/ 1 144
HET PROCES
Een onderzoek naar
creatief schrijven
Masterscriptie van Merlijn Torensma
Eerste begeleider
dr. R.A. Hummel
Tweede begeleider dr. E. van Es
Het Proces
Een onderzoek naar creatief schrijven bij vijf Nederlandse auteurs
Masterscriptie Kunst Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen
Door:
Merlijn Torensma
Studentnummer:
s1164147
Eerste begeleider:
dr. R.A. Hummel
Tweede begeleider:
dr. E. van Es
Afstudeerrichting:Kunsteducatie
Plaats:
Leeuwarden
Schepping is een oneindig
fascinerende gebeurtenis, een
grenzeloze bekoring die almaar
doorgaat en steeds nieuwe wegen
vindt.
Voorwoord
Dit onderzoek gaat over hoe creativiteit werkt. In het bijzonder gaat het over creativiteit bij het schrijven van proza en poëzie. Binnen de opleiding Kunst, Cultuur & Media van de Rijksuniversiteit Groningen wordt veel aandacht besteed aan sociologie, cognitie en kunstfilosofie. Creativiteit is een fenomeen dat een plek heeft in elk van die drie studierichtingen: creativiteit is alleen mogelijk doordat het wordt beïnvloed door de wereld om ons heen, door onze biologische mogelijkheden en door ons denken over het leven en de verbeelding daarvan. Vanwege al deze raakvlakken was het onderzoek interessant om uit te voeren. Gepoogd is om dit onderzoek naar creativiteit zo concreet en praktisch mogelijk te houden met als doel dat de uitkomsten toegepast kunnen worden in een educatieve omgeving zoals bij de opleiding Communication & Multimedia Design (CMD) waar ik les geef in persoonlijke en professionele ontwikkeling, communicatie, copywriting en fotografie. Dat dit onderzoek is geslaagd, tenminste naar mijn bescheiden mening, is te danken aan een kleine groep mensen die op hun wijze een bijdrage hebben geleverd.
Dank is verschuldigd aan de vijf auteurs die de deuren van hun werkkamers openden en tijd vrij maakten om antwoord te geven op een groot aantal vragen. Anne Feddema, Kees ’t Hart, Joke van Leeuwen, Jean Pierre Rawie en Anita Terpstra gaven tijdens de interviews nieuwe inzichten in het creatieve proces dat een schrijver of dichter doormaakt. De methodes die zij gebruiken, zijn individueel erg verschillend en tegelijk blijken er algemene wetten te zijn die gelden voor de creatieve schrijfprocessen die worden doorlopen. Vanuit academisch oogpunt is de vergaarde kennis waardevol omdat het nieuw licht werpt op het creatieve proces én op de gebruikte methodes, maar even waardevol kunnen de inzichten zijn voor mensen die zich in de praktijk bezighouden met het maken van literatuur – denk hier bijvoorbeeld aan schrijvers, redacteuren en docenten van bijvoorbeeld schrijfopleidingen. Voor mij als docent bij CMD zijn de uitkomsten van het onderzoek zeer goed bruikbaar en ik verwacht in de toekomst een vervolgonderzoek te doen met als doel een toolbox voor creatief schrijven te maken.
Dank ook is verschuldigd aan de begeleiders van de Rijksuniversiteit Groningen. Met name de eerste lezer Rhea Hummel gaf tijdens het opstellen en uitvoeren van dit onderzoek de nodige opbouwende kritiek die ervoor zorgde dat het onderzoek niet alleen leuk was om te doen, maar ook voldoende academische onderbouwing kreeg. In een later stadium hielp ze met het vinden van de juiste focus die nodig was voor het verwerken van de veelheid aan informatie die was verzameld.
Tot slot is er natuurlijk dank verschuldigd aan het thuisfront vanwege het geduld, het actief meedenken en meelezen en het geven van morele steun.
Inhoudsopgave
1. Inleiding
8
1.1 Aanleiding 9 1.2 Probleemstelling 10 1.3 Doelstelling 11 1.4 Hoofdvraag 11 1.5 Deelvragen 11 1.6 Relevantie 12 1.7 Leeswijzer 142. Creativiteit
16
2.1 Wat is creativiteit? 17 2.2 Hoe ziet creativiteit eruit? 20 2.3 Hoe werkt creativiteit? 24 2.4 Ervaring, emotie en creativiteit 27 2.5 Creativiteit en schrijven 30 2.6 Conclusie over creativiteit 323.Educatie en creativiteit
35
3.1 Wat is leren? 35
3.2 Hoe leren we? 37
3.3 Leren en educatie 40
3.4 De rol van educatie bij creativiteit 41 3.5 Conclusie over educatie en creativiteit 42
4. Onderzoeksmethode
44
4.1 Onderzoeksopzet 44
4.2 Methode van data verzamelen 45
4.3 Respondenten 46
4.3 Data-analyse 47
5. De interviews
50
5.1 Jean Pierre Rawie: ‘Nabootsen, evenaren, overtreffen’ 51 5.2 Joke van Leeuwen: ‘Van vorm naar verbeelding’ 55 5.3 Kees ’t Hart: ‘Archief van kennis en ervaring’ 60 5.4 Anne Feddema: ‘Fluiten tegen de melodie in’ 65 5.5 Anita Terpstra: ‘Een spanne van honderdduizend’ 69
6. Analyse & conclusie
74
6.1 Visie op creativiteit 74
6.2 Oriëntatie 75
6.3 Divergeren 76
6.4 Convergeren 77
6.5 Realisatie 78
6.6 Analyse van creativiteit 79 6.7 Analyse van het creatieve schrijfproces 80
6.8 Eindconclusie 86
7. Aanbevelingen
88
8. Samenvatting
90
9. Bibliografie
91
10. Bijlagen
94
I. Brief respondenten 94Volgens mijn bevindingen is een
wezenlijke factor bij creativiteit
het Janus-achtige denken, het
vermogen om actief twee
tegengestelde ideeën of beelden te
vatten of twee tegengestelde emoties
te voelen.
