adolescentie, maar een klein handjevol mensen zoals hijzelf blijft ermee doorgaan als ze ouder zijn. Dat heeft hij niet geheel onverdienstelijk gedaan wanneer we kijken naar de reacties op zijn werk: in 1989 won hij de Wessel Gansefortprijs en in 2008 de Charlotte Köhler Prijs. Volgens eigen zeggen heeft hij geen plek in de Nederlandse literatuur. In 1976 was hij er plots met de publicatie van De match Luteijn-‐Donner: een
schaakcursus in twee maal twaalf sonnetten en een paar jaar later met nog een paar bundels en televisie-‐
optredens in de show van Sonja Barend. De bundels van Rawie behoren tot de best verkochte poëzie van Nederland. Naast het schrijven van eigen gedichten maakt Rawie vertalingen van de poëzie van anderen.
Rawie schrijft in een strakke, traditionele vorm. Het sonnet en rondeel zijn veel terugkerende vormen waarin hij zijn poëtica presenteert. De keuze voor de vaste vormen heeft hij gemaakt omdat hij het bestaan als tamelijk chaotisch ervaart en de poëzie ziet hij als een methode om orde aan te brengen in die chaos. Het taalgebruik is van deze tijd en begrijpelijk. ‘Ik streef ernaar verstaan te worden. Het lijkt mij onzin iets te publiceren dat niet begrepen kan worden’, zegt Rawie. Met deze uitspraak zet hij zich af tegen al te moderne dichters die volgens hem ‘wartaal’ uitstorten op het papier in een ‘maniakale poging oorspronkelijk te willen zijn’. De keuzes die hij maakt voor vorm, taal en inhoud zijn zeer bewust gekozen om zo goed mogelijk begrepen te worden. ‘Critici zeggen wel eens dat literatuur moet ontregelen. Daar geloof ik niet in. Wel mag het verontrusten, maar dat is iets heel anders dan ontregelen.’
De eerste gedichten schreef Rawie in de puberteit. Voor zover hij zich kan herinneren, was hij daarvoor niet creatief bezig. Waarom hij ooit begon met schrijven, heeft volgens hem te maken met een puberale drang om ideeën op papier te zetten. Dat hij is doorgegaan, komt deels door de mensen om hem heen: ‘De eerste gedichten, daar vroeg niemand om. Op een gegeven moment wordt het van je verwacht. Men wil een nieuwe bundel.’
Het dichten heeft hij zichzelf aangeleerd door veel te lezen. ‘De klassieke methode is nabootsen, evenaren en overtreffen. Dat overtreffen is misschien wat overdreven, maar het is in ieder geval nodig om een eigen toon te vinden. Het was ooit traditie Petrarca zoveel mogelijk te benaderen. Pas wanneer je dat doet en je eigen persoonlijkheid er doorheen komt, dan is het goed. Dat is het ideaal. De eigen toon is bij
Afb. 12 Jean Pierre Rawie. Foto: Harry Cocks
mij al tamelijk vroeg herkend. Zelfs in mijn vertalingen van gedichten is te zien dat het wel een echte Rawie is.’
5.1.1 Creativiteit
Hoe een gedicht ontstaat, omschrijft Rawie meermalen als ‘iets vaags’ en ‘raadselachtigs’. Hoewel hij creativiteit niet beschrijft in religieuze termen, blijft hij wel dicht bij het Romantische ideaal. Het schrijven van poëzie is iets dat niet is af te dwingen, het komt wanneer het komt en het komt uiteindelijk ‘toch uit één bron’. Wanneer Rawie spreekt over het ontstaan van een gedicht verwijst hij constant naar een niet nader te benoemen hogere macht. Een heel enkel keer zit er wel de religieuze verwijzing in, bijvoorbeeld wanneer hij zegt: ’Je bent een collega van God. Je maakt iets wat er daarvoor niet was.’ Maar even gemakkelijk brengt hij het dichten terug tot een een bewust proces waarbij rationele keuzes gemaakt worden en waarbij de hogere macht afwezig lijkt te zijn. Rawie zegt daarover: ‘Het is een groot misverstand bij veel mensen dat poëzie een gevoelsuitstorting is. Je roept emoties op, maar je bent zelf bezig met het maken van een kunstwerk. Bij lezingen moet ik voortdurend uitleggen dat het niet gaat om de emoties van de dichter zelf maar om de emoties die je oproept. De lezer identificeert zich met de ik, daar gaat het om.’
