• No results found

Theologische concepten als onderbouwing voor pastoraat met dementerenden

Woorden schieten vaak te kort in de geestelijke verzorging, vertelt Jeroen.“Soms kan ik veel beter met iemand even een stukje gaan

4.10. Geestelijke verzorging c.q. pastoraat met dementerenden

4.10.2. Theologische concepten als onderbouwing voor pastoraat met dementerenden

Saunders (2002) en Zimmerman en Zimmermann (1999b) zoeken ook een antwoord op de vraag naar de zin van het pastoraat met dementerenden. Zimmermann en Zimmermann noemen de huidige concepten niet geschikt voor mensen met dementie omdat zij uitgaan van een op bewustzijn en cognitieve vaardigheden georiënteerd mensbeeld. Zij beargumenteren de waarde van een multidimensioneel model12 maar werken verder geen mensbeeld uit.

Saunders doet dat wel. We volgen hier zijn gedachtegang. Hij zegt dat de wortels van de gedachte dat pastoraat met dementerenden niet nodig is liggen bij Thomas van Aquino (Summa Theologica 93.6). In het rationele schepsel vinden we alleen de gelijkenis van het beeld van God via de geest. Thomisten zeggen dat de rede het kanaal is voor een echte relatie met God. De protestante reactie hierop is: de mens kan niet gelijk worden aan God door de rede. Protestante theologie is gebouwd op het belang van bekering; de genade komt naar de zondaar. Toch voelde men zich daarbij onzeker. Mensen moeten weet hebben van zondaar zijn en antwoorden op het objectieve werk van het kruis. Mensen moeten antwoorden op Gods genade. Om te kunnen antwoorden is rede noodzakelijk. Vraag is dus hoe iemand die niet verantwoordelijk is voor zijn daden God kankennen.

Saunders beschrijft dat Brunner uiteindelijk zegt dat verstandelijk gehandicapten en dementerenden geen mens zijn omdat ze geen kenfunctie hebben. Dementie betekent dus volgens Brunners principes ‘dood’. Volgens Saunders leggen Barth en Buber minder grote nadruk op het verstand. Echte humaniteit hangt af van de relatie van God met zijn schepping. Voor dementerenden betekent dit dat de particuliere kwaliteiten geassocieerd met de ik-jij-relatie belangrijk worden. Intimiteit, spontaniteit en zelf-12 Zie ook Zimmermann, Kohlter en Schelzky (1999b)

gave worden het hart van het menselijk bestaan, eerder dan de rede.13 Maar we kunnen alleen met een persoon een relatie aangaan, zegt Saunders.14 Om individu te zijn moet men aan de volgende voorwaarden voldoen: bewust zijn van het bestaan, herkenning van existentie, herinnering van het verleden.

Deze ontwikkelingen in theologie en filosofie liggen, volgens Saunders, ten grondslag aan de ontkenning van de dementie. Daarom zoekt hij een ander uitgangspunt. Hij focust op Jezus als helende pastor. Hij geneest door aanraking de hele persoon. De mens die genezen is, kan weer deelnemen aan de maatschappij. Gods genade maakt een mens geheel menselijk. Jezus gaat naar de kwetsbaren, naar hen die een wens hebben tot een herstelde relatie. Jezus heelt mensen die leven bij de waarde van het Rijk Gods. Saunders concludeert dat pastoraat er is voor de kwetsbare. Hij noemt Jezus Gods incarnatie en daaruit volgt dat alle pastoraat incarnatie is in woord en daad, en de heling van lichaam en geest voor alle mensen. De schrijver werkt dan een theologische visie uit die de demente mens insluit. Op de eerste plaats moet men geëngageerd zijn met de demente mens.

Binnen christelijke begrippen ontstaat de echte kennis van mensen (alsook van God) door de liefde, en is deze te vinden in relaties, niet in feiten en waarheden. De mens is beeld van God. Men denkt Gods beeld te kennen maar dat is onmogelijk. God is niet anders te definiëren dan ‘Ik ben’, een bewering van uniciteit en mysterie. Het mysterie God fundeert het bestaan van alle mensen, ook dat van een dementerende. Het lijden is een deel van de menselijke existentie. De mens neemt deel aan lijden en opstanding van Christus in de sacramenten. Bij de doop wordt de mens ingevoerd in de verlossingsgeschiedenis. De eucharistie is de herinnering aan leven, dood en opstanding. Dit is een gezamenlijke, in tijd doorgegeven herinnering – niet een in-dividuele herinnering. De kerk is lichaam van Christus. In deze gemeenschap heeft het individu een plaats. Zij dient daarom voor dementerenden de plaats te zijn waar de herinnering levend gehouden wordt. Het pastoraat geschiedt in de vorm van individuele bezoeken en liturgie waarbij de communicatie aangepast wordt aan de dementerende.

