• No results found

Toetsing en examinering Uit de interviews:

Opleiding Paardenhouderij

3. Toetsing en examinering Uit de interviews:

Docenten:

Bij de meeste docenten lijkt er sprake te zijn van een integrale toetsing van dierenwel- zijnaspecten binnen de bestaande vakken/thema’s. Bij vakken die wel expliciet over dieren- welzijn gaan, wordt ook expliciet getoetst. Docenten bepalen met name zelf of en in hoe- verre zij aandacht aan het thema willen schenken. De vraag rond toetsing en examinering is niet bij iedereen aan de orde gekomen.

Teamleiders:

Dierenwelzijn wordt als apart thema, voor zover bekend bij teamleiders door de meeste docenten niet expliciet getoetst. Op één locatie worden dierenwelzijnlessen gehouden en is dit wel het geval. Tijdens de PvB en bij deelkwalificaties komt dierenwelzijn veelal indirect aan de orde en tevens in de verslagen die leerlingen daarvan maken, tenzij er zich specifieke situaties voordoen waarin expliciete aandacht voor dierenwelzijn noodzakelijk is. Niet alle locaties werken echter met PvB’s.

4.4.2 SHL-competenties voor dierenwelzijn Uit de enquêtes: Waardering van SHL-competenties. Docenten :

Alle 31 docenten hebben aangeven meerdere SHL-competenties belangrijk te vinden bij de behandeling van dierenwelzijnsthema’s.

Als belangrijkste zijn genoemd:

1. Ethisch en integer handelen (26 van 31 docenten=86,7%); 2. Vakdeskundigheid toepassen (25 van 31 docenten= 83,3%); 3. Kwaliteit leveren (19 van 31 docenten=63,3%).

4.4.3 Taken en verantwoordelijkheden van docenten en teamleiders Uit de interviews: Een overzicht van taken en verantwoordelijkheden.

A. Docenten Volgens docenten:

4  resultaten van de opleiding paardenhouder ij

66

Docenten vinden het een taak en verantwoordelijkheid van henzelf om leerlingen bewust te maken van het natuurlijk gedrag van paarden, het leerlingen leren koppelen van deze ken- nis aan praktijksituaties en daar iets mee te doen, hen bewust te maken van de eisen die de maatschappij stelt aan het houden van paarden en de politieke consequenties daarvan en hen bewust te maken van het spanningsveld tussen het natuurlijk gedrag van paarden en de eisen die bedrijven/sport aan paarden stellen. Daarnaast noemen zij het leerlingen laten ontwikkelen van een eigen mening, het laten zien hoe je met respect met paarden om moet gaan, ondermeer door het leren observeren, het voordoen, het zorgvuldig leren werken en het met leerlingen bespreken van stage-ervaringen en het geven van informatie.

Volgens teamleiders:

Drie teamleiders wijzen vooral op de individuele verantwoordelijkheid en taken van docen- ten. Docenten zijn de eerste verantwoordelijke voor het welzijn van de dieren op locatie, zij hebben de verantwoordelijkheid om dierenwelzijn in de lessen ter sprake te brengen, hen bewust en bekwaam te maken zodat zij niet alleen dierenwelzijn in theorie kennen, maar het ook kunnen toepassen in de praktijk en erover kunnen discussiëren (koppeling actualiteit en ontwikkeling), docenten moeten leerlingen realiteitszin bijbrengen; zaken in perspectief brengen voor leerlingen (bijvoorbeeld ook het besef dat ongelukken kunnen gebeuren en je niet op ieder moment alles kunt overzien). Docenten moeten leerlingen zoveel mogelijk het goede voorbeeld laten zien; dingen aanschouwelijk maken. Volgens twee teamleiders zijn taken en verantwoordelijkheden rond dierenwelzijn voor docenten niet bewust omschreven of vastgelegd. Docenten moeten vooral samen bepalen wat zij van belang vinden. Eén van hen verzucht echter: “Aan dat ‘samen’ schort het nog wel eens”.