1. Inleiding
Dit onderzoek gaat, zoals gezegd, over creatief schrijven. De focus ligt op methodes die worden gebruikt bij het schrijven van creatieve, literaire teksten en hoe deze te gebruiken zijn in een educatieve omgeving. De aanleiding van dit onderzoek heeft, zoals ik in de volgende paragraaf duidelijk maak, een hele praktische oorsprong. Niet alleen is het een doel om een beter begrip te krijgen van het schrijfproces, maar ook hoe deze kennis toe te passen is in een educatieve vorm.
Om te weten welke schrijfmethodes werken in een educatieve omgeving, doe ik aan de hand van bestaande wetenschappelijke theorieën eerst onderzoek naar: 1. creativiteit en 2. educatie. In het onderzoek naar creativiteit, definieer ik aan de hand van bestaande wetenschappelijke theorieën eerst wat creativiteit is en richt ik mij vervolgens op het verloop van creatieve processen. Op basis van de algemene creatieve processen kan er preciezer gekeken worden hoe de processen eruit zien bij het schrijven. In het onderzoek naar educatie kijk ik eerst naar wat leren is, omdat we pas over educatie kunnen spreken wanneer we weten hoe het leren zich voltrekt bij mensen. Het is ook daarom dat in het theoretisch kader veel aandacht wordt besteed aan hoe we leren. Gezocht is naar theorieën die het leerproces beschrijven en daarbij ook aandacht hebben voor creativiteit. Met name aan de hand van de bevindingen van onderwijskundigen Knud Illeris en Ken Robinson wordt verderop in deze tekst duidelijk gemaakt hoe het leren werkt en hoe we daarmee om kunnen gaan. Aan de hand van kwalitatief onderzoek toets ik vervolgens de theorie over creativiteit en kijk ik welke praktische methodes door schrijvers zelf worden toegepast. Deze methodes worden vervolgens naast de theorie geplaatst. In de eindconclusie van dit onderzoek worden de uitkomsten van de interviews naast de theorie over creativiteit en educatie geplaatst.
Deelnemende auteurs aan dit onderzoek zijn: • Anne Feddema
• Kees ‘t Hart • Joke van Leeuwen • Jean Pierre Rawie • Anita Terpstra
Alle vijf hebben ze succes geoogst op het gebied waarin ze actief zijn. Feddema deed dat als schrijver, dichter en schilder. Hij won ondermeer in 2009 de Gysbert Japicxpriis voor de bundel Reidhintsje op ’e Styx. ’t Hart is meermaals genomineerd voor de Libris Literatuurprijs, schreef aan de hand van interviews met collega-‐auteurs een boek over het schrijverschap en geeft les aan de schrijversvakschool. Van Leeuwen is een van de meest productieve auteurs met ruim vijftig boektitels op haar naam. Ze won in 2014 de AKO Literatuurprijs voor haar roman Feestelijk begin. Rawie is een van de best verkopende dichters van Nederland. Van zijn bundel De tijd vliegt, maar de dagen gaan te traag (2012) werden meer dan vijftienduizend exemplaren verkocht, wat meer is dan welke andere poëziebundel in het Nederlandse taalgebied. In totaal zijn er meer dan 150.000 bundels van Rawie verkocht, meldt zijn uitgever. In 2008 won hij de Charlotte Köhler Prijs, een driejaarlijkse oeuvreprijs. Terpstra, tot slot, schrijft thrillers die zowel in het Nederland als Franse en Duitse taalgebied worden uitgegeven en waarvan het succes in verkoopcijfers en goede kritieken gestaag groeit.
Dat de auteurs een zich bezighouden met uiteenlopende vormen van literatuur en dat zij daardoor verschillende posities innemen in het literaire veld, vormt geen probleem voor dit onderzoek. Het is naar mijn mening zelfs een onoverkomelijk feit dat er verschillen zijn. Zelfs wanneer vijf schrijvers waren benaderd die alle vijf boeken schrijven in hetzelfde genre, dan nóg waren de verschillen in hun werken groot geweest. Bij literatuur is juist het unieke, singuliere zo kenmerkend voor een auteur net zoals dat wanneer vijf portretschilders uit eenzelfde periode en stroming zouden worden vergeleken dat ieder werken oplevert die herkenbaar zijn aan een eigen toets. Waar ik in dit onderzoek naar kijk, zijn uiteraard de individuele verschillen, maar vooral ook de waarneembare overeenkomsten van het creatieve schrijfproces.
1.1 Aanleiding
De aanleiding van dit onderzoek is persoonlijk en heeft een lange geschiedenis. Rond mijn achtste of negende nestelde zich het idee in mijn hoofd dat ik schrijver zou worden. Na het schrijven van een paar korte verhalen, waarvan een aantal werd gepubliceerd in de schoolkrant, kreeg ik van de mensen om mij heen de bevestiging dat ik goed kon schrijven. Dit versterkte het idee dat ik, als ik later groot was, een serieus schrijver zou kunnen worden. Op de middelbare school deed ik mijn best bij Nederlands en Engels en ook toen schreef ik een aantal verhalen die hun weg naar boekjes en tijdschriften vonden. De beste keuze om beter te worden in het schrijven leek de School voor Journalistiek in Zwolle. Vier jaar studeerde ik er Geschreven Pers en liep ik stage bij de Leeuwarder Courant en Filosofie Magazine, maar ik bleef met een heel onbevredigend gevoel zitten: ik had veel geleerd over journalistiek, iets over de opbouw van nieuwsverhalen, maar nagenoeg niets over het schrijven van literaire teksten.
