Alleen mensen zonder fantasie vluchten in de realiteit
VI. Uitwerking interview Anne Feddema
MT = Merlijn Torensma AF = Anne Feddema
Het interview met Anne Feddeman vond plaats op 25 maart 2015 in zijn atelier en werkkamer in zijn woning aan de Noordvlietstraat in Leeuwarden.
De opmerkingen tussen de dubbele accolades zijn de opmerkingen die door de onderzoeker zijn genoteerd tijdens het uitvoeren van de interviews. Al tijdens het uitwerken van de transcripten is een eerste analyse gemaakt: relevante uitspraken zijn onderstreept om later gemakkelijker terug te vinden. Daarnaast zijn de uitspraken gepolijst weergegeven, wat wil zeggen dat versprekingen en herhalingen zijn weggelaten. Uitspraken die niets van doen hadden met het onderwerp van deze scriptie zijn weggelaten, al is wel in het transcript aangegeven waar dat is gedaan en welk onderwerp werd besproken.
MT: Je hebt hier altijd klassiek op staan?
AF: ‘Ja, er is altijd klassieke muziek. Ook wel eens wat jazz. Het is een continue flow, dat vind ik interessant. Soms ga ik zelf ook wat spelen.’
{{OMGEVING: MUZIEK, GEEN ABSOLUTE RUST}}
MT: Uitleg over het onderzoek en verschillende soorten onderzoek die er naar creativiteit zijn gedaan.
AF: ‘Ik denk dat in de basis ieder mens creatief is en ermee uitgerust is om zaken op te lossen. Als je iets kunt oplossen dan ben je al creatief. Ik zie het niet in disciplines. Alles wat een ander beter kan, daar kan ik bewondering voor opbrengen: in Groningen zag ik eens mannen TL-‐buizen uitwisselen en de ene draaide ze eruit en gooide ze van een hoge ladder naar beneden en de ander pakte ze uit de lucht. Dat vereist een houding, oefening. ik heb daar enorme bewondering voor.’
MT: Je zegt: iedereen heeft het, je kan het oefenen. Anderen zeggen dat het ingefluisterd wordt of dat het een goddelijk talent is?
AF: ‘Ik denk dat het iets anders is. Als je al adjectieven als heilig wilt gebruiken, dan moet het eventuele talent je zo raken dat je het ook de hele tijd gebruikt. De drijfveer is veel belangrijker: je kunt nog zo creatief zijn, maar als je het niet kunt opbrengen het om te zetten dan heb je nog niks. Als je verlamd wordt door depressies of andere externe invloeden zoals ziekte, dan houdt het praktisch op. Er moet een zekere obsessie en monomanie zijn.’
MT: Waar komt het bij jou vandaan dat je überhaupt iets wilt maken?
AF: ‘Dat is moeilijk. Om daar antwoord op te geven, moet je teruggaan tot de kern: was ik altijd al zo? Waarschijnlijk wel. Ik heb altijd wel verhaaltjes geschreven en ik zat vroeg bij iemand met een piano te onderzoeken hoe dat instrument werkte, geïnteresseerd door die klanken. Dat is allemaal nog nieuwsgierigheid. Waardoor het gevoed wordt dat ik zelf een instrument wilde? Op een gegeven moment kwam er een gitaar en die heb ik niet na een paar dagen aan de muur gehangen als een object.’
MT: Er zit verschil tussen nieuwsgierigheid en de wens zelf iets te maken?
AF: ‘Dat had ik wel meteen. Bij alles was ik heb, denk ik niet dat ik een virtuoos werk van anderen ga uitvoeren. Met piano ben ik ook niet goed trouwens, al had dat met veel oefenen wel gekund. Ik ben meteen weg en hoor hele andere dingen: dat gevoel is sterker dan mijzelf.’
MT: Wat is dat dan dat horen van dingen?
