• No results found

Beschrijving van de onderzoekspopulatie

Opleiding Paraveterinaire ondersteuning

B. Producten/ hulpmiddelen die in praktijklessen gebruikt worden om dierenwelzijn te be handelen

6.1.1 Beschrijving van de onderzoekspopulatie

Op 5 verschillende AOC-locaties zijn interviews (i) en enquêtes (e) afgenomen aan de hand waarvan de positionering van dierenwelzijn in de mbo-opleiding Veehouderij in kaart is gebracht. Aan het onderzoek werd door docenten (ni=6; ne=20), derdejaars (BOL) leerlin- gen (ni=21; ne=77) en teamleiders (ni=5) meegewerkt. Docenten waren gemiddeld 49 jaar, leerlingen 19 en teamleiders 53 jaar. De mbo-opleiding Veehouderij is overwegend een man- nenwereld. Vrouwen waren met 10% van de docenten en 6% van de leerlingen sterk onder- vertegenwoordigd. Twee van de vijf teamleiders waren vrouwen. Het opleidingsniveau van de docenten is hbo (70%) of wo (30%).

6.1.2 Het begrip dierenwelzijn

Reacties van leerlingen op een film over het doden van eendagskuikens

Het verhaal van het doden van eendagskuikens is veruit de meeste leerlingen bekend. Ze vinden het niet altijd optimaal zoals het gebeurt, maar er is geen alternatief. De film is in de ogen van de meerderheid van de leerlingen niet geheel objectief. Het stelt boeren in een negatief daglicht en als gevolg daarvan zijn zij bang voor (onterecht) negatieve publiciteit. Een definitie van dierenwelzijn

Leerlingen en docenten hebben geen overtuigende voorkeur voor een bepaalde definitie van dierenwelzijn. Leerlingen kiezen relatief het meest voor ‘Dierenwelzijn betreft de kwaliteit van

het leven van het dier’ en docenten voor ‘Dierenwelzijn is een mentale toestand van welbevinden van dieren, die ontstaat als het dier in voldoende mate in zijn natuurlijke behoefte kan voorzien en waarbij het dier vrij is van pijn en ongemakken’. Leerlingen en docenten verschillen signifi-

cant van elkaar in hun voorkeur voor een definitie van dierenwelzijn.

In de diepte-interviews geven docenten, leerlingen en teamleiders hun persoonlijke definitie van dierenwelzijn. Overeenkomstige kenmerken van dierenwelzijn, zijn:

• dierenwelzijn vanuit het dier zelf, zoals het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag door het dier, geen pijn, ziekte of stress;

• optimale omstandigheden die de mens voor het dier kan aanbrengen, zoals goede huis- vesting, voeding, drinken;

• het optimale contact van mens en dier zoals een respectvolle omgang, rekening houden met de aanpassingsgrens van een dier;

• economische factor in het bedrijf;

6  resultaten van de opleiding veehouder ij 111 De houding en algemene waardering van dieren en dierenwelzijn

Uit de enquêtes blijkt dat de meningen bij leerlingen sterk uiteenlopen van ‘mensen heb-

ben altijd een verheven positie’ tot ‘alle levens zijn altijd gelijk’. De verspreiding in antwoorden

is eveneens bij docenten terug te zien, echter in tegenstelling tot de leerlingen kiest geen enkele docent voor de positie ‘alle levende wezens zijn gelijk’. Uit de interviews blijkt dat de basishouding van de leerlingen ten opzichte van dieren is dat dieren in de regel als minder dan mensen of als gelijke beschouwd worden. Minder dan mensen omdat dieren nu een- maal ten dienste staan van mensen als voedsel. Gelijk aan mensen in die zin dat een boer dag en nacht met de dieren leeft en er zo goed mogelijk voor zorgt. Met productiedieren hebben de leerlingen een andere band dan met gezelschapsdieren. Deze visie wordt beves- tigd door de docenten. Omgekeerd vermoeden leerlingen dat docenten hetzelfde denken als zij zelf. Wat betreft het belang van het thema dierenwelzijn, zijn leerlingen significant vaker van mening dat welzijn van dieren belangrijk is, maar dat het belang op dit moment wel wat overdreven wordt. Bij docenten wordt deze opvatting wel het meest gekozen, maar is het niet significant.

6.1.3 Algemene stand van zaken

Van kwalificatiedossier en examenstandaarden naar een lesprogramma

Uit de enquêtes blijkt dat een ruime meerderheid van de docenten (17 van de 20) aangeeft dat dierenwelzijn opgenomen is in de examenstandaard. Met betrekking tot de kwalificatie- dossiers denken vier van de zes docenten en één van de vijf teamleiders dat dierenwelzijn expliciet in het kwalificatiedossier staat. De wijze waarop dierenwelzijn in het dossier staat geeft veel ruimte voor eigen interpretatie en dit wordt ook zodanig gebruikt.