B. Teamleiders Volgens docenten:

Op vier van de vijf locaties verwachten de docenten van de teamleiders dat zij een actieve rol spelen rond het onder de aandacht brengen van het thema dierenwelzijn bij de docenten. Dit kan tijdens vakgroepvergaderingen, het ‘voorselecteren’ van cursussen, het leggen van ac- centen, het op de agenda brengen/houden van het thema, het ‘laten’ uitwerken van het thema in een programmavoorstel, het aanwijzen van iemand die speciale inhoudelijke kennis van dierenwelzijn moet hebben. Op één locatie weten ze echter dat dit een illusie is. Als gevolg van de, in hun ogen, heersende bureaucratie en ‘angst’ voor de inspectie wordt er te weinig aan- dacht aan dierenwelzijn besteed (dierenwelzijn is geen prioriteit voor de inspectie).

Volgens teamleiders:

De meningen over de eigen verantwoordelijkheden en taken zijn verdeeld. Twee teamleiders noemen het initiëren van beleidsveranderingen, het zorgen dat de onderwijsstructuur zoda- nig is dat vernieuwingen een plek krijgen, verantwoordelijkheid voor de wijze van omgang met de dieren op locatie, het bijbrengen van realiteitszin bij leerlingen tijdens voorlichtings- dagen en intakegesprekken en het te woord staan van leerlingen, ouders, dierenbescher- ming, etc. als er vragen of klachten zijn. Twee andere teamleiders denken dat er geen taken en verantwoordelijkheden zijn met betrekking tot dierenwelzijn. Eén van hen sluit niet uit dat dat zou kunnen veranderen, de ander vindt het meer een zelfopgelegde verantwoorde- lijkheid dat dierenwelzijn een duidelijke plek in het onderwijs krijgt, omdat de locatie als taak heeft om zaken die in de samenleving van belang zijn ook de locatie binnen te halen. De laatste teamleider denkt dat er alleen verantwoordelijkheden zijn, maar geen taken rond dierenwelzijn, al is de kwestie van verantwoordelijkheid ook niet helemaal zeker. Deze team- leider geeft aan geen verstand te hebben van dierenwelzijnsaangelegenheden en tracht door gesprekken met collega’s en bezoeken aan de stallen zich daar toch een beeld van te vor- men. Als er zaken naar het idee van de docenten fout zouden lopen, dan zou de teamleider naar eigen zeggen wel in actie komen.

4.4.4 Het belang van dierenwelzijn in de opleiding Uit de interviews:

4  resultaten van de opleiding paardenhouder ij 67

4.4.4.1  de mate waarin docenten dierenwelzijn belangrijk vinden in  de opleiding

Volgens docenten:

Dierenwelzijn komt op dit moment nog het meest impliciet in de opleiding voor binnen vak- ken als huisvesting, voeding en gezondheid, maar krijgt wel meer betekenis als gevolg van media en wetgeving. Ook komt het onderwerp vaker expliciet ter sprake. Dat het een belang- rijker thema is, is te merken aan het feit dat het vaker op de agenda staat dan voorheen, er meer over gepraat wordt, er door de Minister aan de Opleidingsraad Paard gevraagd is om iets rond dierenwelzijn te ontwikkelen. Op één locatie is een werkgroep Paard opgericht die afgesproken heeft op de locatie dierenwelzijn duidelijker aan te orde te gaan stellen (inclu- sief veterinaire rapporten). Verder vinden er op de locaties voornamelijk in de onderbouw activiteiten plaats waarin dierenwelzijn meer expliciet aan de orde komt. Te denken valt aan een locatie waar leerlingen van niveau 3 en 4 een apart vak ‘Paard Natuurlijk’ krijgen. Binnen dit vak volgen leerlingen drie à vier lessen, lezen een boek dat verbonden is met de website

www.paardnatuurlijk.nl en geven zij zelf presentaties. Dit vak zou volgens de docenten ook

naar de lagere niveaus en naar de hogere klassen ‘getild’ kunnen worden. Op een andere locatie is er sinds het schooljaar 2009-2010 in de eerste klas een vak ‘Welzijn en Ethiek’. Op weer een andere locatie wordt in het eerste jaar de ‘Dierenwelzijnsnota’ behandeld.

