• No results found

Belang van Dierenwelzijn Leerlingen

Belang van Dierenwelzijn Leerlingen

Dierverzorging Paardenhouderij

Paraveterinaire ondersteuning Veehouderij

1 = DW belangrijk, belang wel overdreven 2 = Dieren natje en droogje al heel goed

3 = DW problemen relevant en verdienen meer aandacht 4 = In belang dieren meer moeite om DW problemen op te lossen

Figuur 47

Het belang van dierenwelzijn volgens leerlingen van de vier mbo- dieropleidingen

7  vergelijking van de vier opleidingen

166

C3: Belang/waarde van dierenwelzijn [stelling] Uit de enquête:

De leerlingen Veehouderij hebben grotendeels een andere mening over de waarde van dierenwelzijn dan de leerlingen uit de andere opleidingen. Is ruim 70% van de leerlingen Veehouderij van mening dat dierenwelzijn wel belangrijk is, maar op dit moment wel over- dreven wordt, uit de andere opleidingen is minimaal 49% van de leerlingen van mening dat in het belang van de dieren veel meer gedaan zou mogen worden om dierenwelzijnsproble- men op te lossen.

7.3.3 Algemene stand van zaken

A: Het belang van dierenwelzijn in de opleiding

A1: De mate waarin docenten dierenwelzijn belangrijk vinden in de opleiding (volgens leer- lingen)

Uit de interviews:

Leerlingen Veehouderij zijn het meest tevreden over hun docenten en geven hen gemiddeld een 8 (afgerond). Wat het meest gewaardeerd wordt, is dat docenten hen meegeven dat zij het visitekaartje van de opleiding zijn, dat de docenten zelf doorgaans een link hebben met het boerenbedrijf en dat zij gericht zijn op nieuwe ontwikkelingen in de opleiding.

Leerlingen Dierverzorging, Paardenhouderij en Paraveterinair geven hun docenten allen gemiddeld een 7 (afgerond).

Leerlingen Dierverzorging waarderen het het meest als dierenwelzijn in de opleiding is op- genomen, als docenten het er altijd over hebben en weten hoe ze er les in moeten geven. Leerlingen Paardenhouderij waarderen het als de docenten verstand van zaken hebben, waarderen het feit dat de docenten voor het vak gekozen hebben, wat impliceert dat zij be- lang hechten aan dierenwelzijn, waarderen het praten over dierenwelzijn en dat zij laten zien dat zij meer over dierenwelzijn zouden willen vertellen, maar dat daar binnen de beschik- bare tijd geen ruimte voor is. Leerlingen Paraveterinair tenslotte waarderen de inzet van de docenten om de leerlingen zo goed mogelijk te leren wat niet goed is voor een dier, de wijze waarop theorie in praktijk wordt gebracht en dat zij uit kleine handelingen en hoe vaak er over gepraat wordt, ook zien dat de docenten het goed met de dieren voor hebben en dat zij tips geven voor een goede omgang met diereigenaren.

7.3.4 Dierenwelzijn in lessen en stages A: Aandacht voor dierenwelzijn in de lessen Uit de enquête:

A1: de impliciete/expliciete manier waarop aandacht aan dierenwelzijnsthema’s wordt be- steed

Zowel binnen als tussen de opleidingen zijn de leerlingen grotendeels van mening dat die- renwelzijnsthema’s impliciet in de theorielessen dan wel praktijklessen behandeld worden. Bij praktijklessen Paraveterinair liggen de meningen iets anders, namelijk rond 40% zegt impliciet dan wel een combinatie van impliciet en expliciete aandacht. Daarnaast geeft bijna 20% van de leerlingen Paraveterinair aan dat er (vrijwel) geen aandacht in praktijklessen besteed wordt. Voornaamste reden hiervoor is dat er (bijna) geen praktijklessen zijn. A2: Tijd voor dierenwelzijn

Uit de enquête:

Binnen alle vier de opleidingen is minimaal 60% van de leerlingen van mening dat er 5-15% van de tijd in de theorielessen aan dierenwelzijn besteed wordt. Ongeveer 10% van de leer- lingen noemt een tijdsbesteding van 0-5% en op Dierverzorging na noemt minimaal 27% van een percentage van 15-25%. Bij de praktijklessen zijn de meningen meer verdeeld. Zowel het aantal leerlingen dat 0-5% noemt als 15-25% ligt over het algemeen hoger.