In de hoop meer te begrijpen van literatuur, begon ik in 1999 aan Rijksuniversiteit Groningen met Algemene Literatuurwetenschap. Die studie leverde veel inzichten op, vooral over hermeneutiek en sociologische benaderingen van literatuur en een enkele collegereeks zoals die van prof. dr. Scholz gaf nieuwe inzichten over het thema inspiratie . Toch bleek de studie een deceptie omdat het vooral veel 1
theorie en niet de handvaten opleverden waar ik toen behoefte aan had. Op de School van Journalistiek werd uitgelegd hoe een tekst opgebouwd kan worden en welke verschillende genres er zijn, aan de
Dit vak leverde bijvoorbeeld een essay op over de verschillen tussen Plato, Aristoteles, Friedrich
1
universiteit was aandacht voor meer filosofische opvattingen over het schrijverschap en de invloed van bijvoorbeeld de omgeving op het ontstaan van een tekst. Zoals Kees ’t Hart ook tijdens mijn interview met hem zei, heeft de academische kennis die nu aangeboden wordt nauwelijks nut tijdens het creatieve proces.
Op geen van de hogescholen en universiteiten in Nederland leek een opleiding te bestaan, die was gericht op het ontwikkelen van de creatieve, literaire vaardigheden die nodig zijn om te schrijven. Hoewel ik thuis nog wel eens achter mijn computer kroop en een paar zinnen schreef, bleven uitgebreide literaire pogingen achterwege. Jaren werkte ik als journalist, presentator, manager bij een bank en communicatieadviseur met telkens op de achtergrond de gedachte om het schrijven weer serieus op te pakken. Drie jaar geleden begon ik met lesgeven bij de opleiding Communication & Multimedia Design (CMD) aan de NHL Hogeschool . Bij die opleiding werd ik voor het eerst in jaren weer 2
geconfronteerd met methodes die creativiteit stimuleren. Voor het ontwikkelen van multimediale concepten, reclamecampagnes en copywriting zijn talloze methodes ontwikkeld. Eerstejaars wordt bijvoorbeeld vaak aangeraden het boek Creativiteit Hoe? Zo! te lezen (2003). In dat boek staat een honderdtal methodes die de creativiteit stimuleren. Waar de methodes op gebaseerd zijn en welke wetenschappelijke basis ze hebben, is onduidelijk. Het zijn vooral uit de praktijk gegrepen voorbeelden. Daarmee geconfronteerd, verdiepte ik mij opnieuw in methodes voor creatief schrijven. Dat leverde een klein aantal Nederlandse publicaties en honderden Amerikaanse onderzoeken op. Creative writing heeft op veel van de Amerikaanse academies een vaste plek. Hier lijkt het nauwelijks voet aan de grond te hebben gekregen. Wel zijn er verspreid door het land verschillende schrijversvakscholen gekomen, alle zonder accreditatie van de overheid. De Rietveld Academie heeft de afstudeerrichting Beeld en Taal waarbij enigszins aandacht is voor het maken van ‘boekjes’ zoals het op haar website wordt omschreven. Het gaat hier echter niet om een schrijfopleiding. Het is een studierichting die zich richt op de bestudering van kunstenaars die beeld en taal combineren in hun werk. De studenten worden gestimuleerd eenzelfde soort combinatie te maken.
Bij de opleiding CMD komen regelmatig vragen van studenten die meer willen weten over creative writing. Voor het maken van designs en grafisch werk kennen ze meestal wel methodes om het creatieve proces te starten, voor tekst niet. Dezelfde vraag is voor mijzelf ook nog steeds relevant omdat ik enerzijds de studenten wil voorzien van goed advies en anderzijds het schrijven weer heb opgepakt, maar af en toe blijf verlangen naar een dieper inzicht in creativiteit en handvaten. Het blijft zoeken naar bronnen die én een goede definitie geven van creativiteit én methodes aanreiken die helpen bij het creatieve schrijfproces vanuit een gedegen wetenschappelijke onderbouwing. De aanleiding van dit onderzoek is om, vanuit academisch perspectief, informatie te verzamelen die inzicht geeft in het creatieve proces en methodes voor creatief schrijven.
CMD is een opleiding waar studenten leren hoe ze communicatiemiddelen en -‐strategieën én
2
multimediale uitingen en strategieën moeten ontwerpen. De opleiding is volledig praktijkgestuurd (er wordt uitsluitend gewerkt aan opdrachten die bedrijven neerleggen bij de studenten) en vraaggestuurd (er is geen vast curriculum en de studenten geven zelf aan waar ze behoefte aan hebben qua kennis en
1.2 Probleemstelling
Er is onvoldoende koppeling tussen bestaande academische kennis over creatief schrijven en de educatieve praktijk. Dit leidt ertoe dat er op scholen ofwel niets wordt aangeboden ofwel mogelijk verkeerde methodes worden aangeboden om het creatief schrijven over te brengen aan leerlingen en studenten. Kennis over het creatieve proces bestaat er wel degelijk. Zo is uit eerder onderzoek bekend hoe auteurs zich voelen tijdens een creatief proces (Csikszentmihalyi, 1999), hoe de denkprocessen globaal verlopen bij een creatief proces als het schrijven van literatuur (Wallas, 1926; Flower & Hayes, 1980). Deze onderzoeken bieden voldoende perspectieven voor een theoretisch kader. Echter blijven de beschrijvingen over het creatieve proces abstract en wordt er vaak nauwelijks een koppeling gemaakt met educatie.
1.3 Doelstelling
Het doel van dit onderzoek is om voldoende wetenschappelijke kennis en inzichten te verzamelen over het creatieve schrijfproces en het proces van leren. Dit moet de basis worden voor het ontwikkelen van een educatief middel, bijvoorbeeld een toolbox voor schrijvers. In dit onderzoek gaat het nog niet om het daadwerkelijk maken van zo’n toolbox, maar om het verbinden van de theorie met best practices. Het gat tussen theorie en praktijk moet gedicht worden. Een empirisch onderzoek is daarbij nodig om te kijken hoe het creatieve proces bij schrijvers verloopt en welke methodes de auteurs gebruiken tijdens dat proces. Aan het einde van dit onderzoek moet de lezer een beeld hebben van creativiteit, educatie en een reeks beproefde schrijfmethodes.
