Tabel 5: realisatie
6.7 Analyse van het creatieve schrijfproces
Wallas omschreef als een van de eersten het creatieve proces. Dat proces verloopt volgens hem altijd in de vier fases van voorbereiding, incubatie, illuminatie en verificatie. Zoals in de theorie hiervoor beschreven, is dit model van Wallas later aangevuld naar een model van zeven fases. Hoewel de auteurs allen te kennen gaven de verschillende fases te herkennen, maakten ze een onderscheid dat in de theorie niet genoemd wordt en wat te omschrijven valt als de eerste geniale fase van creëren en een tweede rationele fase van creëren. Het gaat om twee essentieel verschillende fases die ieder een eigen houding of mindset van de auteurs eisen en die, zoals we hierna verder behandelen, ook andere methodes met zich meebrengt. Voor de eerste geniale fase geven de vijf auteurs allen een vergelijkbare omschrijving. Feddema heeft het over een ‘melomanie’ waar hij doelt op een obsessieve drang (het is een zelwedacht woord), Rawie ligt er ’s nachts wakker van en ’t Hart omschrijft het letterlijk als de geniale ’t Hart die aan het werk is. Vanuit de sterke intrinsieke verbeeldingsdrang wordt er in deze fase gewerkt aan het uitwerken van de
eerste teksten. Kenmerkend voor deze fase is dat het gaat om de tekst en niets anders dan de tekst, een soort art for art’s sake. De buitenwereld doet er niet toe en wordt vaak ervaren als een storende factor. De tekst wordt geschreven louter vanwege het individuele genoegen dat de auteur heeft wanneer hij schrijft. In gedachten wordt er naarstig gezocht naar oplossingen voor tekstuele of verhalende problemen, wat overeenkomt met de omschrijving die Ward en Kolomyts geven voor het creatieve proces. De auteur heeft zelf een probleem geformuleerd en gaat hierin op, identificeert zich met het verhaal. Met uitzondering van Terpstra zeggen de auteurs sterk te denken in metaforen. Dat gebeurt op taalniveau, maar ook op andere manieren worden er conceptuele combinaties gemaakt. In feite bedient ook Terpstra zich van dit mechanisme, maar dan gaat het meer om het zoeken naar tegengestelde karaktereigenschappen van de personages, het zoeken naar een bepaalde spanning die tegen de werkelijkheid lijkt aan te schuren maar ook enigszins wringt. Feddema, ’t Hart en Van Leeuwen geven alledrie aan heel expliciet en bewust te zoeken naar onderwerpen die wringen en schuren. Wanneer ze nieuwe en originele vondsten hebben, geeft dit een enorme bevrediging en daarmee weer een motivatie door te gaan met het werk.
De rationele fase volgt direct na het voltooien van een eerste versie, op het moment dat de auteurs besloten hebben dat het ‘af is’. Een gedicht heeft zijn vorm gekregen en hoeft alleen nog op papier gezet te worden, een verhaal staat volledig op papier en de verhaallijnen en personages zijn uitgekristalliseerd. Dit is de fase waarin er geschaafd en geschuurd wordt aan de tekst en waarin gekeken wordt wat het effect is van de tekst op de lezer. Het is deze fase waarin er met de buitenwereld (met een echtgenoot, goede vriendin of uitgever) gecommuniceerd wordt en de waarde van de tekst wordt onderzocht. In het model van Cropley en Cropley, waarin ze zeven creatieve fases onderscheiden, lijken alle fases even belangrijk. De auteurs geven echter stuk voor stuk aan dat de communicatie en validatie niet of nauwelijks een rol speelt: het werk is al geschreven als de buitenwereld er een blik op mag werpen en slechts kleine passages worden herschreven op advies van bijvoorbeeld de redacteur van een uitgeverij. De mindset bij de geniale en rationale fase is verschillend. Bij deze eerste geniale fase wordt er geen ruimte gegeven om te twijfelen aan het eigen kunnen. De auteurs geven zich over aan het schrijfproces en doen dat vol zelfvertrouwen. Wanneer er twijfel bestaat, dan betreft dat twijfel over de karakters, over het verloop van het verhaal en over de oplossing voor conflicten in het verhaal. Deze twijfel kan soms zo groot worden dat de auteurs vastlopen. Terpstra, Van Leeuwen en ’t Hart lopen hier het meeste tegenaan. Zij zijn dan ook de auteurs die vooral werken aan lange teksten. Feddema kan, als hij vastloopt, zijn aandacht richten op een van de andere disciplines die hij beoefent en Rawie heeft met zijn gedichten hooguit periodes van een of twee nachten waarin hij er wakker van ligt. Ondanks de grote frustratie, blijft er een groot zelfvertrouwen in het eigen kunnen. De mindset bij de tweede rationele fase laat juist wel de twijfel over het eigen kunnen toe. Bij Terpstra is die twijfel soms zo sterk dat ze het manuscript waar ze een half jaar aan heeft gewerkt het liefst in de prullenmand gooit. Twijfel en zel|ritiek lijkt nodig om het eigen werk kritisch onder de loep te nemen, om in te schatten of het voldoet aan de eigen eisen met betrekking tot originaliteit, bruikbaarheid en consistentie van taalgebruik, poëtica en verhaallijn.