Volgens leerlingen:

Leerlingen geven hun docenten gemiddeld het cijfer 7,4 voor de mate waarin zij denken dat docenten dierenwelzijn belangrijk vinden. De individuele cijfers variëren tussen een 6,5 en een 9. Redenen voor een hoog cijfer: “Ze [de docenten] hebben niet voor niets deze richting

gekozen”; “ze hebben er verstand van”; “ze praten erover”; “ze zouden er wel meer over zeggen, maar kunnen het niet (omdat er door de overheid is bepaald dat ze daar geen tijd voor hebben)”.

Redenen voor een lager cijfer: “de docenten houden geen rekening met het geestelijk welzijn van

de paarden” (zie onderstaande weergave van een deel van een gesprek hierover).

Uit het diepte-interview:

Leerling: “Ik vind met rijden, dat er heel veel druk op die paarden gezet wordt. Op zich is druk

niet erg, maar soms gaat het te ver. Soms gaat het ten koste van het lichaam. Al die schoolpaar- den, die hier staan, nou, de helft daarvan heeft een kronkel in zijn kop. En dat komt echt niet zomaar uit de lucht vallen”.

Interviewer: “Kun je een voorbeeld geven van zo’n kronkel? Waar moet ik dan aan denken als

een paard een kronkel heeft?”

Leerling: “Nou, ik had een schoolpaard in mijn eerste jaar. En die was er toen net pas een paar

maanden. En daar was niks mis mee. En nu staat hij hier dus al meer dan drie jaar. En die trekt zijn dekens af op stal en die staat de hele dag naar het plafond te kijken. En als hij in de stapmo- len staat, dan slaat hij de hele molen aan gort. Dat soort dingen”.

Volgens teamleiders:

Gemiddeld geven de teamleiders hun docenten het cijfer 7,3 voor het belang dat zij aan die- renwelzijn hechten. De afzonderlijke cijfers varieerden tussen 6,5 en 8. Redenen om een hoger cijfer te geven: “het wordt veel besproken”, “het wordt liefdevol besproken”, “men is doordrongen

van het maatschappelijk belang”, “het is iets vanzelfsprekends”. Redenen voor een lager cijfer:

“dierenwelzijn wordt niet prominent op de agenda gezet”, “men leeft met de waan van de dag”.

4.4.4.2  de mate waarin leerlingen dierenwelzijn belangrijk vinden in  de opleiding

Volgens docenten:

Gemiddeld geven de docenten het cijfer 5,9 voor het belang dat leerlingen aan dierenwel- zijn hechten. De cijfers variëren van 3 tot 8. Eén locatie heeft geen cijfer gegeven omdat de docenten vinden dat er een ontwikkeling zichtbaar is van het cijfer 5 in het begin van de opleiding tot 8 na de opleiding. Redenen om een hoger cijfer te geven: “ze zien ook dat

dierenwelzijn overal wel in zit; in respect tonen en rekening houden met voeding en huisvesting”, “leerlingen hebben ook oog voor het individuele paard”. Redenen voor een lager cijfer: “voor leerlingen is het een ver van mijn bed show”, “ze gaan er vanuit dat het allemaal wel goed is wat

4  resultaten van de opleiding paardenhouder ij

68

zij doen en voor het eigen paard zijn ze heel lief, maar ze zijn niet met dierenwelzijn bezig en in het begin ook niet met kosten en opbrengsten”, “om 16:00 uur houdt ‘dierenwelzijn’ op als leer- lingen weer naar huis willen”. Eén docent maakt een onderscheid tussen leerlingen van de

paardenhouderij en de paardensportleerlingen. De paardenhouders zijn meer zorgzaam, de ‘sporters’ denken meer in termen van kosten en baten.

Volgens teamleiders:

Teamleiders geven de leerlingen gemiddeld het cijfer 6,6. De afzonderlijke cijfers liggen tus- sen 4,5 en 7,8. Redenen om een hoger cijfer te geven: “Ze worden er op dagelijkse basis meer

mee geconfronteerd”, “spreken met hart en nieren over hun paard”. Redenen om een lager cij-

fer te geven: “De belevingswereld van de leerling is erg gericht op het gebruik van het paard. Wel-

zijnsvraagstukken vragen meer visie en de mogelijkheid om het te overdenken”, “aan het begin van de opleiding vinden leerlingen alles zielig en als ze weggaan, is er meer oog voor andere zaken erbij zoals het economisch belang”.