1.4 Hoofdvraag
De hoofdvraag van dit onderzoek luidt:
Hoe kan kennis over enerzijds het creatieve schrijfproces en anderzijds educatie zo met elkaar
verbonden worden dat dit een aantal praktische uitgangspunten biedt voor een toolbox voor
schrijvers?
1.5 Deelvragen
De deelvragen van dit onderzoek hebben betrekking op de volgende onderwerpen: 1. Creativiteit
Wat is het creativiteit? Hoe ziet creativiteit eruit? Hoe werkt creativiteit? 2. Educatie
Wat is educatie? Hoe werkt educatie? 3. Schrijfprocessen
Wat zijn schrijfprocessen? Hoe werken schrijfprocessen? Hoe sluiten deze schrijfprocessen aan op de educatieve praktijk?
4. Schrijfmethodes
kan werken zoals een mens of een machine kan werken. Het is veeleer een fenomeen of een proces dat wel of niet volgens een bepaalde structuur verloopt. Hetzelfde geldt voor de andere drie onderwerpen. Door de vragen zo te stellen als ik hierboven doe, maak ik me schuldig aan wat men reïficatie noemt, ik ken menselijke eigenschappen toe aan dingen. Hoewel dat misschien een tekortkoming is in dit onderzoek, is er om praktische redenen voor gekozen de vragen toch zoals hierboven te stellen vanwege het leesgemak en de begrijpelijkheid van de tekst.
De onderwerpen creativiteit en educatie worden in het theoretisch kader besproken. Het schrijfproces wordt deels behandeld in het theoretisch kader en deels in het empirisch onderzoek waarin de uitspraken van de vijf auteurs aan bod komen. De methodes zijn volledig gebaseerd op hoe de respondenten te werk gaan en worden daarom toegelicht aan de hand van een empirisch onderzoek. In de eindconclusie van dit onderzoek worden theorie en praktijk bijeengebracht.
1.6 Relevantie
Creativiteit en schrijven zijn belangrijk voor het onderwijs, de kunstwereld, het bedrijfsleven en persoonlijke ontwikkeling. Het heeft een grote maatschappelijke relevantie om beter zicht te krijgen op hoe creatief schrijven werkt, welke methodes gebruikt worden of kunnen worden en welke lessen getrokken kunnen worden voor de toekomst. Dat creativiteit voor het onderwijs belangrijk is, blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het creatieve denken wordt genoemd als een van de 21st century skills, de set met vaardigheden die veel onderwijskundigen en beleidsmakers nodig achten voor toekomstige generaties. De 21st century skills werden ontwikkeld in de Verenigde Staten in een poging het onderwijs, beleidsmakers en het bedrijfsleven samen te brengen. Met het oog op de toekomst werd een onderzoek uitgevoerd naar wat voor competenties mensen nodig hebben (in een steeds meer digitaliserende samenleving). Op dit onderzoek volgde een white paper en daarop volgden wereldwijd tientallen vergelijkbare initiatieven waarbij telkens de term 21st century skills wordt gebruikt en ook telkens een aantal van dezelfde competenties, in wisselende samenstellingen, terugkomen. Het gaat meestal om cognitieve vaardigheden (de noodzakelijke kennis) en conatieve vaardigheden (de sociale vaardigheden). Op de website van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) is te lezen dat creativiteit, kritisch denken, samenwerken, empathisch vermogen en mediawijsheid onmisbaar zijn, niet alleen voor het kunstonderwijs, maar volgens het LKCA en de overheid ook voor andere vakgebieden. Zoals Karin Hoogeveen en Esther Bos (2013: 42) het stellen, wordt doorgaans aangenomen dat kunst en cultuur creativiteit en het creatieve denken in andere domeinen stimuleren. Of zoals Seana Moran en Vera John-‐Steiner (2003: 2) het stellen:
‘In today’s information, technological and innovation driven society, creativity has become more of a necessity for psychological health and life success. It can no longer be viewed as a luxury or marginal to “the good life”; it is essential to society’s ability to develop and work under conditions of fast-‐paced change.’
kunsten, voor innovatieve ontwikkelingen in vrijwel alle domeinen en met name de economie. Robinson stelt dat het leren aanspreken van creatieve vaardigheden ervoor zorgt dat de verbeelding wordt aangesproken, dat mensen zich bewuster worden van zichzelf en hun omgeving en dat ze hierdoor in staat worden gesteld kritischere burgers te worden. De producten die uit een creatief proces voortkomen, zoals poëzie en romans, verrijken het leven en onze levenskwaliteit, zo stelt de Amerikaans-‐Hongaarse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi, wiens theorie ook later in deze tekst behandeld wordt. Volgens Csikszentmihalyi zijn het deze creatieve producten die ons informatie geven over hoe we ons leven interessanter en productiever kunnen maken (Csikszentmihalyi, 1999: 19). In een vroege studie legt de Russische psycholoog Lev Vigotsky dat creativiteit een proces is dat zich een leven lang blijft ontwikkelen. Hij benadrukte dat persoonlijke transformatie het einddoel is van creativiteit – het creëren van toneelstukken, drama’s, gedichten, romans en doet iemand voor zichzelf. Het draagt namelijk bij aan de persoonlijke groei. De motivatie om te schrijven komt voort uit een drang onszelf te verwezenlijken, ons te perfectioneren zowel voor onszelf als voor de buitenwereld. (Moran & John-‐Steiner, 2003: 20).
Een onderzoek van Time Magazine, dat werd gepubliceerd op 20 mei 2013, geeft aan dat 91 procent van de Amerikanen creativiteit van groot belang acht voor het persoonlijke leven en dat 83 procent het een belangrijk onderdeel vindt van het zakelijk leven. Het gaat om een populair-‐wetenschappelijk onderzoek en het is niet volledig duidelijk hoe het onderzoek exact is uitgevoerd. Wel toont de publicatie in het toonaangevende blad aan dat creativiteit een onderwerp is dat nu brede belangstelling geniet en dat een groot aantal mensen er waarde aan hecht.
