• No results found

1 = Speciaal lesboek dierenwelzijn 2 = Artikelen en discussie op internet 3 = Filmpjes van situaties over dierenwelzijn 4 = Bezoek aan ondernemer/bedrijf 5 = Gesprekken met ondernemer in les 6 = Themadag dierenwelzijn voor hele school

7 = Regelmatige themabijeenkomsten over dierenwelzijn met externe sprekers

Figuur 36

Door leerlingen gewenste hulpmiddelen voor de behandeling van het thema dierenwelzijn in de lessen Veehouderij.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij

136

Eén docent (5,3%) geeft aan niets nodig te hebben. Toelichting gegeven bij ‘anders’ is ‘leren benoemen wat goed gaat, positief in plaats van negatief’.

Uit de interviews: Behoefte aan ondersteuning van lessen of professionalisering Docenten:

Vijf van de zes docenten antwoorden positief op de vraag over ondersteuning bij lesontwik- keling of professionalisering. Eén docent wil er helemaal niets van weten. De behoefte van de docenten die positief geantwoord hebben ligt met name op het vlak van:

• Ontwikkeling van beeldmateriaal. Te denken valt aan films of video’s over: aanvaarde hou- derijsystemen (een docent: “niet te extreem, anders denken leerlingen dat het niet belangrijk

is”), transport van dieren over lange afstanden, de beste wijze van transporteren (geen

extremen), toedienen medicijnen (hoeveel voor wat en hoe), leefomstandigheden dieren en de knelpunten daarbinnen. Ook een onafhankelijke documentaire op tv over de vee- houderij zou goed zijn om burgers beter te informeren over het werkelijk toegaat in de veehouderij (gedacht wordt aan een uitzending van KRO Reporter);

• Informatie over dierenwelzijnseducatie via een handleiding hoe dierenwelzijnsthema’s in de klas behandeld kunnen worden;

• Professionalisering via het verkrijgen van overzicht over wetenschappelijke ontwikkelingen via presentaties van onderzoeken en een op veehouderij gerichte, positieve, niet mora- liserende, kernachtige cursus of nascholing rond specifieke dierenwelzijnsthema’s (bij voorkeur één of twee maal per jaar een dag), maar ook het voor het onderwijs gebruiks- klaar maken van het artikel: ‘Welbevinden is de dieren aan te zien’ van René Didde (2010); • discussies of debat met leerlingen over dierenwelzijnsonderwerpen met bijvoorbeeld LTO,

AID, wetenschappers, Campina, CONO en eventueel de dierenbescherming (mits deze deskundig genoeg zijn). De Partij van de Dieren is controversieel. De angst is dat de leerlingen mogelijk na vijf minuten weglopen (‘wij’ tegen ‘zij’);

• excursies naar innovatieve bedrijven.

Wie de ondersteuning voor de initiatieven moet geven, maakt in de regel niet zo heel veel uit als het maar goed is. Het GKC en Ontwikkelcentrum worden genoemd als mogelijke supervisor en de partij die vooral contact met andere partijen moet hebben voor het ontwik- kelen van maatschappelijk draagvlak. De KIGO is bij twee docenten niet populair. Voor de één levert het niet genoeg op en is het pure geldverspilling, voor de ander is de overlegcul- tuur een barrière.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 1 2 3 4 5 6 7 8 Anders Percentage

Gewenste hulpmiddelen docenten

Opleiding Veehouderij

1 = Beeldmateriaal van voorbeelden houderijsituaties en/of leefomstandigheden dieren 2 = Beeldmateriaal van welzijnsknelpunten

3 = Studiedagen/gastcolleges 4 = Achtergrondkennis 5 = Praktijkcases

6 = Onderzoeksrapporten en beleidsadviezen 7 = Websites/RSS feed/knipselkrant 8 = Niks nodig, gaat prima

Figuur 37

Door docenten gewenste hulpmiddelen voor de behandeling van het thema dierenwelzijn in de opleiding Veehouderij.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij 137 Teamleiders Behoefte aan ondersteuning

Hoewel er geen concrete aanvragen voor ondersteuning zijn ontvangen door de teamlei- ders, geven drie van hen aan dat steun op zich een goede zaak is. Te denken valt dan vooral aan:

• excursies naar bedrijven waar een ondernemer iets bijzonders doet op het gebied van die- renwelzijn en in gesprek kan gaan met leerlingen en docenten;

• gastdocentschappen. Een gevaar hierbij is volgens de teamleider dat de docenten zelf professioneel zijn en de vakbladen goed lezen. Ze zijn zelf al behoorlijk op de hoogte. Er moet dus goed gekeken worden wie wordt uitgenodigd;

• beeldmateriaal. Het gaat hier om goede instructiefilms van zeker vijftien minuten en liefst interactief, of films die ‘good and bad practices’ tonen;

• professionalisering docenten. Cursussen voor docenten zijn welkom, maar over het onder- werp moet eerst stevig gebrainstormd worden.