Het antwoord op de deelvraag hoe het creatieve schrijfproces verloopt, luidt: het schrijfproces bestaat uit twee fases waarvan de eerste een geniale fase is waarbij ideeën en teksten vrijuit en zonder belemmering op het papier gezet worden en waarvan de tweede rationele fase is gericht op het herschrijven van de tekst op zo’n manier dat hij het beoogde effect sorteert. Succesvol verloopt dit schrijfproces wanneer in de geniale fase er zo min mogelijk belemmeringen zijn in de vorm van zel|ritiek en wanneer er in de rationele fase juist een zeer kritische houding is ten opzichte van de geschreven tekst.
6.6 Analyse van schrijfmethodes
Zoals vooraf was verwacht, heeft iedere auteur een eigen manier van werken en eigen rituelen ontwikkeld en zijn er tegelijk grote overeenkomsten in de methodes die gebruikt worden. Niet alleen verloopt het creatieve proces bij de vijf auteurs in dezelfde geniale en rationale hoofdfase, ook doorlopen ze voortdurend en kriskras door elkaar de eerste vijf van de zeven fases die Cropley en Cropley onderscheiden. De methodes en randvoorwaarden vertonen sterke overeenkomsten.
De eerste randvoorwaarde is dat er gewerkt kan worden in een rustige omgeving. Rawie denkt zijn gedichten ’s nachts uit, als er weinig geluiden vanuit het Groninger centrum zijn kamer bereiken. Terpstra werkt alleen als haar kinderen van huis zijn of liggen te slapen. Van Leeuwen heeft haar werkkamer aan de achterkant van haar appartement en liet isolerend glas plaatsen om de geluiden van Antwerpen buiten te sluiten. Feddema heeft zachtjes muziek opstaan die nooit mag afleiden en zegt letterlijk: ‘Je moet werkelijk alles vrij maken om een werk te kunnen maken’. Waar de theorie zegt dat een prikkelende omgeving helpt om te komen tot nieuwe en creatieve ingevingen, zeggen de auteurs het tegenovergestelde. Zelfs voorafgaand aan het creatieve proces wordt gezocht naar rust en vermijden de auteurs al teveel sociale contacten. Voor een succesvol creatief proces is het nodig dat er weinig afleiding is.
HOOFDFASE KENMERKEN MINDSET METHODE
1. Geniale fase
-
vorm bepalen (gedicht, roman etc.)-
divergerend denken - informatie verzamelen - conflicten en metaforen zoeken-
convergerend denken- bepalen van personages
- bepalen van plot
-
illuminatie en het vinden van vondsten-
kritisch op inhoud-
niet kritisch op eigen vaardigheid-
plezier door creatie eigen tekst-
volhardend-
zorg voor flow-
maak een lange termijndoel-
maak haalbare en uitdagende dagplanning-
zorg voor structuur-
zorgen voor rust en uitsluiten andere bezigheden2. Rationale fase
-
lezer komt voor het eerst in beeld-
verificatie-
herschrijven en redigeren-
opnieuw divergerend en convergerend denken-
communicatie en in kleine mate validatie-
kritisch op tekst-
kritisch op effect-
kritisch op eigen vaardigheden, zelfregulerend-
betrek anderenAfb. 17 Een schematische weergave van het creatieve proces zoals omschreven door de vijf auteurs die meewerkten aan dit onderzoek. Dit schema verschilt van dat van Cropley en Cropley doordat er
onderscheid wordt gemaakt in twee hoofdfases. Daarnaast wordt in de rechter kolom een aantal methodes genoemd die de auteurs noemden.