Dit onderzoek is gericht op slechts een klein deel van creativiteit, namelijk het creatief schrijven en dan ook nog heel specifiek op het schrijven van poëzie en proza. Dit onderzoek levert echter ook nieuwe inzichten op over het creatieve proces in zijn geheel, over de verschillende fases die doorlopen worden en methodes die toegepast worden. De bevindingen van dit onderzoek leveren daarmee een bijdrage aan het wetenschappelijke discours rondom dit thema. Naast creativiteit is educatie een belangrijk onderwerp van
dit onderzoek. Dit onderzoek beschrijft welke methodes helpen om creativiteit te stimuleren. Door te kijken hoe mensen in het algemeen leren en dat vervolgens te verbinden aan een aantal methodes die door de respondenten worden gebruikt, wordt een relevante input geleverd voor een later te ontwikkelen
toolbox voor schrijvers.
1.7 Leeswijzer
Dit onderzoeksrapport bestaat uit drie delen. Het eerste deel is het theoretische kader: in hoofdstuk 2 en 3 wordt een aantal theorieën verkend over creativiteit en educatie. Het tweede deel is het eigen empirisch onderzoek: in hoofdstuk 4 en 5 wordt gekeken naar een aantal best practices. Het derde deel bevat de conclusie waarbij theorie en praktijk met elkaar verbonden worden.
Hoofdstuk 2 is meer dan een opsomming van theorieën en definities: het doel is om te komen tot een beeld
van een complex begrip als creativiteit dat helpt begrijpen hoe creatieve processen werken en uiteindelijk hoe auteurs mogelijk in staat zijn een creatieve tekst te produceren.
Hoofdstuk 3 heeft als doel om een definitie te geven van educatie en dat te verbinden aan creativiteit. De
bevindingen hiervan worden aan het einde van dit onderzoeksrapport gebruikt om te kijken of en hoe de methodes die schrijvers gebruiken, vertaald kunnen worden naar de educatieve praktijk.
Hoofdstuk 4 behandelt het empirische gedeelte van dit onderzoek. Uitgelegd wordt waarom een
kwalitatief onderzoek bij vijf Nederlandse auteurs nodig was en hoe dit onderzoek is uitgevoerd.
Hoofdstuk 5 beschrijft het schrijfproces van vijf respondenten. In telkens drie à vier pagina’s wordt van
iedere auteur een beeld geschetst van hoe er gedacht wordt over creativiteit, hoe de auteur zich oriënteert op het scheppen van een nieuw product, hoe een tekst wordt gerealiseerd en welke methodes erbij komen kijken. Het gaat kortom over hoe Rawie, Van Leeuwen, ’t Hart, Feddema en Terpstra schrijven.
Hoofdstuk 6 bevat de conclusie van dit onderzoek: hierin maak ik een verbinding tussen de uitspraken van
de auteurs en de theorie over creatief schrijven en educatie. De schrijfmethodes die de auteurs gebruiken worden op een rij gezet. Daarmee wordt voldaan aan de doelstelling van dit onderzoek om vanuit wetenschappelijke bevindingen een reeks uitgangspunten te formuleren die van waarde zijn voor de educatieve praktijk.
Uit louter dromenstof zijn wij
gemaakt – wat ons is toegemeten ligt
in een zee van slaap.
2. Creativiteit
‘Over schrijfprocessen wordt zoveel onzin verteld’, zei Arnon Grunberg 15 maart 2015 in Vrij Nederland. Voor hem was alle onzin reden om mee te doen aan een uitgebreid onderzoek waarbij hij met elektroden op het hoofd schreef aan zijn laatste boek, Het Bestand. Waar Grunberg op doelt is dat zijn collega-‐ schrijvers vooral onzin vertellen over het creatieve proces, omdat ze vaak niet weten hoe ze tot een boek komen maar ook niet met een mond vol tanden willen staan en dus maar iets verzinnen (Pleij, 2015). Ze houden van de Romantische mythe van de schrijver als genie die geïnspireerd wordt door het goddelijke of een andere hogere macht. In dit theoretisch kader wordt gekeken naar wat creativiteit is, hoe creativiteit zich ontwikkelt bij mensen, hoe het creatieve proces verloopt en tot slot welke methodes en randvoorwaarden er zijn voor creatief schrijven. Het uiteindelijke doel van het theoretisch kader is, om met Grunberg te spreken, om minder onzin te vertellen. Het doel van dit onderzoek is inzicht krijgen in de verschillende, complexe facetten van dit onderwerp. Een aantal van de belangrijkste theorieën worden naast elkaar gezet om te komen tot een beter beeld van hoe creativiteit mogelijk werkt bij auteurs.
Het onderzoek waar Grunberg aan meewerkte, is een poging om met empirisch verkregen gegevens aan te tonen hoe creativiteit werkt. Dat werd gedaan door te meten welke delen door elektrische golven in de hersenen zichtbaar zijn tijdens het schrijven. Het is niet de eerste poging data te verzamelen waarmee het creatieve schrijfproces in kaart wordt gebracht. De laatste zes decennia is er veel empirisch onderzoek gedaan naar alledaagse en artistieke of academische vormen van creativiteit (Runco & Richards, 1997). Met alledaagse creativiteit wordt vaak gedoeld op praktische oplossingen die nodig zijn voor een probleem als het ophangen van de was, een groep studenten op een nieuwe manier lesstof voorschotelen of bijvoorbeeld meer toepassingen verzinnen voor het gebruiken van een paperclip. De andere vorm van creativiteit wordt vaak geassocieerd met enerzijds artistieke vermogens en anderzijds innovatieve vermogens. De verschillen tussen definities van creativiteit en bijvoorbeeld innovativiteit lijken dicht tegen elkaar te liggen, zoals in de volgende paragraaf wordt verduidelijkt.