4.4.4.3  de mate waarin teamleiders dierenwelzijn belangrijk vinden in  de opleiding

Volgens docenten:

Gemiddeld geven de docenten hun teamleiders een 7,8. De cijfers varieerden van een 7 tot een 9. Twee locaties konden geen cijfer geven. Eén locatie wilde geen cijfer geven omdat de teamleider geen verstand heeft van het thema, maar de docenten wel alle medewerking verleent. De ander omdat de ‘echte teamleider mbo’ geen taak heeft rond dierenwelzijn. Redenen voor een hoog cijfer: “de teamleider heeft kennis van het thema”; “de teamleider is

zich bewust van het thema”; “de teamleider vindt het een heel belangrijk thema”; “de teamleider vindt het onderzoek naar dierenwelzijnseducatie in mbo groen belangrijk”. Redenen voor kritiek:

“het duurt alleen wel lang voor er iets gebeurt”; “het onderwerp staat nooit op de agenda”. 4.4.5 Visievorming en formalisering

Uit de interviews: De ontwikkeling van een gezamenlijke visie op dierenwelzijn en de formalise-

ring ervan.

Teamleiders zijn gevraagd of er op hun locatie een gezamenlijke visie op het thema dieren- welzijn is ontwikkeld en of er sprake is van formalisering nu of in de toekomst. Aan docen- ten is gevraagd in hoeverre dierenwelzijn in de opleiding geformaliseerd is.

Docenten:

Momenteel is er weinig sprake van formalisering van aandacht voor dierenwelzijn in the- orielessen, praktijklessen en stages. Uitzondering vormen vakken als ‘Paard natuurlijk’ en ‘Welzijn en Ethiek’ op twee locaties. Deze vakken nemen echter een kleine positie in binnen de opleiding als geheel. Er wordt wel gewerkt aan de herformulering van twee opleidingen waarin dierenwelzijn een grotere rol krijgt.

Teamleiders:

Eén locatie is bezig een visie te formuleren. De stap daartoe is gezet door de directeur van de locatie die een werkgroep ‘Paard’ heeft ingesteld. Als eerste inventariseert deze werk- groep hoe de paarden worden ingezet, welke materialen er allemaal gebruikt worden en welke dilemma’s er spelen. Twee teamleiders geven aan dat er geen visie op dierenwelzijn is en er momenteel ook geen plannen toe zijn (al wordt het nergens uitgesloten dat het er ooit zou kunnen komen). Een andere teamleider geeft de voorkeur aan een meer pragmatische aanpak. Het nadeel van een visie is volgens deze teamleider dat een visie de lading nooit dekt en zolang mensen met elkaar door een deur kunnen, is een (vastgelegde) visie niet no- dig. Twee teamleiders weten niet of er een gezamenlijke visie is rond dierenwelzijn op hun locatie, maar één van hen vindt het wel een ‘eyeopener’ om er aandacht voor te vragen. Twee locaties lijken voorop te lopen als het gaat om het formaliseren van dierenwelzijn in het curriculum. Op één locatie worden dierenwelzijnslessen gegeven (maar de teamleider weet niet in welk jaar). Op de vierde locatie is de formalisering nog in een beginstadium van inventarisatie. Bij de laatste locatie wordt er niet over nagedacht.

4  resultaten van de opleiding paardenhouder ij 69

4.5

Dierenwelzijn in lessen en stages

4.5.1 Aandacht voor dierenwelzijn in de lessen Uit de enquêtes:

Docenten en leerlingen: De impliciete/expliciete manier waarop aandacht aan dierenwel-