Rawie heeft het gevoel dat hij dingen maakt die hij niet zelf bedacht heeft. ‘Het is net als met muziek, het is een kwestie van inspiratie. Poëzie is wel een ervaringskunst. Je kunt pas over iets schrijven als je iets hebt meegemaakt, je moet ergens van weten.’ Toch blijft er een aspect dat Rawie niet wil of kan benoemen. Hij omschrijft het alsof hem een blik gegund wordt – door wie is onbekend – op een diepere waarheid – wat precies is evenmin bekend – en dat dat wordt omgezet in zijn poëzie. Het lijkt op de vergelijking van de grot van Plato waarbij er een hoger idee is dat niet zichtbaar is voor de gewone stervelingen en waarvan mensen slechts een glimp kunnen opvangen. ‘Ik bedien mij vaak van het beeld dat je een blik mag werpen op het gedicht en naar gelang de duur van de sluitertijd kun je het opschrijven of beter overdenken. Verder is het niet verklaarbaar.’
5.1.2 Oriëntatie
Een gelegenheidsdichter is Rawie niet. Hij kan niet vooraf bedenken waarover een gedicht moet gaan en ook wanneer mensen hem een onderwerp aanreiken dan kan hij daar niet mee aan de slag. Een gedicht van Rawie begint vaak met een zinsmelodie. Er zijn geen beelden of verhalen die in hem opkomen, maar een aantal woorden die samen een voor hem volmaakte zin vormen. ‘Het is de val van een regel waarbij je hoort of het poëzie is of niet. Meestal weet ik meteen waar zo’n regel moet staan, bijvoorbeeld als achtste regel van een sonnet of als beginregel van een ander gedicht.’ Die zinsmelodie komt vrij plots op in het hoofd van de dichter. Soms gebeurt het als hij in de trein zit of wanneer hij een wandeling maakt, meestal komen de eerste regels echter wanneer hij in bed ligt en de slaap niet kan vatten.
Controle over de eerste fase zegt Rawie niet te hebben. Er zijn actieve periodes waarop hij veel eerste dichtregels en zinsmelodieën heeft. Er zijn ook periodes, soms jarenlang, waarop er nauwelijks iets lijkt te komen. Tussen de laatste en voorlaatste bundel zit een decennium. ‘Het begint ergens en dan komt van het één het ander. Ik weet zelf niet hoe het werkt, het is een beetje raadselachtig’, zegt Rawie over de eerste creatieve fase. ‘Wanneer we zouden weten onder welke omstandigheden we creatief zijn, dan zorg je natuurlijk dat je vaker die omstandigheden hebt, want het is heel leuk om een gedicht af te hebben.’
Toch is er een aantal voorwaardelijke omstandigheden die Rawie noemt. Allereerst moet er rust zijn, zoals die er is wanneer hij in bed ligt en de buitenwereld nog nauwelijks tot hem doordringt. Het helpt wanneer hij in een halve droomtoestand is, vlak voor het slapen, zodat zijn gedachten de vrije loop kunnen nemen. Het helpt niet als Rawie een avond lang heeft gepraat met iemand: ‘Het is me opgevallen dat wanneer ik een avond lang converseer dat de kans gering is dat er nog iets komt. Alleen zijn is wel een voorwaarde al is dat niet altijd prettig. Veel drinken is ook niet goed. Mensen denken altijd van wel, maar dat is ten onrechte.’
5.1.3 Divergeren
Wanneer de eerste regel of zinsmelodie zich heet aangediend, gaat Rawie zoeken naar nieuwe zinnen. In deze fase van het dichten heeft hij letterlijk slapeloze nachten. Waneer hij eenmaal is begonnen aan een gedicht dan moet het ook afgerond worden. Het is een obsessief zoeken naar ritme, rijm en de juiste woorden die passen bij de vorm die hij heeft gekozen. Waar de eerste zinsmelodie ontstaat in een toestand van halve slaap, is de volgende fase een lucide bezigheid. Als voorbeeld noemt Rawie het schilderij De
Arme Poëet van Carl Spitzweg. ‘Veel mensen denken bij een dichter aan een man met een ganzenveer
achter zijn bureau. Op het schilderij van Spitzweg zie je een man in bed die op zijn vingers zit te tellen. Als ik in bed lig, tel ik de lettergrepen.’
Actief op zoek naar informatie gaat Rawie niet. Dat past niet bij zijn idee van dichten. Hij ziet zichzelf als een doorgeefluik en de gedichten zijn dan ook gebaseerd op enerzijds zijn eigen ervaringen en anderzijds dat wat hem aangereikt wordt.
5.1.3 Convergeren
De fase van convergeren beschrijft Rawie niet expliciet. Het maken van keuzes voor zijn taal en woordgebruik gebeurt wanneer hij in bed ligt, vrijwel gelijktijdig met het divergeren.
5.1.5 Realisatie
De realisatie van een gedicht verloopt bij Rawie in vier fases: 1. het bedenken of schrijven in het hoofd;
2. het opschrijven van een eerste versie; 3. het voorleggen aan anderen en redigeren;
4. het lezen en het geven van een interpretatie door de lezer.
