• No results found

Aandacht voor dierenwelzijn in de lessen A Theorielessen

Opleiding Paraveterinaire ondersteuning

5.5.1 Aandacht voor dierenwelzijn in de lessen A Theorielessen

Uit de enquêtes:

Docenten en leerlingen: De impliciete/expliciete manier waarop aandacht aan dierenwel-

zijnsthema’s wordt besteed in theorie- en praktijklessen

Vijftien van de 22 docenten (68,2%) geven aan dat zij in theorielessen dierenwelzijnsthe- ma’s met name impliciet behandelen (Figuur 23). Deze voorkeur is niet gebaseerd op toeval (χ²=13,73; df=2; p=0,01). Ook de leerlingen zijn voornamelijk van mening dat dierenwelzijn

97

5  resultaten van de opleiding par aveter inaire onder steuning

impliciet in de theorielessen besproken wordt. Dit wordt door 98 van de 146 leerlingen (67,1%) aangegeven. De leerlingen zijn significant vaker van mening dat dierenwelzijnsthe- ma’s met name impliciet behandeld worden (χ²=164,19; df=3; p=0,00).

Het verschil tussen de docenten en leerlingen lijkt met (χ²=22,94; df=3; p=0,00) significant. Echter 37,5% van de cellen heeft een lagere uitkomst dan 5, waardoor de significantie niet bepaald kan worden.

Figuur 23 laat zien dat alle docenten van mening zijn dat zij in de praktijklessen expliciet en/of impliciet aandacht besteden aan dierenwelzijnsthema’s. 10 van de 14 (71,4%) docen- ten behandelen dierenwelzijn met name impliciet. Vanwege de grootte van de steekproef kan er geen significantie uitgerekend worden (het lijkt wel significant te zijn (χ²=9,57; df=2; p=0,008)). De leerlingen zijn significant vaker van mening dat er met name impliciet of een combinatie van expliciet en impliciet aandacht voor dierenwelzijn is (χ²=35,32; df=3; p=0,000). De mogelijke significantie tussen de docenten en leerlingen kan vanwege de grootte van de steekproef niet bepaald worden, 3 cellen (37,5%) hebben waardes onder 5. Er lijkt wel een significant verschil te zijn(χ²=10,59; df=3; p=0,014).

Docenten en leerlingen: Inschatting tijdsbesteding dierenwelzijnsthema’s

Figuur 24 laat zien dat de ingeschatte tijdsbesteding aan dierenwelzijnsthema’s in theorie- lessen zowel tussen als onder docenten en leerlingen verschilt. Het gemiddelde percentage ligt bij docenten op 5<10% en is daarmee lager dan bij de leerlingen, waar het gemiddelde op 10<15% ligt. Tien van de 22 docenten (45,5%) besteden 0<5% dan wel 5<15% (45,5%) van de lestijd aan dierenwelzijnsthema’s.

Van de tien docenten binnen de categorie 5<15% geven 5 docenten een besteding aan van 5<10% en 5 docenten 10>15%. In tegenstelling tot de docenten zijn zes leerlingen van me- ning dat de tijdsbesteding meer dan 25% is, hiervan zeggen drie leerlingen zelfs 50<100%. Ruim de helft van de leerlingen (87 van 146) schat echter in dat het percentage op 5<15% ligt. De meningen over de hoeveelheid tijd die aan dierenwelzijnsthema’s in theorielessen wordt besteed, verschillen significant tussen docenten en leerlingen (MWU=846,000; Z=-3,920; p=0,000).

Figuur 24 laat zien in welke verhoudingen docenten en leerlingen hebben aangegeven hoe- veel aandacht aan dierenwelzijnsthema’s in praktijklessen besteed wordt. Het gemiddelde van de docenten ligt op 5<10%, dit is lager dan het gemiddelde van de leerlingen namelijk 10<15%. De verschillen tussen de docenten en leerlingen zijn niet significant (MW=724,5; Z=-1,92; p=0,055). 0 10 20 30 40 50 60 70 80 Expliciet Impliciet

Combinatie (Vrijwel) niet

Expliciet Impliciet

Combinatie (Vrijwel) niet

Theorieles Praktijkles

Percentage

Opleiding Paraveterinaire ondersteuning

Leerling Docent

Figuur 23

Behandeling van het thema dieren welzijn in theorie- en praktijklessen van de opleiding Paraveterinaire ondersteuning volgens leerlingen en docenten

98 5  resultaten van de opleiding par aveter inaire onder steuning

5.5.2 Hoe docenten les geven Uit de interviews:

A. Tijd voor dierenwelzijn

Docenten: inschatting eigen tijdbesteding aan dierenwelzijn in de les

Vijf docenten hebben op deze vraag geantwoord. Vier van hen geven aan onder de 5% van hun lestijd per schooljaar aan dierenwelzijnsthema’s te besteden. Aan de andere kant komt het ook wel regelmatig op andere wijze aan de orde. Eén docent geeft 10% aan.