2.1 Wat is creativiteit?
Voor een goed begrip van wat creativiteit is en welke mechanismes een rol spelen bij een creatief proces, is het belangrijk om te beginnen met een definitie. Volgens James Kaufman en Robert Sternberg bevat (een definitie van) creativiteit vrijwel altijd de drie volgende componenten (Kaufman & Sternberg, 2010):
1. ideeën die nieuw of innovatief zijn; 2. ideeën die van grote kwaliteit zijn;
3. ideeën die geschikt zijn als oplossing voor een probleem.
Als we het over creativiteit hebben, dan hebben we het dus over ideeën die nieuw, goed en relevant zijn. Hoewel Kaufman en Sternberg twee leidende figuren zijn bij het in kaart brengen van creativiteit en veel academici hun standpunt overnemen, leidt hun definitie volgens mij tot de volgende vier beperkingen: 1. creativiteit beperkt zich tot de ideeënwereld en sluit daarmee producten uit;
2. creativiteit moet van grote kwaliteit zijn, wat het moeilijk maakt een objectieve definitie te geven; 3. creativiteit moet leiden tot een passende oplossing voor een probleem, wat producten uitsluit die er
louter voor bijvoorbeeld de schoonheid, een overpeinzing of andere bevrediging zijn, zoals het geval kan zijn bij goede muziek of een spannend boek;
4. de manier van definiëren van Kaufman en Sternberg legt de nadruk op het uiteindelijke product en minder op het proces waarbij het product of een idee tot stand komt.
De vier beperkingen zijn met een paar kleine ingrepen gemakkelijk op te lossen. De belangrijkste ingreep is door te stellen dat creativiteit altijd een samenspel is tussen wat de maker doet en denkt en wat de ontvanger of het publiek ervan vindt en ermee kan. De tweede ingreep die noodzakelijk is, is ruimte bieden aan zowel het proces als het product. Een goed werkbare definitie die voldoet aan deze voorwaarden komt van Jonathan Plucker, Ronald Beghetto en Gayle Dow:
‘Creativiteit is the interaction among aptitude, process and environment by which an individual or
group produces a perceptible product that is both novel and useful as defined within a social context.’ (Plucker e.a., 2004: 90)
Plucker en collegae zeggen zoveel als dat creativiteit zowel een intern als extern proces is, waarbij de maker en zijn omgeving beide invloed hebben op de uitkomst van dat proces. Creativiteit is niet louter een geestesproduct, maar een samenspel van individuele inspanningen én die van anderen. Een roman is daarmee niet alleen het werk van de auteur, ook de vrienden, collega-‐auteurs, uitgevers en lezers spelen een rol bij het ontstaan van de tekst. De creatieve tekst is daarmee deels een afspiegeling van de wereld waarmee de auteur wordt omringd.
alledaagse creativiteit en artistieke creativiteit. Dit onderscheid is wel nodig omdat er mogelijk verschillende processen gaande zijn bij deze uiteenlopende vormen van creativiteit.
Over het algemeen wordt er zowel maatschappelijk als in academisch onderzoek wel onderscheid gemaakt tussen het alledaagse en het uitzonderlijke van creativiteit. Kaufman en Beghetto voegen daaraan toe dat het alledaagse en uitzonderlijke op hun beurt weer opgesplitst dienen te worden, waardoor creativiteit volgens hen voorkomt in vier verschillende vormen:
little-‐c alledaagse creativiteit zoals het aanpassen van een gerecht, het combineren van
verschillende kledingstukken of het vinden van een originele oplossing voor een dagelijks probleem op het werk;
mini-‐c creativiteit die zich voordoet wanneer iemand in een leerproces is en bezig is met wat
algemeen als creatief wordt ervaren. Bijvoorbeeld wanneer iemand leert vioolspelen of schilderen dan zijn de stapjes in het leerproces maatschappelijk gezien niet vernieuwend, maar voor het individu wel;
Pro-‐C professionele creativiteit zoals bij een concertviolist of een pas afgestudeerde student van
de kunstacademie of iemand die regelmatig werk publiceert in een literair tijdschrift. De creatieve vaardigheden worden erkend door een breed publiek;
Big-‐C grootse creativiteit zoals we dat zien bij mensen als Mozart, Picasso en Einstein. De
creatieve prestaties zijn zo groot, dat ze een diepe impact hebben op de samenleving en generaties die volgen. Dit wordt wel genialiteit genoemd.
Afb. 3 Verschillende voorbeelden van creativiteit:
1.een bord eten mooi opmaken (little-c) 2. schoolkunst (mini-c) 3. kunst op Oerol (Pro-C)
De scheidingslijn tussen de drie laatste vormen van creativiteit is niet altijd even duidelijk aan te brengen. Een kunstenaar die een bepaalde cultstatus heeft, zal bij lieqebbers gerekend worden tot Big-‐C terwijl het grote publiek hem zal scharen onder Pro-‐C. Bovendien kan de publieke opinie veranderen zoals dat gebeurde met de dichter John Keats die tijdens zijn leven weinig serieus werd genomen (Pro-‐C) maar na zijn dramatische dood en de publicatie van een aantal brieven plots uitgroeide tot een nationale literaire held (Big-‐C). Dit onderzoek richt zich op de laatste twee genoemde vormen van creativiteit: de auteurs die voor dit onderzoek geïnterviewd worden, werken als professional, hebben een academische opleiding afgerond en behoren allen tot Pro-‐C of Big-‐C.
Het model van Kaufman en Beghetto houdt rekening met de ontwikkeling die mensen doormaken. Een groot kunstenaar zal tijdens zijn leven alle fases doorlopen. Alle mensen hebben mini-‐c, de meesten van ons little-‐c en een groot aantal van de mensen kan door hard werken of aanleg Pro-‐C bereiken. Slechts een klein aantal zal doordringen tot de hoogste regionen van creativiteit en bereikt Big-‐ C. Volgens Kaufman zijn alle vier vormen van creativiteit waardevol omdat ze ofwel van waarde zijn voor alledaagse problemen ofwel waardevol zijn voor de academische wereld en de kunsten door de oplossingen die eruit voortkomen. Mini-‐c is een vorm die wordt gezien als belangrijk voor de persoonlijke ontwikkeling van een kind en kan bijdragen tot de ontwikkeling van cognitieve en conatieve vaardigheden. Het is daarnaast een belangrijke tussenstap om te komen tot het ontwikkelen van creatieve vaardigheden die vallen onder Pro-‐C en Big-‐C (Kaufman & Beghetto, 2009).