Een eventuele belemmering is volgens een teamleider dat het bestuur van de AOC besluit of er ondersteuning wordt aangevraagd ja of nee. Het moet passen binnen de visie van de bestuursraad. Twee teamleiders geven aan niet te weten of er ondersteuningsbehoeften zijn. De één weet niet wat de behoeften van docenten zijn en de ander laat het afhangen van de onderwijscoördinator en de resultaten van de huidige dierenwelzijnsprojecten waar men op dit moment mee bezig is.

6.7.4 Behoefte aan actualisatie van kennis over dierenwelzijn Uit de enquêtes:

Docenten: Maximaal percentage omvang betrekking voor actualisatie van kennis rond

dierenwelzijn

Van de 19 docenten wil ongeveer de helft (10 docenten) 0<5% van de omvang van de betrek- king actief besteden aan het actualiseren van de eigen kennis met betrekking tot het welzijn van dieren. Dit percentage loopt uiteen van 0<5% tot maximaal 25% van de omvang betrek- king.

6.7.5 Leervragen van leerlingen rond dierenwelzijn Ut de interviews:

Leerlingen: persoonlijke leervragen rond het thema dierenwelzijn

De meest genoemde wensen op het gebied van dierenwelzijn onder leerlingen, zijn: • discussie of debat met externe partijen over de veehouderij. Partijen kunnen heel divers zijn,

zoals de Partij van de Dieren, Ministerie van Landbouw, AID, veeartsen, Kees Veerman, LTO, belangenorganisaties (mits zij deskundig genoeg zijn). De behoefte aan het contact met externen komt voornamelijk voort uit gevoel tekort gedaan te worden als gevolg van de gevoelde excessieve regelgeving.

Een leerling: “Gisteren was ik bezig met een gecombineerde opgave voor 2010. Wat een

drama. Als je ziet wat voor regels er allemaal bijgekomen zijn. In één jaar tijd. Ik heb gekeken naar die van vorig jaar. Vorig jaar waren het 9 pagina’s. Ik denk dat het er nu wel 30 zijn.”

Een andere leerling sluit daarop aan: “Sommige dingen zijn wel scheef, ja. En dan moeten

wij heel netjes met de dieren omgaan en zo. Als we binnen 60 dagen... we moeten heel veel formulieren invullen, als we binnen 60 dagen antibiotica hebben gegeven, moeten we dat melden. Wij moeten alles .. het moet hier veilig zijn, het moet daar veilig zijn. En dat vee gaat mooi duur naar het buitenland toe. En zelf, vlees vanuit Argentinië halen ze hierheen. (…) allemaal in het kader van dierenwelzijn. En dat terwijl Nederland bijna aan de top van de wereld staat qua dierenwelzijn. En dan komt hier een Partij voor de Dieren die zegt (…) dan denk ik: richt die maar op in Argentinië of in Roemenië”.

Onvrede ontstaat eveneens door de gevoelde ‘onkunde’ van politieke partijen en over- heid.

Zo ook een leerling: “De mensen, die regels uitvinden moeten zelf eens een keertje een week

op zo’n bedrijf lopen. Dan weten ze ook wat voor regels ze verzinnen. (…) Ik denk dat ze dan beter benul krijgen van de landbouw”.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij

138

bijvoorbeeld met het ministerie van Landbouw. Want die stellen toch die eisen op. Die denken toch dat we allemaal dierenbeulen zijn”.