B. Belangrijke (deel)thema’s, werkwijzen en materialen Docenten: de wijze van behandeling van het thema dierenwelzijn

Dierenwelzijn komt op verschillende manieren aan de orde in de lessen:

• bespreking van de vraag wat dierenwelzijn is en hoe mensen erover denken (in het binnen- en buitenland);

• geïntegreerd binnen bestaande lessen over huisvesting, voeding, klinisch onderzoek, con- trole op gezondheid van dieren, correct medicijngebruik, de wijze van hanteren en fixe- ren;

• via aandacht voor diergedrag; het herkennen van abnormaal gedrag bij dieren (gedrag dat doorgaans iedereen normaal vindt);

• via aandacht voor verschillen tussen rassen en rasafwijkingen bij kleine huisdieren ten ge- volge van een slechte verzorging van dieren door eigenaren. Ook worden eisen aan de eigenaar besproken;

• via aandacht voor ethische dilemma’s zoals de grenzen van de diergeneeskunde (en mo- gelijke oplossingen voor dilemma’s), problemen in de bio-industrie.

De werkvormen die hierbij gebruikt zijn, betreffen: discussie, lesboek, video’s van welzijns- dilemma’s, het vertellen van eigen ervaringen en het behandelen van actualiteit uit de krant. Leerlingen:

Dierenwelzijn komt terug en is van belang binnen vrijwel alle diergerichte vakken van de leerlingen. Niet in de vorm van een apart lesboek, module, of cursus, maar totaal verweven in de stof, bijvoorbeeld per diersoort de beste manier van huisvesting, vastpakken, eten ge- ven, dierverzorging in algemeen, EHBO, gezondheid, gedrag, herkennen, hygiëne. Binnen deze thema’s zit ook les over wet- en regelgeving rond dierenwelzijn. Ondanks dat dieren- welzijn overal in zit, geven leerlingen ook aan dat docenten erg weinig expliciete aandacht voor het thema dierenwelzijn hebben. Het komt nu meer ‘bij toeval’ en tussen de regels door aan de orde. Een groepje merkt op dat het ook moeilijk is om les te geven in dierenwel- zijn omdat iedereen er anders over denkt en het dan ‘alleen maar’ tot discussie leidt.

Figuur 24

Percentage lestijd dat volgens leerlingen en docenten in theorie- en praktijklessen van de opleiding Paraveterinaire ondersteuning aan het thema dierenwelzijn wordt besteed. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 0<5% 5 <15% 15 <25% >25% 0<5% 5 <15% 15 <25% >25% Theorieles Praktijkles Percentage

Opleiding Paraveterinaire ondersteuning

Leerling Docent

99

5  resultaten van de opleiding par aveter inaire onder steuning

C. Dierenwelzijn in de stagepraktijk

Leerlingen: hoe stagebedrijven les geven over dierenwelzijn

Op de stagebedrijven wordt in de regel geen expliciete aandacht aan dierenwelzijn besteed. De ervaringen per stagebedrijf zijn wisselend, maar over het algemeen streeft men in deze bedrijven wel naar het beste voor het dier. Gemiddeld geven leerlingen hun stagebedrijven het cijfer 7. Per locatie verschilt de gemiddelde score tussen 5 en 9. Leerlingen onderschei- den op sommige locaties ook typen stagebedrijven zoals veehouderijen en hondenfokkers. Veehouders scoren hier gemiddeld lager. Het laagste cijfer werd echter gegeven voor een stage bij een dierenartsenpraktijk (een 2). Redenen om hoge cijfers te geven: “[ze blijven] de

hele dag zorgen voor een dier”; “[je ziet het aan de]dagelijkse omgang met het dier”; “ze gaan het dier helpen om van zijn problemen af te komen”; “[ze doen] iets aan slechte situaties”. Redenen

om lage cijfers te geven: “stagiaires die op de eerste dag van hun stage al medische ingrepen

moeten uitvoeren”; “medische blunders”; “het ruw behandelen van dieren”; “slechte onderlinge communicatie”; “geen toelichting geven bij wat er gedaan wordt”; “dierenwelzijn is geen issue om over te praten”.