De tweede randvoorwaarde die de auteurs voor zichzelf creëren, is structuur. Alleen Rawie wacht tot de gedichten zich aandienen. De andere auteurs werken op vaste tijden en op een vaste plek. Die vaste werktijden lijken niet heel anders dan de kantoortijden die de meeste mensen aanhouden: ’s ochtends na het ontbijt schuiven de auteurs aan achter hun bureaus. ’t Hart schrijft iedere dag van half tien tot ongeveer half elf, Terpstra ’s ochtends en ’s middags als ze het huis voor zichzelf heeft, Feddema stelt de praktische en huishoudelijke taken uit tot na het schilderen en schrijven en Van Leeuwen werkt ook vooral overdag. Er zijn wel kleine verschillen, zoals dat ’t Hart altijd doorwerkt zelfs als het weekend is en als hij een kater heeft of ziek is, terwijl Terpstra het weekend vrijhoudt voor de sociale contacten. In essentie blijft het wel hetzelfde omdat er een structuur wordt opgelegd die alle andere verplichtingen uitbant en uitstelt. De derde randvoorwaarde of methode is het stellen van doelen. Iedere auteur heeft voor zichzelf dagelijkse doelen die helder en haalbaar zijn geformuleerd. Door eerdere ervaringen weten de auteurs ook dat zij zich moeten houden aan deze doelen en dat ze niet door moeten slaan in de flow waarin ze werken. Hoe verleidelijk het ook lijkt om op te gaan in het werk en door te blijven gaan tot de nacht valt, het zorgt voor uitputting en het verliezen van de creatieve flow. ’t Hart is het strengst voor zichzelf door iedere dag precies duizend woorden te moeten schrijven. Het is een obsessie de woorden te tellen en zich daar altijd aan te houden. Hij doet dit vanuit de ervaring dat hij hiermee de motor draaiende houdt, dat het creatieve proces op gang blijft. Of hij onzin schrijft of de prachtigste proza, dat is niet relevant. Het is voor ’t Hart belangrijker dat er tekst komt, materiaal waar hij in de rationele fase kritisch naar kan kijken. Terpstra doet in feite hetzelfde want ook zij schrijft duizend woorden per keer, soms tweeduizend en een enkele keer zelfs drieduizend op één dag. Alle auteurs hebben voor zichzelf een deadline. Soms komt die deadline van een uitgever of andere opdrachtgever. De deadline motiveert, zorgt ervoor dat de auteurs niet wegzinken in de door Csikszentmihalyi zo gevreesde apathie en houdt de creatieve motor draaiende en in een goede staat.