Voor een gedicht op papier komt, heeft Rawie alles woord voor woord in zijn hoofd uitgedacht. Heel anders is het wanneer hij een tekst schrijft voor de krant – iets dat hij wekelijks doet voor het Dagblad van
het Noorden. Het schrijfproces van een column laat zich dwingen en kan op vaste tijden worden gedaan.
Dat er een deadline is, helpt hem dan. Bij poëzie maakt een deadline van bijvoorbeeld een uitgever niet veel uit. Belangrijker is het dat hij in een bepaalde flow komt om de gedichten te produceren. ‘Bij mijn laatste bundel was ik behoorlijk bezeten en kwam het ene na het andere. In twee maanden was het geschreven.’
Het opschrijven gebeurt op een computer die op zijn bureau in zijn werkkamer staat. Stilte is een voorwaarde om de juiste mindset en concentratie te krijgen. Vaste rituelen heeft Rawie niet. Vroeger wel,
toen had hij een pijp die hij rookte. ‘Die pijp was het enige waardoor ik wat kon nadenken. Roken is niet meer van deze tijd. Die pijp gaf ook een onelegante bobbel in de jaszak. Het was natuurlijk onzin die
pijperij, maar het werkte wel voor mij.’
Wanneer een gedicht af is, kijkt Rawie naar het effect dat het kan sorteren op de lezer. Dat is het eerste moment waarop hij bewust denkt aan de lezer en zijn gedachtes en emoties bij het lezen van een gedicht. Vroeger legde hij een gedicht voor aan zijn vriend en collega-‐dichter Driek van Wissen, maar na diens overlijden houdt Rawie de gedichten voor zichzelf tot hij ze opstuurt naar de uitgever. ‘Ik vertrouw op mijn oordeel. Als het gedicht samenvalt met het oerbeeld dat ik bij aanvang had, dan is het klaar.’
Bij het schrijven worden niet alleen de lettergrepen geteld, ook kijkt de dichter naar het rijmschema en naar de manier waarop een gedicht er op een pagina uitziet: het gaat Rawie soms ook om een esthetisch beeld dat door de opmaak van de tekst ontstaat. Een sonnet noemt hij een apart genoegen door de verdeling die het maakt op een pagina.
Bij het schrijven zijn er twee zaken die Rawie motiveren verder te gaan. Allereerst is er de lezer. De reactie van de buitenwereld is belangrijk en wanneer die volledig zou uitblijven dan zou Rawie niet langer doorgaan met het dichten. Gelezen worden ziet hij als de voltooing van een gedicht. De tweede motivatie is het plezierige gevoel dat ontstaat wanneer een gedicht voltooid wordt. ‘Dat heb ik zelfs met een somber gedicht. Ik herinner me dat ik een gedicht schreef aan het sterwed van mijn vader. Het was logischerwijs niet een vrolijke gebeurtenis. Toch was ik heel voldaan en content, hoe paradoxaal dat ook mag zijn. Je verwoordt iets dat belangrijk genoeg is en losstaat van je persoonlijkheid. Dat is iets dat altijd meespeelt.’
5.1.6 Samenvatting
Van alle geïnterviewden is Rawie degene die het meest voldoet aan het Romantische beeld van een dichter: creativiteit heeft iets ongrijpbaars of weerbarstigs, de ideeën voor een gedicht komen voort uit een hogere macht die buiten (bereik van) de dichter ligt en de dichter is slechts een doorgeefluik. Het schrijven zelf noemt Rawie geïnspireerd en gedisciplineerd. De eerste ideeën voor een gedicht, die zich vaak aandienen in de vorm van een zinsmelodie, komen op momenten dat het rustig is en Rawie zijn gedachten op hun beloop kan laten gaan. Vaak komen de gedichten ’s nachts wanneer hij in een dromerige toestand is. Het verder uitwerken van de gedichten doet hij ook vaak ’s nachts en altijd volledig in zijn hoofd. Hij telt lettergrepen, zoekt naar woorden die op een originele manier rijmen en zorgt dat alles past binnen een van de traditionele vormen waar hij van houdt.
Hoewel Rawie geen methodes en randvoorwaarden benoemt, gebruikt hij wel degelijk een aantal: rust en niet teveel sociale contacten, het tellen van lettergrepen die passen bij een vorm, pas opschrijven wanneer het volledige gedicht helder is, zoeken naar spanning en wanneer een gedicht klaar is het beoordelen op effect bij een lezer. De verschillende fases hebben ieder een kenmerkende mindset, variëren van dromerig zijn, geconcentreerd en soms zelfs obsessief zoeken naar oplossingen, vol vertrouwen in het eigen kunnen tot kritisch op het eindproduct. De invloed van de omgeving is naar eigen zeggen gering maar niet onbelangrijk bij het schrijven van gedichten. Zonder lezers heeft het schrijven voor Rawie geen zin. Daarnaast schept hij er veel genoegen in om een gedicht te voltooien, als alle puzzelstukjes op zijn plek komen of als alle problemen een passende oplossing hebben gekregen.