De vertaling van dierenwelzijn in het kwalificatiedossier naar het theoretisch gerichte on- derwijsprogramma vindt volgens de geïnterviewde docenten met name individueel plaats, waarbij docenten over het algemeen wel bepaalde onderdelen (als aanschaf van boeken) collectief bespreken. Dierenwelzijn wordt bij iedere docent voornamelijk impliciet aan de orde gebracht binnen thema’s als huisvesting, hygiëne, transport, voeding, etc. en er vindt geen/nauwelijks formalisering plaats van wat goed/slecht dierenwelzijn is binnen deze the- ma’s. Veel van wat docenten denken dat de kwalificatiedossiers beogen, komt terug in het praktijkleren en in de PvB. Teamleiders geven het beeld van een sterk gevarieerde werkwijze bij de totstandkoming van een lesprogramma met dierenwelzijnaspecten. Er wordt gewezen op de grote rol van de docent, maar er wordt eveneens gewezen op de invloed van vakgroe- pen, kennisteams, een vaktechnische commissie en bijeenkomsten op landelijk niveau met veehouders die adviseren over de inrichting van het lesprogramma. Dierenwelzijn als thema lijkt hierbinnen tot op heden geen rol van betekenis te spelen.

Hoewel niet iedere docent zicht heeft op de wijze waarop in het praktijkleren met dierenwel- zijn wordt omgegaan, wordt aangegeven dat het thema op ‘natuurlijke wijze’ meekomt met de vragen die leerlingen stellen aan docenten, de verweving van het thema in de boekjes en in de ervaringen die de leerlingen op de stagebedrijven opdoen. Ook hier bepalen vakgroe- pen, docenten en ondernemers samen wat er over dierenwelzijn aan de orde komt en hoe. Dit wordt beaamd door de teamleiders die wijzen op de rol van bedrijven in het vormgeven van praktijklessen en op het ondernemersplan dat leerlingen van niveau 4 moeten maken waarin dierenwelzijn een accent is waar rekening mee gehouden moet worden. Ook via ex- cursies kunnen leerlingen in aanraking komen met verschillende manieren van produceren en de rol die dierenwelzijn hierin speelt.

Bij de toetsing en examinering van dierenwelzijnsthema’s is het met name de docent die voor de standaardtoetsingen bepaalt in hoeverre dierenwelzijn expliciet aan de orde komt. In de PvB is dit de docent in samenspel met iemand uit het bedrijfsleven, het stagebedrijf, of de praktijkschool. Groepen docenten (al dan niet in een kennisteam) kunnen wel samen thema’s afbakenen waarin dierenwelzijn een rol speelt. Aangezien er vooral impliciet les wordt gegeven in dierenwelzijnsthema’s, lijkt het erop dat dierenwelzijn niet expliciet wordt getoetst of geëxamineerd, tenzij de omstandigheden er nadrukkelijk om vragen (bijvoor- beeld als er tijdens de PvB een dierenwelzijnsdilemma optreedt, of er sprake is van het ‘niet

6  resultaten van de opleiding veehouder ij

112

SHL-competenties voor dierenwelzijn

Vrijwel alle docenten hebben competenties aangegeven die van belang zijn voor de leerling in verband met het leren van onderwerpen binnen het thema dierenwelzijn. Als meest be- langrijke competenties werden genoemd:

1. Ethisch en integer handelen;

2. Vakdeskundigheid toepassen;

3. Materialen en middelen inzetten en Kwaliteit leveren.

Taken en verantwoordelijkheden van docenten en teamleiders

Docenten hebben volgens docenten en teamleiders verschillende taken op het gebied van

dierenwelzijn. Beide groepen noemen het aan de orde stellen van dierenwelzijn in de les- sen/opleidingsplan en leeractiviteiten en leerlingen bewust maken dat een dier meer is dan een economisch gegeven. Teamleiders en docenten noemen daarnaast verschillende verant- woordelijkheden en taken, waarbij docenten de nadruk leggen op het breed behandelen van dierenwelzijn als onderdeel van economie, wetgeving en onderzoek en het bieden van han- delingsperspectief via het bespreekbaar maken van dilemma’s en het toetsen van de eigen ideeën aan de omgeving. Teamleiders noemen zaken als het moeten kunnen signaleren van misstanden op stagebedrijven, het aangeven van hun behoeften op het gebied van facilite- ring en het zo echt en realistisch mogelijk les geven in dierenwelzijnsthema’s en het naar de toekomst kunnen kijken.