zijnsthema’s wordt besteed in theorie- en praktijklessen

Er is een groot verschil van mening tussen leerlingen en docenten over de manier waarop dierenwelzijn in de theorielessen behandeld wordt, zoals Figuur 14 laat zien. Van de 27 do- centen besteden 14 met name impliciet aandacht aan dierenwelzijn en 11 docenten zowel impliciet als expliciet. Eén docent behandelt (vrijwel) geen dierenwelzijnsthema’s in de theorielessen. De docenten zijn significant vaker van mening dat er voornamelijk impliciet, dan wel een combinatie van impliciet en expliciet aandacht besteed wordt aan dierenwelzijn (χ²=20,26; df=3; p=0,00). Het merendeel van de leerlingen (75 van 81 leerlingen= 92,6%) is van mening is dat de aandacht voor dierenwelzijn met name impliciet is. Deze mening komt significant vaker voor dan je op basis van toeval zou verwachten (χ²=128,00; df=2; p=0,00). De leerlingen en docenten verschillen significant van mening over de manier waarop dieren- welzijnsthema’s in theorielessen besproken worden (χ²=28,05; df=3; p=0,00). Leerlingen ervaren de behandeling van het thema dierenwelzijn overwegend impliciet.

Figuur 14 laat ook zien dat de manier waarop dierenwelzijn in de praktijklessen behandeld wordt een grote gelijkenis vertoond met de ervaren behandeling van dierenwelzijn in de the- orielessen. Ook hier zijn de docenten daarin meer verdeeld dan de leerlingen; 13 van de 26 docenten (50%) besteden zowel impliciet als expliciet aandacht terwijl 10 docenten (38,5%) dierenwelzijn vooral impliciet behandelen. De docenten zijn significant vaker van mening dat er impliciet dan wel een combinatie van impliciet en expliciet aandacht besteed wordt aan dierenwelzijnsthema’s (χ²=16,15; df=3; p=0,00). 70 van de 80 leerlingen (87,5%) zijn van mening dat er vooral impliciet aandacht is voor dierenwelzijn in de praktijklessen. Deze keuze berust niet op toeval (χ²=167,70; df=3; p=0,00). De docenten lijken13 in hun mening

significant van de leerlingen te verschillen over de wijze waarop dierenwelzijn in de praktijk- lessen behandeld wordt (χ²=151,36; df=3; p=0,00).

Docenten en leerlingen: Inschatting tijdsbesteding dierenwelzijnsthema’

De ingeschatte tijdsbesteding aan dierenwelzijnsthema’s in theorielessen loopt bij docenten uiteen van 0 tot >25%, twee docenten noemen 50<100%. Het gemiddelde percentage ligt

13 Bij de significantiebepaling zijn vijf cellen (63,5%) lager dan 5, waardoor de uitkomst bij een grotere onderzoeksgroep kan afwijken.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 Expliciet Impliciet

Combinatie (Vrijwel) niet

Expliciet Impliciet

Combinatie (Vrijwel) niet

Theorieles Praktijkles Percentage

Opleiding Paardenhouderij

Leerling Docent Figuur 14

Behandeling van het thema dieren welzijn in theorie- en praktijklessen van de opleiding Paardenhouderij volgens leerlingen en docenten

4  resultaten van de opleiding paardenhouder ij

70

bij de docenten op 15-20%. Volgens de leerlingen wordt er, met een het percentage uiteen- lopend van 0 tot 25% en een gemiddelde van 10-15%, minder aandacht aan besteed. Het verschil tussen de docenten en leerlingen is significant (MWU=833,50; Z=-2,647; p=0,008). Figuur 15 laat zien dat de meningen over het percentage lestijd dat in de praktijklessen aan dierenwelzijnsthema’s wordt besteed bij docenten uiteenloopt van 5 tot >25%, terwijl dit de bij leerlingen uiteenloopt van 0 tot >25%. Het gemiddelde percentage ligt bij de 26 docen- ten op 15<20%, maar bij de 78 leerlingen lager namelijk op 10<15%. De verschillen tussen de 26 docenten en 78 leerlingen zijn significant (MW=603,50; Z=-3,438; p=0,001).

4.5.2 Hoe docenten les geven Uit de interviews:

A. Tijd voor dierenwelzijn

Docenten: Inschatting eigen tijdsbesteding aan dierenwelzijn in de les

De schattingen van de hoeveelheid lestijd die de geïnterviewde docenten naar eigen zeggen besteden aan dierenwelzijn lopen uiteen van 5-10% (2x), 10% (1x), 20-25% (2x) tot 100% (1x), afhankelijk van hoe groot de docent het impliciete deel inschat. Eén persoon kon hier- op niet antwoorden.

B. Belangrijke (deel)thema’s, werkwijzen en materialen