Ook de ‘hypocrisie’ van de consument die de mond vol heeft van dierenwelzijn, maar ondertussen naar de kiloknaller rent wordt veelvuldig aangehaald. Mogelijke discussie- onderwerpen zijn dan ook de totstandkoming van nationale en internationale wet- en regelgeving, discussie over uitbreiding van bedrijven en megabedrijven en de houding van de consument;

• gastdocentschappen van veeartsen en presentaties van andere deskundige;

• informatie over specifieke thema’s als het verkrijgen van kennis over dierenwelzijn rondom slachthuizen. Leerlingen melden tegenstrijdige ervaringen met handelaren en transport; • activiteiten richting consument zoals voorlichting aan basisscholen geven, aanwezigheid

bij open dagen van Campina, het maken van voorlichtingfilmpjes voor de consument, etc.;

• excursies naar bedrijven die model staan voor goed dierenwelzijn;

• het ontvangen van subsidies voor de boer, zoals subsidies voor duurzame bedrijfsvoering; • het rondleiden door leerlingen van mensen van de opleiding dierverzorging door het eigen

bedrijf voor meer begrip voor de positie van de boer. 6.7.6 Bereidheid tot investering in dierenwelzijn Uit de interviews:

Teamleiders: Investeringsbereidheid en besluitvorming

De vraag of er bereidheid is tot investering in dierenwelzijn kan niet met een eenvoudig ja of nee worden beantwoord. Er zijn verschillende zaken die meespelen bij een eventuele bereidheid om te investeren in dierenwelzijnseducatie. Dit verschilt per teamleider/AOC. Genoemd worden:

• het besluit van het AOC bestuur om te investeren ja of nee. Het GKC programmateam Dierenwelzijn zou eigenlijk rechtstreeks contact met het bestuur op moeten nemen en hen concreet moeten uitleggen waarom dierenwelzijn zo belangrijk is;

• dierenwelzijn is geen apart doel op het moment. De wens moet eerst naar boven komen; • er is wat weerstand tegen KIGO-projecten. Het is nog teveel een ‘top-downverhaal’. Pro-

jecten worden een bepaalde kant op ‘gedwongen’. Er is onduidelijkheid over wat KIGO- projecten nu eigenlijk opleveren. Externen hebben vaak geen binding met de mbo-leer- ling. Soms is er wel behoefte aan ondersteuning voor eigen schoolspecifieke projecten; • de grootte van de investering. De directeur beslist over grote bedragen;

• de mening van de opleidingscoördinator en de resultaten van huidige programma’s; • de wijze waarop dierenwelzijn gebracht wordt. Dierenwelzijn heeft een ‘soft imago’ door

de wijze waarop dierenwelzijn in de media aandacht krijgt. 6.7.7 Mogelijke samenwerkingspartners

Uit de interviews:

Teamleiders: Gewenste samenwerkingspartners in dierenwelzijnarrangementen

Mogelijke samenwerkingspartners kunnen, afhankelijk van het soort project, in veel verschil- lende opleidingen van de samenleving zitten. Partijen die genoemd worden: onderwijspart- ners als AOC’s, ontwikkelaars als het Ontwikkelcentrum, partijen uit de bedrijfswereld zoals de opleidingadviesraad, boerenbedrijven, dierenartspraktijken. Daarnaast worden genoemd: partners uit de wetenschap als ASG, WUR, Faculteit diergeneeskunde Utrecht, maar ook belangenorganisaties als LTO, stallenbouworganisaties en Aequor. Eén teamleider kon geen antwoord geven op deze vraag maar gaf wel aan zich liever niet met één politieke partij te verbinden. In dat geval is samenwerken niet mogelijk of er moet met meer partijen samen- gewerkt worden.

6.7.8 Open vraag enquête

Aan het eind van iedere enquête is de mogelijkheid geboden aan docenten en leerlingen om vra- gen en opmerkingen te plaatsen. De antwoorden: ‘nee’, ‘niks’, ‘goed’, ‘prima zo’ en blanco ant- woorden of technische vragen zijn buiten beschouwing gelaten bij de analyse.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij 139 Docenten:

Inhoudelijke vragen en opmerkingen hebben betrekking op de thema’s:

• wijze waarop op school in dierenwelzijn les gegeven wordt, projectresultaten Licence to

Produce worden ingebouwd in schoolprogramma, aandacht verschillende belangen van

economie/hobby/huisdier/bedrijf/productie;

• grondhouding/vragen (soms is er verschil tussen dierenwelzijnsbelang van het individu- ele dier en de groep; wie bepaalt wat goed is? een dier is een schepsel).

Leerlingen:

Inhoudelijke vragen en opmerkingen hebben betrekking op de thema’s:

• zorg voor dieren (meer nadruk op de verschillen tussen mens en dier, het respect voor een dier omdat je er iets van verwacht, invloed van dierenwelzijn op de productie); • wijze waarop les gegeven wordt op school (meer verschil goed/slecht dierenwelzijn laten

zien, meer lessen, aandacht kosten/opbrengst van kreupele koe); • invloed van de media op de beeldvorming van boeren.

7  vergelijking van de vier opleidingen

140

7

Vergelijking van