D. Aansluiting theorie en praktijk

Leerlingen: beoordeling van de koppeling theorie en praktijk

Het beeld dat de leerlingen geven is wisselend en niet zozeer per locatie als wel per leer- ling. De één vindt het prettig als theorielessen vóór de stageperiode worden gegeven, de ander precies andersom. Het hangt ook samen met het stagebedrijf. Op sommige bedrijven kan veel en wordt er veel geleerd, op andere bedrijven wordt terughoudend gereageerd als blijkt dat leerlingen nog niet zoveel weten. In een dergelijke situatie is het voor de leerling prettiger als van tevoren meer theorie was behandeld. Sommige leerlingen vinden dat die- renwelzijn voor de praktijk belangijker is dan voor de school. Bij een dierenartsenpraktijk heb je immers met de eigenaren te maken die ook tevreden weer de deur uit moeten gaan. Verschillende leerlingen noemen het feit dat je in de praktijk ook meer over dierenwelzijn leert dan via de theorie. Ook in praktijkweken en op stages komen ethische vraagstukken aan bod zoals sterilisatie en onverdoofd castreren en moeten leerlingen zelf ook leren hoe zij moeten castreren of injecties toedienen in de hals van kippen. De ervaringen lopen uit- een. Sommigen spreken van “een brute wijze van omgang met de dieren” in deze lessituatie, andere vinden dat hun instructeur juist “heel zorgzaam” is. De ervaringen worden over het algemeen niet vaak nabesproken op school.

E. Selectie van stagebedrijven

Docenten: beoordeling dierenwelzijn op stagebedrijven

Alle docenten wijzen op het tekort aan stagebedrijven. Hierdoor durven docenten niet snel ergens een punt van te maken (een docent: “tenzij iets echt heel slecht is”). Voor leerlingen is het soms ook lastig om zaken aan de orde te stellen op stagebedrijven. In een enkel geval wordt leerlingen afgeraden om naar een stagebedrijf te gaan en hebben ze eerst een handte- kening van school nodig; ook al zijn de bedrijven Aequor gecertificeerd. Geen enkele docent heeft het idee dat dierenwelzijn een rol speelt bij de certificering door Aequor. De docenten worden er ook niet in gehoord. De meeste docenten zijn voorzichtig positief ten opzichte van dierenwelzijn als criterium, maar er zijn veel obstakels. Volgens één docent zouden die- renartsenpraktijken ook niet op inmenging zitten te wachten; zij zijn immers geen vragende partij. Twee docenten noemen ook het korte verblijf van een dier in een dierenartsenpraktijk. Hierdoor wordt ook minder aandacht aan dierenwelzijn besteed (bijvoorbeeld de afmeting van hokken). Twee andere docenten zouden het (los van de tekorten aan stagebedrijven) zeker een goede zaak vinden als dierenwelzijn een selectiecriterium zou worden en zij daarin zouden worden gehoord. De school komt immers veel vaker op een stagebedrijf dan Aequor. Het zou alleen wel lastig worden het dierenwelzijn goed te meten. Een dierenwel- zijnsmonitor zou een oplossing kunnen bieden.

Teamleiders:

Alle docenten maken gebruik van Aequor gecertificeerde bedrijven. De meningen over de wijze waarop dierenwelzijn is gewaarborgd bij de stagebedrijven verschillen; twee teamlei- ders gaan er vanuit dat de dierenartsenopleiding zelf wel let op het welzijn van de dieren (eigen controlerend orgaan en ook zorgen voor tevreden diereigenaren). Twee teamleiders

100 5  resultaten van de opleiding par aveter inaire onder steuning

zijn van mening dat het ook anders kan. Idealiter zou Aequor dierenwelzijnscriteria moeten hanteren voor de selectie van stagebedrijven en hebben locaties ook een verantwoordelijk- heid om misstanden te melden bij Aequor (wat ook wel eens gebeurt). Eén teamleider heeft geen zicht op deze materie.

5.5.3 Hulpmiddelen bij het les geven Uit de enquêtes:

Docenten:

A. Producten/hulpmiddelen die in theorielessen gebruikt worden om dierenwelzijn te behan- delen

Figuur 25 laat de verhoudingen zien waarin bepaalde producten in theorielessen ingezet worden om dierenwelzijnsthema’s te gebruiken. Op drie docenten na gebruiken alle 22 do- centen één of meerdere producten. Eigen producten worden het meest gebruikt, door 11 van de 22 docenten (50,0%). Het gaat hierbij met name om powerpoint-presentaties. Internet- producten als sites over wetgeving, YouTube-filmpjes en publicaties worden door 6 van de 22 docenten (27,3%) gebruikt. Overige producten zijn vaak niet gedefinieerd,

B. Producten/ hulpmiddelen die in praktijklessen gebruikt worden om dierenwelzijn te be-