Uit de gesprekken met de vijf auteurs komt naar voren dat het creatieve proces erg verschilt per discipline en dat heeft weer te maken met enerzijds de regels die gelden voor die discipline en anderzijds het materiaal waarmee gewerkt wordt. Bij het maken van een schilderij spelen de droogtijd van verf en de motorische vaardigheden een rol, bij het dichten spelen de opmaak van de bladspiegel en het vinden van de juiste ritme mee en bij het schrijven van een roman vereist een goede planning. Waar de schilder vooraf schetsen maakt, zal de dichter vooral zijn vingers gebruiken om de lettergrepen te tellen en de romanschrijver vooraf op papier of in het hoofd een schematische indeling maken van de verschillende hoofdstukken. ’t Hart denkt eerst alles uit, Terpstra bedenkt en zet dan de hoofdlijnen op papier, Rawie volgt de zinsmelodie en telt de lettergrepen in gedachten tot alles kloppend is. Poëzie lijkt intuïtiever en heeft in het creatieve proces wiskundige en muzikale elementen en de methodes zijn dan ook hierop toegespitst. Proza draait om conflicten, wringende personages en een spanningsopbouw die loopt over een groot aantal pagina’s. De prozaschrijvers zorgen ervoor dat ze eerst dat helder hebben én dat ze een goed begin hebben dat aansluit bij de inhoud van het verhaal vóór ze de eerste woorden op papier zetten. Het doel van dit onderzoek is om te komen tot de juiste kennis en inzichten te verzamelen om in een later stadium een toolbox voor schrijvers te ontwikkelen. Het is daarom erg interessant om te kijken naar de methodes die de auteurs gebruiken. Dit zijn immers de best practices waar ik naar zocht. De methodes die in het kwalitatief onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn:
1. begin met nabootsen van auteurs, probeer vervolgens te evenaren en daarna te overtreffen of te schrijven in een eigen stijl. Dit is een methode die zowel door ’t Hart als Rawie genoemd worden; 2. kies een vorm of genre en daarna pas een passende inhoud. Van Leeuwen bepaalt eerst of het een
jeugdboek of een roman voor volwassenen moet worden, Rawie kiest of het gedicht de vorm van een sonnet of iets anders krijgt;
3. zoek een onderwerp dat de persoonlijke interesse heeft en gebruik het selectiecriterium dat het idee meerdere dagen terug blijft keren in gedachten en voelt als potentieel waardig. Dit is een criterium dat alle geïnterviewde auteurs hanteren;
4. zoek bij het onderwerp naar conflicten in de verhaallijn of de personages. Dit kan gedaan worden door een wat-‐vraag te stellen bij een thriller of door te zoeken naar iets dat wringt en schuurt bij andere vormen van proza en poëzie;
5. denk eerst de grote lijnen uit voordat er geschreven wordt. ’t Hart en Van Leeuwen doen dit tijdens wandelingen die kennelijk de rust bieden om goed na te kunnen denken;
6. maak een schema van het verhaal, als dat aansluit bij de persoonlijke voorkeursstijl van werken. Voor Terpstra is dit de beste manier van werken wanneer ze een thriller uitdenkt;
7. zorg voor een vaste werkplek waar weinig afleiding is. Alle auteurs hebben een werkplek aan huis waar zij aan hun teksten werken. Voor andere creatieve uitingen zoals schilderen of musiceren worden andere plekken gekozen;
8. werk gestructureerd op gezette werktijden en stel haalbare doelen per dag waar niet vanaf geweken mag worden. ’t Hart schrijft iedere dag duizend woorden, Terpstra doet er duizend ’s ochtends en duizend in de middag;
9. zorg voor een goede flow en put jezelf niet uit door teveel te willen doen omdat daarmee het creatieve proces uiteindelijk stokt;
10. wees kritisch op de tekst tijdens het schrijven van een eerste versie, niet op het eigen kunnen. Alle auteurs gaan vol vertrouwen in het eigen kunnen aan het werk. Het is belangrijk dat er een eerste versie komt waaraan later geschaafd kan worden;
11. wees pas bij het reviseren van de eerste versie kritisch op het effect van een tekst. De lezer komt pas vanaf deze fase om de hoek.
De set van methodes zijn gemakkelijk in te delen bij een van de creatieve fases. De eerste tien genoemde methodes passen goed bij de geniale creatieve fase en de methodes 2, 3, 4 en 5 zijn daarbinnen weer geschikt voor het oriënteren en divergeren, terwijl 6 een methode is voor het convergeren en de methodes 7, 8, 9 en 10 weer beter passen bij het realiseren. Voor de tweede, rationele fase hebben de auteurs weinig concrete methodes genoemd. Bij deze fase lijkt het er vooral op aan te komen gestructureerd een tekst meerdere keren door te werken én de buitenwereld er meer bij te betrekken. Rekening houdend met de voorwaarden die Csikszentmihalyi noemt (het hebben van een helder doel, zorgen voor plezier en een uitdaging) zouden de methodes van die hierboven genoemd worden, daarop afgestemd moeten worden. Simpel gezegd moet iemand iets willen, het kunnen en er een bepaald gevoel bij hebben dat zorgt voor de juiste flow. De set van elf methodes zijn als best practices geschikt gebleken. In het volgende hoofdstuk kijken we hoe deze methodes aansluiten op de een aantal educatieve voorwaarden.