AF: ‘In die klanken wil ik meteen iets bouwen dat ergens anders bij past. Ik heb ook altijd gehad dat ik op bestaande stukken tegengestelde melodieën floot. Van de week gebeurde het nog: ik hoorde het slotakkoord van Die Winterreise en toen dacht ik dat als je alleen dat slotakkoord tien keer achter elkaar doet – het gaat niet om of het nieuw is of nooit door een ander gedaan – toen kreeg ik ideeën voor een collage suite die toch wezenlijk anders is dan alleen maar samples te gebruiken. Dat ik dit bedacht, gebeurde in een seconde of twee. En dan betrap ik mezelf erop, dat het gewoon sterker is, dat er iets is om vorm te geven. Het heeft te maken met praktische, snelle inzetjes. Creativiteit in de brede zin. Ook een teken van creativiteit is dat als ik zaken die me niets zeggen, dat de creativiteit voor gaat.
Ik heb ook geluk gehad omdat ik aangenomen werd op Ateliers 63 in Haarlem, ik zat meteen bij een soort crème de la crème van Nederlandse kunstenaars. Het was een kweekschooltje voor supertalenten… Je moet maar net op de tijd gevoed worden met dingen, met dat anderen ook vinden dat je goede kunst maakt. Er zijn zoveel mensen die hebben talent, maar die doen heel erg hun best maar het is ’t niet… of anderen zien het niet. Je moet jezelf kunnen oppeppen, opstaan als je klappen hebt opgelopen.
Op Facebook vindt iedereen zichzelf en elkaar geweldig. Daar zie ik ook wel kunst voorbij komen en dat is dan weer het zoveelste grijze landschapje. Er zit dan helemaal geen gevaar in, je moet wel dingen zoeken die schuren en wringen.’
{{NIET BEWUST VANAF HET BEGIN SPANNING OPZOEKEN< GEBEURT INTUÏTIEF}}
MT: Zoek jij bewust dingen op die schuren en wringen?
AF: ‘Dat is de enige basis om met iets te komen dat niet gehoord of gezien is.’
MT: Dat speelt in je achterhoofd altijd mee?
AF: ‘Ja, nee. De omgeving interesseert me totaal niet. Maar het moet voor mezelf niet ergens ondergebracht worden. Bij mijn talent weet ik heel goed of ik het eerder heb gezien. Als het teveel ergens op lijkt, dan ban ik het rigoureus aan. Wat heb je eraan dat het lijkt op iets anders.’
MT: Ik geloof niet dat de buitenwereld je koud laat.
AF: ‘Als ze het goed vinden, dan vind ik dat wel prettig. Dat ze er iets uithalen dat ik erin heb gestopt ook, dat is misschien wel zo.
Ik maak wel onderscheid tussen de amateurhouding voor creativiteit en… Als je er niet dag en nacht mee bezig bent, je doet het erbij, dan zeg ik niet dat het niks en nooit iets zal zijn, maar er komt wel een houding bij.’
MT: Wat voor houding?
AF: ‘De drang om iets te uiten. Tegenwoordig hebben steeds meer mensen iets te uiten, denken ze, maar die werken in een amusementsindustrie. Dat is gewoon uitvoerend werk. Als je honderd soapafleveringen
maakt, dan neem je iedere keer wat er al is. Ga je wat anders doen – ookal zou je dat kunnen – dan mag dat niet. Die houding is iets waar je voor kiest.’
MT: Schrijf je gedichten achter de computer?
AF: ‘Dat doe ik vaak nog met de hand. Proza schrijf ik direct. Ik had er nu een voor gezet (op de computer), dan kan het best zijn dat ik hier doorschrijf of dat ik beneden verder ga.’
MT: Waar werk je nu aan?
AF: ‘Een klassiek griezelverhaal. Er is een schip dat naar Spitsbergen vaart, er is een hele voorgeschiedenis waarbij ik de ouders van een jongen eerst introduceer, het is wat lovecraft achtig. Ik wilde een genreverhaal schrijven, echt zo’n vertelverhaal waarbij je door wilt lezen.’
MT: Hier ben je net aan begonnen?