Teamleiders hebben volgens een meerderheid van docenten en teamleiders geen taken en

verantwoordelijkheden rond dierenwelzijn. Wel vindt een minderheid van docenten dat teamleiders het thema bespreekbaar moeten maken en verdere ontwikkeling mogelijk moe- ten maken. Bij de helft van de teamleiders is er ook sprake van discussie over taken en ver- antwoordelijkheden rond dierenwelzijn of een situatie waarin een onderwijscoördinator de ontwikkeling van het thema mogelijk maakt.

Het belang van dierenwelzijn in de opleiding

De helft van de geïnterviewde docenten constateert een toenemend belang van dierenwel- zijn in lessen, de andere helft vindt het niet belangrijk. Leerlingen geven docenten een 7,8 voor de mate waarin zij denken dat docenten belang hechten aan het thema, teamleiders geven de docenten een 6,3. Omgekeerd geven drie van de zes docenten hun teamleiders geen cijfer omdat ze een nieuwe teamleider hebben, of net met teamleiders zijn gaan wer- ken. De twee die wel een cijfer gaven, waren tevreden en gaven hun teamleider gemiddeld een 6,7. De docenten geven hun leerlingen gemiddeld een 6 voor het belang dat zij hechten aan het thema. De teamleiders geven de leerlingen een 5,3. Dit had vooral te maken met het in de ogen van de teamleiders te gericht zijn op grote productie en het niet openstaan voor invloeden van buiten; twee factoren die eveneens door docenten genoemd zijn in hun be- oordeling van de leerlingen.

Visievorming en formalisering

Op geen enkele van de locaties is er een gezamenlijke visie op dierenwelzijn vastgesteld of is dierenwelzijn als thema geformaliseerd. Docenten laten dierenwelzijnsthema’s met name impliciet in de lessen terugkomen en gebruiken soms boekjes als ‘Koesignalen’. In de lessen wordt verder geput uit eigen ervaringen, vakbladen, media en soms lessen van andere do- centen. Teamleiders staan in de regel open voor de ontwikkeling van een visie op het gebied van dierenwelzijn; eventueel in overkoepelend AOC-verband. Eén teamleider maakt melding van het feit dat in een landelijk kennisteam de werkwijze en examinering van dierenwelzijn bepaald wordt. Er wordt wel indirect rekening gehouden met dierenwelzijn via de deelname aan dierenwelzijnsprojecten, het aangaan van samenwerkingsrelaties met organisaties en bedrijven en bij de formulering van het type ondernemer dat een school wil afleveren. Op één locatie wordt verwezen naar een landelijk kenniscentrum dat de werkwijze en examine- ring met betrekking tot dierenwelzijn bepaalt.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij 113 6.1.4 Dierenwelzijn in lessen en stages

Aandacht voor dierenwelzijn in de lessen

Uit de enquêtes blijkt dat zowel docenten als leerlingen bij zowel de theorie- als de praktijk- lessen vaker van mening zijn dat dierenwelzijn met name impliciet behandeld wordt. Bij de leerlingen is deze mening significant, bij docenten kon dit niet worden bepaald.

De inschattingen van docenten en leerlingen over het percentage lestijd dat in theorie- en praktijklessen aan dierenwelzijn wordt besteed, ligt in de enquêtes redelijk dicht bij elkaar. Het gemiddelde percentage ingeschatte aandacht voor dierenwelzijn in theorielessen ligt bij docenten op 5<10% en bij de leerlingen op 10<15%. Bij de praktijklessen is de inschatting gelijk: 10<15%.

In de interviews geven de docenten aan dat zij gemiddeld tussen 5 en 20% van hun lestijd per jaar aan dierenwelzijn besteden, waarbij drie docenten tussen 5 en 10% aangeven. Het inschatten van de hoeveelheid tijd die aan dierenwelzijn wordt besteed, wordt bemoeilijkt omdat het thema niet zelfstandig wordt behandeld. Voor de één is dierenwelzijn meer een randverschijnsel dan voor de ander die bij alles zegt het dier als uitgangspunt te nemen. Hoe docenten les geven