2.2 Hoe ziet creativiteit eruit?
Van de klassieke oudheid tot op de dag van vandaag zijn er beeldende kunstenaars, schrijvers en componisten die zeggen dat hun werk spontaan ontstaat, dat ze door een hogere macht bij de hand genomen worden wanneer ze hun kunstwerk creëren (Runco & Albert, 2010: 5). De Britse dichter Alfred Tennyson omschreef het schrijfproces als ‘een soort van vervoering in waaktoestand’ en Samuel Taylor Coleridge als een transpersoonlijke ervaring. Jack Kerouac zei dat hij bij het schrijven gedicteerd werd door God of de Grote Geest.
Door de eeuwen heen zijn er sterk verschillende opvattingen geweest over wat creativiteit is en waar het vandaan komt. In vroege Griekse teksten komt de overtuiging naar voren dat een beschermende geest of godheid bijdroeg aan de scheppende vermogens. In latere klassieke teksten werd een koppeling gemaakt tussen creativiteit en waanzin – een idee dat tot ver in de negentiende eeuw standhield. In de westerse wereld was het christendom lange tijd erg bepalend voor opvattingen over creativiteit: God als grote schepper had de mens naar zijn evenbeeld geschapen en daarmee ook de mens zijn scheppende vermogens gegeven. De mens was daarmee haast een gelijke van God. Creativiteit kon volgens sommigen worden opgevat als een goddelijke vonk. Omdat God in staat was om vanuit niets iets nieuws te creëren, werd creativiteit bij mensen als iets vergelijkbaars gezien (Runco & Albert, 2010: 5). De kunstenaar werd een Imago Dei (schepper) of alter deus (tweede god).
In taoïstische en boeddhistische culturen was dit idee van het scheppen uit het niets ondenkbaar. Taoïsten zien de wereld als een constante beweging van yin en yang die elkaar in stand houden en daarin kan niet iets ontstaan uit niets omdat er simpelweg geen eindeloze niet iets bestaat. Volgens de boeddhistische opvattingen is de wereld die wij om ons heen zien een schijnwereld, een weerspiegeling van een hogere wereld. Wanneer een mens iets maakt, dan is dat een vorm van imitatie van die hogere wereld. De boeddhistische opvattingen liggen sterk in de buurt van die van Plato, die ook geloofde dat een kunstenaar niets anders deed dan beelden uit een ideeënwereld kopiëren. De oosterse wereldbeelden hebben met name in de tijd van Plato en vanaf eind negentiende eeuw tot nu invloed gehad op het westerse denken.
Vanaf de Verlichting is het denken over onszelf veranderd en daarmee ook het denken over wat creativiteit is. Vanaf het moment dat in de Westerse wereld de Bijbel niet langer als de enige drager van de waarheid gold en waardevrij wetenschappelijk onderzoek aan terrein won, werd creativiteit verbonden aan individuele prestaties. Het is deze periode dat termen als talent en genialiteit in zwang raakten. De algemene consensus in het denken over creativiteit was dat iedereen in zekere mate ergens vaardig in kon zijn, maar dat er ook een select groepje van uitzonderingen was waarbij hun denken en doen uitsteeg boven die van de gewone stervelingen. Deze zogenaamde ‘oorspronkelijke genieën’ genoten lange tijd een haast bovenmenselijke status. (Runco & Albert, 2010: 7).
De hedendaagse, wetenschappelijke benadering van creativiteit is divers. Kozbelt, Beghetto en Runco noemen op basis van een vergelijkend onderzoek naar verschillende theorieën over en benaderingen van creativiteit tien hoofdcategorieën: Developmental, Psychometric, Economic, Stage and
Componential Process, Cognitive, Problem Solving and Expertise-‐Based, Problem Finding, Evolutionary, Typological en Systems (Kozbelt e.a., 2010: 21). Het voert te ver om al deze benaderingen hier toe te
De studie naar het proces is erop gericht in kaart te brengen welke mechanismen in werking worden gesteld wanneer het creatieve denken of een creatieve activiteit plaatsvindt. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat het proces bestaat uit verschillende fases of stappen. Een vroege omschrijving van deze fases komt van de invloedrijke sociaal psycholoog Graham Wallas. Wallas stelde in 1926 als een van de eersten aan de hand van empirisch en een vergelijkend literatuuronderzoek dat ieder creatief proces de volgende vier stappen volgt:
1. voorbereiding 2. incubatie 3. illuminatie 4. verificatie
Tijdens de voorbereidingsfase wordt een idee van alle kanten bekeken. In het hoofd wordt de grond klaar gemaakt en de zaadjes geplant. Alle intellectuele bronnen worden aangesproken om een nieuw idee te construeren. Deze fase wordt volledig bewust doorlopen en omvat het doen van onderzoek, het maken van een planning en het stappen in de juiste mindset die nodig is om verder te komen. Problemen die aan de wieg van een creatief proces staan, worden volgens Csikszentmihalyi geboren uit 1. persoonlijke
ervaringen, 2. behoeftes van een gebied of veld of 3. sociale druk (Csikszentmihalyi, 1999: 94).