AF: ‘Ik was er al aan begonnen voordat het boek uitkwam, maar ik heb de tijd niet gehad het af te maken. Dat wil ik nu wel doen.’
MT: Er staat al een titel boven?
AF: ‘Ja, Expeditie naar Spitsbergen.
Het is moeilijk waar dit verhaal begint. Het is als een paraplu die zich ontpopt in het hoofd. Je moet niet vergeten dat er een traditie in zit. Edgar Allan Poe.’
MT: Begint het met een idee dat je binnen een bepaald genre wilt schrijven?
AF: ‘In dit geval wel. Een beetje gothic sfeer, iets van 1880, een schip dat alleen ronddobbert op zee. Ik weet niet wat ik met het schip doe, dat vaart heen en weer.
Je moet ideeën kunnen scheiden. Daarom is het makkelijk om je bezig te kunnen houden met drie disciplines. Ik zit daar… ok dat heb ik geleerd: schrijven doe ik daar, als ik daarheen loop doe ik wat anders en dáár doe ik weer wat anders.’
MT: In het atelier heeft elk hoekje een ander doel?
AF: ‘Ja, of ik loop naar beneden en dan ga ik aardappels schillen. Dan doe ik dat. Dat kijken in iemands brein is gevaarlijk: iedereen heeft een geïnstitutionaliseerd en gekanaliseerd denkvermogen wat van pas komt in hetgeen die persoon doet op dat moment. Dat ik toevallig de tijd heb om dat allemaal te doen, dan kan ik ook creatief zijn. Daar heb ik de ruimte voor.’
MT: Werk jij aan een stuk door?
AF: ‘Nee hoor, maar ik wil het nu wel afmaken deze week. Het wordt zo’n vier a vijf pagina’s. De ontknoping weet ik vaag.’
MT: Zit er verschil tussen schilderen en schrijven?
AF: ‘Ja. Algemeen gezien doe ik aan kleur, compositie en bij een schilderij begin ik met een zekere spontaniteit die ik begin in te dammen. Ik heb nu het concept ‘mijn tuin’ en dan moeten er bepaalde dingen in komen, zoals de katten. Ik kan ze er niet uitlaten. De vraag is telkens of iets nodig is of niet.’
MT: En bij schrijven?
AF: ‘Dat gaat me veel makkelijker af. Daar zit een andere continuïteit in. Als ik ergens voor heb gekozen, zal ik later er niet heel ontevreden over zijn. Met schilderen wel. Schilderen is heel veel wachten, zeker als je met olieverf werkt want dat is nat. Er is een balans van fysieke elementen, motoriek en spontaniteit die je niet altijd kunt voortzetten. De olieverf dwingt je na te denken over een handeling. Creativiteit staat dan niet stil.’
{{VERSCHIL TUSSEN SCHILDEREN EN TEKST: MATERIAAL MEDEBEPALEND}}
MT: Dat schuren en wringen, kun je daar meer over vertellen?
AF: ‘In het schilderen zoek ik nooit naar makkelijke paden Ik zoek iets dat dwars is, dat houdt mij bij de les. Dat is bij muziek ook, zeker voor de luisteraar stop ik er iets dat wringt of schuurt of onverwacht is of een sterkere uitdrukking van het vorige. Bij het schrijven gebeurt dat ook wel, maar daar zit ik anders voor: de hele houding is anders. Je schrijft rustig, niet als een concertpianist stijf op een kruk voor zijn publiek.’
MT: Weet jij de clou van een verhaal pas als je het hebt geschreven?
AF: ‘Soms. Er is wel eens een aanleiding, een woord. Ik denk dat als je de methodiek al een beetje in de kop hebt, dan heb je met een paar begeleidende woorden genoeg. Als je weet van spanningsbogen, dan zie je snel al het hele verhaal. Soms moet je wel een strak schema uitzetten: je hebt een paar goede ideeën als kapstokjes waar stambomen uit voortkomen. Schrijven is als vertakkingen en bewegingen.’