Volgens de veehouderijleerlingen worden door de docenten belangrijke thema’s rond dieren- welzijn genoemd, zoals: huisvesting, koesignalen, het gedrag van koeien, de wijze waarop je het dieren naar de zin kunt maken, de correcte omgang met dieren, de maatschappelijke acceptatie en bedrijfseconomische afwegingen. Bij leerlingen van de paraveterinaire oplei- ding moet eerst worden duidelijk gemaakt dat er andere omgangswijzen met dieren worden gehanteerd in de veehouderij. Leerlingen bevestigen het beeld dat de docenten schetsen; er bestaan geen aparte theorie lessen dierenwelzijn maar eigenlijk houdt alles daarmee wel verband. Belangrijke thema’s waar dierenwelzijn tussen de regels door gegeven wordt, zijn: huisvesting, gezondheid en hygiëne, dierverzorging, voeding, regelgeving. Discussie wordt gezien als middel om meer betrokkenheid te krijgen bij het onderwerp. De boodschap van docenten is veelal: als een dier zich goed voelt, produceert hij beter. Aandacht voor dieren- welzijn moet volgens de leerlingen niet overdreven worden. Hoe het nu gaat is het goed. Dierenwelzijn op stagebedrijven

Leerlingen geven aan dat zij, net als bij de theorielessen ook op hun stageplaats niet ‘apart’ les in dierenwelzijn krijgen, maar vooral leren door mee te werken, vragen te stellen en te luisteren. Gemiddeld geven de leerlingen de stagebedrijven een 7,9. De ervaringen lopen echter sterk uiteen (van een 3 tot een 10). De stagebedrijven zijn alle Aequor gecertificeerd. Dierenwelzijn is in de ogen van de meeste docenten en teamleiders geen selectiecriterium bij Aequor. Voor de docenten mag dit om verschillende redenen zo blijven (risico verdwijnen verder goede stagebedrijven, verdwijnen mogelijkheid om ook te leren van minder goede bedrijven, moeilijkheid van selectie bedrijven op grond van dierenwelzijn, dierenwelzijn als overbodig selectiecriterium, basis is Dierenwelzijnswet). Bij de teamleiders is meer verschil van mening hierover.

Hulpmiddelen bij het les geven

Docenten maken allen gebruik van hulpmiddelen bij het les geven in dierenwelzijnsthema’s. Het meest gebruikt zijn internet en eigen ‘producten’ zoals powerpoint-presentaties bij het les geven in theoretische vakken rond thema’s waarin dierenwelzijn een (meer of minder expliciete) rol speelt. Voor praktijklessen zijn met name bedrijfsbezoeken en excursies van groot belang.

De invloed van actualiteit en media

Docenten laten zich overwegend ‘vaak’ beïnvloeden door de actualiteit en media voor de invulling van hun theorie- en praktijklessen. Er lijkt vrijwel geen verschil te zijn in de mate van invloed door dierenwelzijnsthema’s in de media op samenstelling van de theorie dan wel praktijkles. Echter, gezien de kleine aantallen docenten kunnen geen significanties be- paald worden. Leerlingen vinden de lessen van docenten over het algemeen actueel omdat zij artikelen uit vakbladen behandelen.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij

114

Aandacht voor (ethische) dilemma’s

Belangrijke dilemma’s in de veehouderij die door de docenten in de klas worden behandeld, zijn: opstallen of weidegang (koeien), afweging bedrijfseconomisch resultaat/behoeften consument en dier en de mogelijkheden van het bedrijf. Daarnaast behandelen zij di- lemma’s als biologische of gangbare productie en varkens en stro (wanneer wel en wan- neer geen stro). Leerlingen weten in veel gevallen niet wat ethiek is en kunnen niet meteen voorbeelden van de behandeling van ethische dilemma’s reproduceren. Sommige leerlingen geven aan dat docenten discussies aangaan, bijvoorbeeld bij diergeneeskunde over eutha- nasie en of wat goed is ook economische voordelen heeft.

Objectiviteit en vrije meningsuiting

Vier docenten vinden van zichzelf dat ze niet echt objectief les geven, maar meer vanuit de belangen van de veehouder. Dit wordt versterkt als de docenten een eigen bedrijf hebben. Alle docenten proberen aan de andere kant naar eigen zeggen wel de mening van andere groepen in de maatschappij aan de orde te stellen en te bespreken. Dit gaat vooral via klas- sengesprekken/discussies. Deze opstelling van docenten wordt bevestigd in de antwoorden van de leerlingen. De leerlingen vinden eveneens dat zij hun eigen mening mogen uiten en doen dit ook.