A3: Belangrijke (deel)thema’s, werkwijzen en materialen Uit de interviews:

In alle opleidingen krijgen leerlingen impliciet les over dierenwelzijn, verweven tussen de verschillende vakken. Bij alle opleidingen komt dierenwelzijn terug; tenminste in de vakken

7  vergelijking van de vier opleidingen 167 huisvesting en voeding en gezondheid/EHBO en in discussies. De mate van aandacht voor dierenwelzijn verschilt daarnaast per docent en stagebedrijf. Leerlingen uit specifieke oplei- dingen noemen nog:

• de incidenteel expliciete wijze waarop les wordt gegeven in dierenwelzijn (binnen een speciaal vak zoals Ethiek en Welzijn of Welzijn en Gedrag/Paard Natuurlijk of met een boek)(Dierverzorging en Paardenhouderij);

• aandacht voor dierenwelzijn binnen de regelgeving (Paraveterinair en Veehouderij); • aandacht voor dierenwelzijn binnen gedragsleer (Paardenhouderij en Paraveterinair); • lessen over dierenmishandeling en welzijn bij dieren in gevangenschap en het feit dat er

excursies en gastlessen rond het thema bestaan (Dierverzorging);

• les over geluksherkenning bij paarden vroeg in de opleiding (Paardenhouderij);

• tegengestelde werkwijzen rond dierenwelzijn die zij door docenten van verschillende vak- ken aangeleerd krijgen (Paardenhouderij).

A4: Dierenwelzijn in de stagepraktijk Uit de interviews:

Leerlingen Dierverzorging zijn, samen met leerlingen Veehouderij het meest tevreden over hun stage. Gemiddeld geven zij een 8 (afgerond). Leerlingen Dierverzorging waarderen het vooral als het stagebedrijf er netjes uitziet, er weinig dieren in een kooi zitten, als paarden in groepjes worden gezet en er ‘aardige’ mensen op een stagebedrijf rondlopen waar zij (de leerlingen) een band mee op kunnen bouwen. Leerlingen Veehouderij waarderen het als stagebedrijven het goede voorbeeld geven aan de leerlingen en veel aandacht voor hygiëne hebben.

Leerlingen Paardenhouderij en Paraveterinair geven hun stagebedrijven gemiddeld een 7 (afgerond). Leerlingen Paardenhouderij waarderen het vooral als stagebedrijven alles voor de paarden over hebben, hen veelvuldig op gezondheid controleren en veel beweging geven, veel buiten laten komen. Leerlingen Paraveterinair (waar de cijfers varieerden tussen een 2 en een 9) waarderen het als stagebedrijven de hele dag voor het dier zorgen, dieren helpen van hun problemen af te komen en zij iets doen aan slechte situaties.

A5: Aansluiting theorie en praktijk Uit de interviews:

Leerlingen Veehouderij zijn over het algemeen tevreden over de aansluiting tussen theorie en praktijk. Zij komen weinig dingen tegen in de praktijk die zij nog niet ‘kennen’. Leerlingen Dierverzorging, Paraveterinair en Paardenhouderij hebben meer wisselende ervaringen, al naar gelang zij eerst theorie- of praktijkles gehad hebben, de mate van aandacht voor die- renwelzijn vanuit de schoollocatie en bij welk stagebedrijf zij stage gelopen hebben. Over het algemeen zijn leerlingen Dierverzorging positiever over de aandacht van het stagebedrijf voor dierenwelzijn dan over de eigen schoollocatie. Ook diverse leerlingen Paraveterinair delen deze mening.