MT: Je geeft muziekles. Als je schrijfles moest geven, hoe zou je dat doen?
AF: ‘Dan zou ik heel strak iets helders neerzetten. Ik zou de helderheid voor alles neerzetten. Ik zou meegeven dat je dicht bij jezelf moet blijven, gebruik dingen uit je eigen omgeving of jeugd.’
MT: Is het methodisch te maken?
AF: ‘God ja, er zijn schrijversvakscholen. Men kan je vanuit de praktijk wijzen op valkuilen. Bijvoorbeeld dat je te lang doorgaat op iets, dat het geen effect heeft. Het komt terug bij de houding dat je het moet willen, dat je er dingen voor op wilt geven, dan kom je er op de een of andere manier ook wel. Als je echt wilt, dan lukt het. Dan ga je dood en heb je een koffer romans, maar dan heb je het wel gedaan.’
{{ METHODE BLIJFT ONDUIDELIJK}}
MT: De theorie zegt dat elk creatief product ontstaat in zeven fases. Herken je deze fases?
AF: ‘Voor mij zijn die twee laatste fases het minst relevant. Wel wil ik weten wat ze vinden van het eindproduct, maar alleen bij mensen die uit dezelfde discipline komen. Het gaat kriskras. Er is nog een factor: rust. Je moet werkelijk alles vrij maken om een werk te kunnen maken. Je moet geen verslaving hebben: je kunt nog zo creatief zijn, maar een verslaving is een bedreiging. Het is een grote onrustbrenger. Of je nou zuipt of coke snuift, uiteindelijk gaat het niet goed. Die onrust die je nodig hebt bij de oriëntatie, die heb je dan namelijk niet. Als je een gitaar hebt waar je op ramt, dat kan, maar dan ben je ook snel opgebrand.’
MT: Er zijn vooral muzikanten die geloven dat het erbij hoort?
AF: ‘Ik denk dat ze het uiteindelijk helemaal mis hebben. Als je continuïteit wilt geven… Maar ja, dan kom je op heel andere gebieden zoals zelfvernietiging om wat voor reden dan ook. Denk aan erfelijke belasting.
Voor mij geldt dat als er geen rust is, dan kan ik alles wel vergeten. Geen andere zaken aan je kop. Die zijn er wel, zoals de belastingaangifte, maar die heb ik onder controle. Dat concretiseer ik, zweeft ergens boven. Daar besteed ik elke dag een uurtje aan. Dat moet ik wel zo doen, anders heb ik geen tijd. Ik moet ook dom om me heen kunnen kijken: schilderijen moeten niet te lang blijven hangen. Als je maar lang genoeg wacht, maak je weer een nieuwe ingreep en dan ben je soms nog verder van huis. Picasso zei al: schilderen is vernietigen. Dat is ook zo tot er iets komt. Je onderbewuste weet misschien dat er nog meer in zit.
De agressie is wel nodig. De energie die ik over heb, die zet ik om daar in om. Voor zover ik daar iemand daarbij beschadig, dan ben ik het zelf. De energie van een voetbalhooligan of van mij is hetzelfde. Ik ga uit van een positieve energie. Hoewel, ik ken een humeurigheid en een donkere kant. Het is een bewuste keuze geweest…’
Anne Feddema weidt uit over verschillende soorten agressie, of keuzes in de schilderijen en het zoeken naar balans in compositie.
MT: Is die balans er ook in het schrijven van teksten?