6.1.5 Ruimte voor ontwikkeling Opvattingen over de huidige stand van zaken

Een kleine meerderheid is van mening dat de eigen inzet anders moet. Als voornaamste reden wordt genoemd dat het onderwerp steeds belangrijker wordt. Een kleine minder- heid is echter van mening dat hun eigen inzet al voldoende is en het niet anders moet. Van de leerlingen vindt een ruime meerderheid dat de aandacht voor dierenwelzijn op school voldoende is. Deze resultaten worden niet bevestigd in de interviews met docenten en wel in de interviews met leerlingen. In de interviews zijn vijf van de zes docenten tevreden met de huidige werkwijze, net zoals over het algemeen de leerlingen dat zijn. Een uitzondering vormt de tevredenheid over het lesmateriaal. Dit is volgens de meeste leerlingen sterk voor verbetering vatbaar. Genoemd worden: meer up-to-date lesmateriaal, minder kopieerwerk, langdradige stof, weinig ruimte voor nieuwe thema’s en te weinig visueel materiaal. Kennisbenutting en professionalisering

Vijf van de zes docenten geven een positief tot redelijk positief antwoord op de vraag of leer- lingen de aangeboden dierenwelzijnskennis benutten. Deze benutting wordt gezien in het vermogen van leerlingen om opdrachten te maken, kennis toe te passen op stagebedrijven, het kunnen zoeken naar oplossingen en het vormen van een eigen mening.

Op alle locaties zijn er scholingsmogelijkheden voor docenten. Er wordt deelgenomen aan projecten als ‘Licence to Produce’ en er zijn ontwikkelings-/bijscholingsuren of docentensta- ges mogelijk. Geen enkele teamleider heeft echter een directe vraag van een docent gehad voor bijscholing op het gebied van dierenwelzijn. Teamleiders wijzen eveneens op de hui- dige deelname aan dierenwelzijnsprojecten en één van hen verwacht dat mogelijk een aan- bod in de vorm van deelthema’s als ‘dierenwelzijn en melkwinning’, of ‘stalling of transport’ meer interesse zal opwekken.

Belemmeringen

Er wordt door de docenten verschillend gedacht over belemmeringen voor een grotere plek van dierenwelzijn in het onderwijs. De helft van hen ziet belemmeringen, de andere helft niet. De helft van de docenten wil ook niet meer tijd besteden aan dierenwelzijn. Eén docent zou juist graag meer tijd willen. Van de teamleiders geven vier van de vijf aan dat er geen daadwerkelijke belemmeringen zijn in termen van tijd, geld, ruimte, etc. Desalniettemin zijn zij voorzichtig in hun uitspraken; er wordt gewezen op een belemmerende werking van de traditionele cultuur, moet volgens een teamleider de noodzaak om meer aandacht aan het thema te besteden nog worden aangetoond en kunnen er andere prioriteiten spelen. Ook worden door een teamleider resultaten van een dierenwelzijnsproject afgewacht eer er ver- dere stappen ondernomen kunnen worden.

6  resultaten van de opleiding veehouder ij 115 6.1.6 De gewenste situatie

Dierenwelzijn in theorie- en praktijklessen

Het gemiddelde gewenste percentage aandacht voor dierenwelzijn ligt zowel bij de theo- rielessen als de praktijklessen gelijk aan de gemiddelde geschatte tijd die nu in deze lessen aan dierenwelzijn besteed wordt. Van beide groepen docenten en leerlingen ligt het gemid- delde op 10<15%. Er lijkt geen significant verschil te zijn tussen docenten en leerlingen. Behoefte aan ondersteuning bij de ontwikkeling van lessen en gewenste hulpmiddelen Zowel uit de interviews als uit de enquêtes blijkt dat er bij docenten, leerlingen en team- leiders een ruime en gevarieerde behoefte is aan hulpmiddelen dan wel ondersteuning om dierenwelzijn in de lessen beter te kunnen ontwikkelen/behandelen.

De behoefte aan beeldmateriaal over dierenwelzijn staat zowel in de enquêtes van docenten als leerlingen in de top drie van wenselijk materiaal. Een meerderheid van de leerlingen noemt een bezoek aan ondernemers/bedrijven als meest gewenst. In de interviews hebben docenten, leerlingen en teamleiders als enige gemeenschappelijke behoefte de excursies naar bedrijven. Overeenkomsten tussen docenten en teamleiders richten zich op aandacht voor de professionalisering van docenten en de behoefte aan beeldmateriaal. Docenten en leerlingen delen de wens voor discussie en debat. Leerlingen en teamleiders noemen beiden een behoefte aan gastdocenten. Afzonderlijk wordt door docenten de behoefte aan hand- leidingen genoemd (hoe dierenwelzijnsthema’s in de les behandeld kunnen worden). Door leerlingen worden specifieke thema’s genoemd als informatie over dierenwelzijn in slachte-