B: Invloed van actualiteit en media Uit de interviews:

B1: Aandacht van docenten voor actuele kwesties in de media (volgens leerlingen)

Leerlingen Veehouderij zijn het meest tevreden over de mate waarin de actualiteit aan bod komt in de lessen. Dit wordt vooral gekoppeld aan de behandeling van vakbladen en zaken die in de nabije omgeving van de school gebeuren. Leerlingen van één locatie willen er niet teveel aandacht aan besteden omdat er veel speculatie is in de media. Leerlingen Paravete- rinaire ondersteuning wijzen met name op de verschillen tussen docenten en vakken met betrekking tot actualiteit. Bij sommige vakken is actualiteit volgens hen niet relevant, zoals bij instrumentenleer en soms wordt er alleen uit een boekje les gegeven. Leerlingen Dierver- zorging vinden dat er in het algemeen te weinig aandacht aan de actualiteit wordt besteed in de lessen. Vaak moeten zij er zelf om vragen of wordt er uit vaste lesboekjes- of voorname- lijk in de onderbouw erin les gegeven. Ook geven sommigen aan zichzelf actueler te vinden dan hun docenten als gevolg van hun grotere gebruik van internet en deelname op forums op internet en verschilt de aandacht per docent. Leerlingen Paardenhouderij vinden overwe- gend dat er te weinig aandacht aan actualiteit wordt besteed in de lessen. Het komt volgens hen slechts incidenteel aan de orde als er iets in de media gebeurt. Soms komen leerlingen

7  vergelijking van de vier opleidingen

168

zelf met onderwerpen waar ook wel op ingegaan wordt en wordt er op een locatie verband gelegd met projectonderwijs waarin minder aandacht voor actualiteit voorkomt.

C. Aandacht voor (ethische) dilemma’s Uit de interviews:

Veehouderijleerlingen weten in de regel minder goed wat ethiek inhoudt en kunnen ook niet meteen voorbeelden van ethische vraagstukken herinneren die zijn behandeld. Er worden wel discussies gehouden tijdens de lessen (bij de ene docent meer dan de ander), zoals over euthanasie bij diergeneeskundelessen en of wat goed is voor het dier ook economische voordelen biedt.

Leerlingen Paraveterinaire ondersteuning kennen in de regel erg veel voorbeelden van ethi- sche vraagstukken die bij veel verschillende vakken terugkomen, zoals training, pathologie en biotechniek of (voor een locatie) binnen het vak ‘Ethiek en Wetgeving’. De manier waarop ethische dilemma’s aan de orde komen en de hoeveelheid tijd ervoor verschilt wel erg per docent en vak.

Leerlingen Dierverzorging krijgen, afhankelijk van de locatie, soms expliciet les in ethiek, binnen een vak als ‘Ethiek en Welzijn‘ of ‘Verbreden en Verdiepen’. Leerlingen weten in som- mige gevallen niet wat er met ethiek bedoeld wordt.

Leerlingen Paardenhouderij vinden in het algemeen dat er weinig aandacht aan ethiek wordt besteed. Niet iedereen weet wat ermee bedoeld wordt. Ondanks een belangstelling voor discussies zit niet iedere leerling te wachten op het uitdiepen van dilemma’s.

D. Objectiviteit en vrije meningsuiting Uit de interviews:

• Veehouderijleerlingen vinden dat de docenten met name hun eigen mening laten horen; een mening die duidelijk vanuit hun bedrijfsachtergrond gekleurd is. Desondanks vinden de leerlingen toch ook dat ze andere meningen te horen krijgen. Aan de andere kant vinden Veehouderijleerlingen dat zij ook hun eigen mening mogen uiten en doen zij dit naar eigen zeggen ook;

• leerlingen Paraveterinaire ondersteuning melden dat hun docenten met name de mening van het boekje volgen en dit als voldongen feit presenteren. Zij krijgen weinig te horen hoe docenten er zelf over denken. Verder vinden zij eveneens dat zij hun eigen mening mogen uiten, al is dit niet overal het geval en wordt er niet overal iets mee gedaan. • leerlingen Dierverzorging en Paardenhouderij vinden dat er veel verschillen zijn tus-

sen docenten in de wijze van lesgeven, mate van objectiviteit en ruimte voor de eigen mening. Bij de ene docent is ruimte voor andere meningen en wordt er volop gediscus- sieerd, de ander laat vooral de eigen mening horen en ‘duldt’ geen andere geluiden. Sommige leerlingen Dierverzorging maken onderscheid tussen oudere docenten met een boerenachtergrond en jongere docenten, waarbij de ouderen naar hun zeggen niet objectief lesgeven. Bij projectonderwijs is de kans op het mogen laten horen van een eigen mening groter. Niet bij iedere docent is de eigen mening echter welkom of wordt er iets met de mening gedaan.