Csikszentmihalyi voerde gedurende een periode van dertig jaar gesprekken met tientallen mensen met een creatief beroep waaronder ook een aantal auteurs. Hoe hij die gesprekken heeft geanalyseerd, welke methodologie hij heeft toegepast, wordt in zijn boek niet altijd duidelijk. Voorbeelden lijken willekeurig te zijn gekozen en passen soms wel erg gemakkelijk bij zijn theorie. In zijn hoofdstuk ‘Het gebied van het woord’, dat gaat over creativiteit bij auteurs beschrijft hij een aantal auteurs, zoals de dichter Mark Strand. Op basis van het portret dat van Strand wordt geschetst wordt onder meer gesteld dat een auteur leeft volgens een bepaald patroon en dat dichters het leven beschrijven zonder enige pretentie. Maar of en hoe Strand representatief is voor alle dichters, wordt niet duidelijk. Ondanks dat er veel kanttekeningen zijn te plaatsen bij het werk van Csikszentmihalyi is hij wel een van de invloedrijkste theoretici van dit moment op het gebied van creativiteit en zijn er geen alternatieven die een aannemelijker beeld schetsen. In zijn teksten komt sterk naar voren dat het oplossen van een probleem een sterke motivator is om creatief te gaan denken. Met andere woorden: de voorbereidende fase binnen een creatief proces wordt in gang gezet door een persoonlijk probleem, een probleem van buitenaf of door sociale druk/verwachtingen die anderen stellen aan een persoon.
thought, even if we succeed in observing it, is not necessarily ‘natural.’ The subject-‐matter, again, even of our least conscious thought is mainly derived from past experience, and is deeply influenced by intellectual and emotional habits; and thought at all grades of consciousness makes large use of language with its innumerable acquired associations.’ (Wallas, 1926: 69) Op basis van eerder opgedane ervaringen en kennis worden er onbewust associaties gemaakt en het zijn deze associaties waarin vaak de oplossing voor een probleem gevonden wordt. Tegelijk worden ook associaties onderzocht die niet geschikt zijn als oplossing voor een probleem. Omdat er ideeën en oplossingen tegen elkaar worden afgewogen, spreekt Wallas van een interne dialoog. Wallas geeft voor een succesvol verloop van de incubatiefase het advies om gelijktijdig bezig te gaan met een reeks losstaande problemen die opzettelijk niet allemaal worden opgelost. Telkens wordt een nieuw probleem onderzocht en pas in een later stadium worden alle afzonderlijke problemen één voor één opgelost. Het is een methode die Wallas heeft gebaseerd op eigen ervaringen en waarvoor hij in zijn boek The Art of Thought (1926) geen uitvoerige onderbouwing geeft. De derde fase is die van een plotseling inzicht of illuminatie. Verschillende denkrichtingen komen bij elkaar en het is alsof het licht plots gaat schijnen en de best mogelijke oplossing voor een probleem zich aandient. Deze fase is volgens Wallas moeilijk te sturen met een directe inspanning. Aan de andere kant is het niet een volledig willekeurige fase: ‘the final “flash”, or “click” is the culmination of a successful train of association, which may have lasted for an appreciable time, and which has probably been preceded by a series of tentative and unsuccessful trains. The series of unsuccessful trains of association may last for periods varying from a few seconds to several hours’ (Wallas, 1926: 107).
De vierde en laatste fase is die waarin een nieuw idee of concept wordt getoetst op kwaliteit en bruikbaarheid. Het is ook in deze fase waarin een idee wordt omgesmeed naar een vaste vorm. De verificatiefase wordt bewust doorlopen: er worden keuzes gemaakt, er wordt met aandacht, wilskracht en discipline gewerkt. De vier fases zijn duidelijk van elkaar te onderscheiden, maar lopen tijdens een creatief proces door elkaar. Hierover zegt Wallas: ‘It must always be remembered that much very important thinking, done for instance by a poet exploring his own memories, or by a man trying to see clearly his emotional relation to his country or his party, resembles musical composition in that the stages leading to success are not very easily fitted into a “problem and solution” scheme’ (Wallas, 1926: 93).
illuminatie maar over het genereren van oplossingen. De keuze hiervoor maken Cropley en Cropley vooral omdat ze de term incubatie zien als een metafoor die een verkeerde associatie oproept van een oplossing die plots uit het niets komt opdagen.
Fase Proces Resultaat Motivatie Persoonlijkheid
voorbereiding -‐ identificeren probleem
-‐ doelen stellen -‐ convergerend denken -‐ eerste activiteit -‐ algemene kennis -‐ specifieke kennis -‐ drijfveer probleem oplossen (extrinsiek) -‐ hoop op winst (extrinsiek)
-‐ kritische houding -‐ optimisme
informatie -‐ leren -‐ onthouden
-‐ convergerend denken -‐ focus specifieke kennis -‐ rijke toevoer cognitieve elementen -‐ nieuwsgierig -‐ voorkeur complexiteit -‐ hard willen werken -‐ winst willen
-‐ aanwezigheid van kennis
-‐ bereid om te selecteren en beoordelen
genereren -‐ divergerend denken -‐ associaties maken
-‐ netwerk bouwen
-‐ ideeën -‐ vrij van beperkingen -‐ toelaten ambiguïteit -‐ ontspannen -‐ fantasie toelaten -‐ non-‐conformistisch -‐avontuurlijk
illuminatie -‐ herkennen van een veelbelovend idee -‐ nieuwe ideeën -‐ intuïtie -‐ wegnemen
spanning
-‐ sensitief -‐ open -‐ flexibel
verificatie -‐ check van relevantie en
effectiviteit idee -‐ passende oplossing -‐ aantonen relevantie en effectiviteit -‐ verlangen naar afronding
-‐ wens kwaliteit te leveren
-‐ goed gevoel voor realiteit
-‐ zelf kritisch
communicatie -‐ afronden -‐ verzamel feedback -‐ werkbaar product -‐ kan
gecommuniceerd worden met anderen
-‐ verlangen naar erkenning (intrinsiek) -‐ verlangen lof -‐ vol zelfvertrouwen -‐ zelfstandig -‐ vertrouwen op overtuigingen
validatie -‐ beoordeel relevantie en
effectiviteit -‐ erkenning van product door relevante mensen -‐ gedreven door erkenning -‐ gedreven door meesterschap -‐ volhardend -‐ flexibel
Afb. 4 De zeven creatieve fases van Arthur en David Cropley.
Bovenstaand schema is vertaald en overgenomen van een paper van John Munro.