Interessant is het om te zien dat de leer van Thomas van Aquino door Saunders negatief wordt geinterpreteerd indien het gaat over dementie terwijl Wissink (2007b) een positieve interpretatie geeft. Hij laat namelijk met behulp van Thomas’ leer over de ziel zien dat de geestelijke ken- en wilsvermogens bij de demente mens niet verdwenen zijn maar dat zij door een storing niet tot act kunnen komen. Als deze storing tijdelijk opgeheven wordt, kunnen de geestelijke vermogen (wil en intellect) dus tot act komen. En als het intellect functioneert kan er betekenis toegekend worden aan de werkelijkheid om ons heen. Dit lijkt te gebeuren in gelukte symbolische communicatie. 13 Vgl. Kitwood’s person centred care.

14 Zie ten aanzien van het onderwerp ‘de dementerende als persoon’ ook Pijnenburg & Krikkels 1999, 37-47.

Blijft staan de vraag of gelukte communicatiemomenten toevalstreffers zijn, of dat symbolen met het raken van de gevoelslagen een activerende werking hebben zodat de hersens de geheugeninhoud weer even op orde hebben. Dat is een vraag waar interdisciplinair onderzoek voor nodig is. Wissink noemt vervolgens een belangrijk kentheoretisch punt, namelijk dat door gebruik te maken van de terminologie van Thomas’ leer over de ziel de mogelijkheid wordt geschapen om alle verschijnselen die te zien zijn bij dementerenden te laten zoals ze zijn en ze naar hun eigen betekenis te interpreteren.

Door het redden van de verschijnselen kan het humanum bewaard blijven. Tevens draagt men hiermee positieve argumentatie aan in de discussie over menselijkheid, menselijke waardigheid en personaliteit van de dementerende mens. Mens-zijn en persoon-zijn worden namelijk “vanuit onze klassieke, theologische traditie ge-definieerd in termen van intellect, ratio en vrijheid. De eenheid van een geestelijke ziel met ons lijf maakt ons tot mens. Elk individu van die soort is persoon”(idem, 27-28). Bij de dementerende mens verdwijnt autonomie en vrijheid, dus zouden dit non-personen zijn. Dit kan men zo zeggen als men Thomas inkleurt vanuit het neoliberale geïndividualiseerde mensbeeld waarin vermogens slechts tellen voor zover ze te gelde gemaakt kunnen worden. Wissink toont in zijn uiteenzetting aan dat ze er wel zijn maar niet tot act komen.

Ook Defrijne (1993, 1995) formuleert in zijn onderzoek een model van pastoraat met dementerenden. Uitgaande van de uniciteit van de mens benoemt hij de geestelijke dimensie naar Victor Frankl als de noëtische dimensie. Het is op dit niveau dat het ware mens-zijn zich situeert. Het eigenlijke mens-zijn is gelegen in het geestelijke, waarvan het wezen omschreven kan worden als bijzijn of, anders gezegd, bij de anderen zijn. De mens is op geestelijk vlak gericht op ultieme zin. Deze kan verschillen van mens tot mens. Dit model vult Defrijne vervolgens in vanuit een christelijk referentiekader. De universele gerichtheid van de mens op de bovenzin neemt binnen een christelijk perspectief de vorm aan van een geloof in een persoonlijke god, de God van Jezus van Nazareth.

God heeft zich door Jezus Christus getoond in alle dimensies van het bestaan en vormt zo de grondslag van de menselijke existentie. Via de herinnering wordt het eigen leven een onderdeel van het verhaal van God met de mens, wordt de mens kind van God. Middels de narrativiteit kunnen verschillende verhaallijnen, die van de unieke mens in zijn sociaal-maatschappelijke dimensie en het verhaal van God met de mens, in de ziel een balans vinden.

Defrijne heeft kritiek op de huidige zorgvisies. Zij zijn individualistisch en stellen de autonome mens centraal. Vooral op belevingsgerichte zorgmodellen heeft hij kritiek omdat zij gebaseerd zijn op een Rogeriaans model dat geen aandacht heeft voor het transcendente. Zorgvisies doen daarmee onrecht aan het transcendente en intersubjectieve karakter van de existentie.