AF: ‘Die balans is er wel. Ik heb nu een verhaal opgestuurd naar een blad en daar heb ik ervoor gekozen om het in een totale over the top apotheose te brengen. Een rustig begin en dan een einde dat helemaal uit de hand loopt. Bij andere verhalen is dat hoe dan ook zo. Het hoeft niet, je kunt experimenteel schrijven. Omwille van de dramatische verloop is er nu eenmaal iets dat werkt. Een open einde mag ook, als dat bijdraagt aan het dramatische verloop. Dus dan kun je het met een enorme knal uit elkaar laten spatten. Het is kunstmatig, maar dat is ook goed: het is kunst en het kan ook niets anders zijn. Het is een weerspiegeling van wat dan ook. Dat moet je voelen, weten en ervaren. Je hebt de theoretische kant waar je van doordrongen moet zijn, maar je moet ook voelen en iets doorvoelen. Tuurlijk loop ik langs dezelfde paadjes als anderen – ik kan ook niet anders om iets voort te brengen. Bij het schrijven gebruik ik mijn vingers om te toetsen, maar verder is het heel vergeestelijkt. Muziek is ook veel fysieker. Er is een ander contact. Het werkelijk muziek maken, denken in muziek dat activeert mij ongelofelijk meer dan schrijven of schilderen. Ik merk dat er een ander soort intrinsiek enthousiasme opkomt dan de andere twee bezigheden die veel meer in het hoofd afspelen. De dynamiek en interactie is wezenlijk anders.’
MT: Worden jouw vaardigheden meer uitgedaagd?
AF: ‘Waarschijnlijk gebeuren er op meerdere bewustzijnsniveaus dingen die op mij werken. Schilderen is bedachtzamer. Op de gitaar is het resultaat meteen te beluisteren. Natuurlijk kan ik een woord neerzetten – en bepaalde poëzie komt daar dichterbij – maar in de kern weet ik dat het bij muziek anders is. Ik heb een jongen waar ik gitaarles aan geef en als hij iets speelt dat ik heb bedacht, dan merk ik toch dat het een hele andere soort appetizer is.’
{{FYSIEK, DIRECT CONTACT}}
MT: Hoe kom je bij het schrijven in een flow?
AF: ‘Dat is bedachtzamer, rustiger. Daar sta ik niet bij te springen en te dansen en heb ik niet een soort voldoening voel die is gekoppeld is aan blijheid. Dat heb ik alleen wanneer ik iets voordraag. Dat is de enige manier waarop ik er iets aan zou kunnen hebben. De fysieke en snelle prikkels van muziek, de losse noot en toon triggeren mij wezenlijk meer.’
MT: Heb je die muziek ook nodig om te schrijven?
AF: ‘Nee, dat heb ik niet. Het is niet zo als bij Simon Vestdijk dat er een stofzuiger aan moet staan of zo. Het stoort me ook niet snel, maar het moet niet te hard staan. De zekere concentratie die nodig is, moet niet verstoord worden. Je creëert toch een zekere omstandigheid waar je je een beetje prettig bij voelt.’
MT: Het kan ook helpen om niets te eten.
AF: ‘Nou, hongerkunstenaars. Dat is iets dat heb ik gemerkt. Als ik geen calorieën en zeker geen suiker heb gehad, dan functioneer ik absoluut beter. Je kunt zeggen dat het me tussen de oren zit. Als ik iets eet, heb ik bijna nergens meer zin in. Het is net als met het Romeinse Rijk en andere rijken: zodra er meer suiker aan te pas komt, gaat het heel snel achteruit.’
MT: Volgens een bepaalde theorie ben je voldaan nadat je hebt gegeten en hoef je dus niets meer.
AF: ‘Precies, absoluut. Dat gevoel heb ik ook sterk. Daarom zit ik flink op een sportschool. Ik probeer drie keer per week te trainen en dan pep ik mezelf op.’
MT: Daarna ga je meteen schilderen of schrijven?
AF: ‘Nee, dan eerst nog boodschappen doen en andere dagelijkse beslommeringen. Het gekke is dat ik daarmee ook moet oppassen, want dan heb ik vaak geen zin meer. Schrijven gaat dan wel het makkelijkste. Als ik hier wel de hele tijd ben, uren achter elkaar, dan wil ik ook wel eens in een andere ruimte zijn. Dat kan omdat ik aan huis werk. Het schrijven neem ik heel makkelijk mee, maar met de olieverf bezig moet toch hier.’
MT: Hier heb ik nog een ander plaatje en dat gaat over flow. Dat kan op verschillende manieren