7.3.5 Ruimte voor ontwikkeling A. Opvattingen over de huidige stand van zaken A1: Aandacht voor dierenwelzijn in de opleiding Uit de enquête:

Mate van tevredenheid over tijd voor dierenwelzijn en lesmateriaal

De waardering voor de mate van aandacht die de schoollocatie aan dierenwelzijn besteedt, kan erg verschillen volgens leerlingen. De leerlingen Veehouderij zijn relatief het meest- en leerlingen Dierverzorging het minst tevreden over de mate van aandacht die op school aan dierenwelzijn besteed wordt. Argumenten voor voldoende aandacht zijn: voldoende les, on- derwerp komt regelmatig aan de orde, goede huisvesting, verzorging (paarden krijgen veel beweging), dieren vallen niet dood neer. Genoemde argumenten voor onvoldoende aandacht zijn: te weinig (praktijk)lessen gaan over andere onderwerpen, slechte huisvesting en verzor- ging (geen kooiverrijking, paarden geen weidegang en weinig sociaal contact, onnodig vaak hanteren van dieren, het niet altijd tijdig opruimen van dode dieren). Voornaamste redenen

7  vergelijking van de vier opleidingen 169 om ‘anders’ aan te geven is: dat het wisselend is, bijvoorbeeld: voldoende theorie maar on- voldoende praktijk, afhankelijk van leerjaar, afhankelijk van diersoort.

Uit de interviews:

Mate van tevredenheid over tijd voor dierenwelzijn en lesmateriaal Tijd

Veehouderijleerlingen zijn het meest tevreden over de hoeveelheid tijd die er is voor het on- derwerp dierenwelzijn. Een aantal leerlingen zou wat meer tijd op de boerenbedrijven willen doorbrengen.

Paraveterinaire leerlingen zijn ook tevreden over de hoeveelheid tijd gezien de drukte van hun programma, maar staan in de regel wel open voor meer tijd als iets anders wegvalt en het op een goede plek in het onderwijs terecht komt.

Van de leerlingen Dierverzorging en Paardenhouderij vindt de grootste groep dat er meer aandacht besteed moet worden aan dierenwelzijn en vinden veel leerlingen dat het ook die- per en/of explicieter moet worden behandeld. Er is binnen deze groepen is er ook meer kri- tiek op de wijze van les geven in het algemeen van docenten.

Lesmateriaal

Leerlingen krijgen in de regel geen specifiek materiaal over dierenwelzijn. Zij spreken dan ook meer in het algemeen over hun lesmateriaal. Er is veel kritiek onder leerlingen over lesmateriaal (of het ontbreken ervan). Veehouderijleerlingen lijken in dit opzicht het minst tevreden. Leerlingen Paraveterinair zijn redelijk tevreden maar vinden het materiaal vaak niet compact, ergeren zich aan boeken met spelfouten en is het materiaal vaak niet com- pleet. Leerlingen Dierverzorging en Paardenhouderij hebben vooral behoefte aan lesboeken (i.p.v. internetmateriaal of door docenten gemaakt materiaal). Leerlingen Dierverzorging die op school wel expliciet les hebben in dierenwelzijn noemen behoefte aan een boek rond dierenwelzijn en meer diepgang. Leerlingen Paardenhouderij die les krijgen uit boeken zijn er echter niet altijd tevreden over.

7.3.6 De gewenste situatie

A. Dierenwelzijn in theorie- en praktijklessen

A1: Gewenste percentage tijd voor dierenwelzijnsthema’s per schooljaar Uit de enquête:

Zowel bij de theorielessen als de praktijklessen vinden vrijwel alle leerlingen dat er minimaal

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100

Voldoende Onvoldoende Anders

Percentage

Waardering van leerlingen