• No results found

Woorden schieten vaak te kort in de geestelijke verzorging, vertelt Jeroen.“Soms kan ik veel beter met iemand even een stukje gaan

4.10. Geestelijke verzorging c.q. pastoraat met dementerenden

4.10.4. Pastorale praktijkconcepten

In de literatuur vinden we een aantal auteurs (Depping 1997, 2000; Mes 2001b; Shamy 2003; Verbond der Verzorgingsinstellingen Vlaanderen 2005; Vandenhoeck e.a. 2008) die zeer praktische praktijkmodellen bieden voor het pastoraat met dementerenden. Zij gaan uit van de demente mens en zijn ziekte. Daarom beschrijven zij allen als eerste het dementieproces. De theologische onderbouwing is bij hen summier. Depping geeft van 1987 tot 1989 vorm aan een project betreffende pastoraat met dementerenden in de Evangelisch-Lutherse kerk in Duitsland. Dit praktijkproject verschijnt in 1993 in boekvorm. Hierin schets hij de uitgangspunten van het werk en de wijze en de vorm van de communicatie. Het pastoraat is volgens hem gericht op het zoeken naar zin, het scheppen van vertrouwen, het overwinnen van schuldgevoel 15 De theologische literatuur komt hoofdzakelijk uit Amerika, is weinig diepgaand uitgewerkt en vaak van protestantse (methodistische) oorsprong.

en het herstellen van oriëntering. Vervolgens bespreekt hij drie werkgebieden: de persoonlijke ontmoeting, groepsbijeenkomsten en liturgie.

In de persoonlijke ontmoeting zijn belangrijk: het verstaan van de persoonlijke en de algemene geschiedenis, van de persoonlijke geloofsontwikkeling, van taaluitingen en van emotionaliteit (en gedrag). Pastores moeten zich de specifieke communicatie met dementerenden eigen maken en dat betekent zich invoelend, meevragend en verhalend verhouden. Waar het spreken tot woorden beperkt blijft, kunnen deze herhaald worden of omschreven. Indien de spraak is verdwenen kan de monoloog dienst doen. Men kan een gedicht voorlezen of een verhaal vertellen. Hierbij is de klank van belang. Gedichten op rijm roepen ritmiek en muziek op. Bij de vertelling moet men letten op de rustige spreekstem. De klinkers, de dragers van de emoties, vormen dan de ondertoon. Ook lichaamscontact kan een vorm van communicatie zijn, evenals muziek. De atmosfeer waarin de ontmoeting plaatsvindt is belangrijk, zoals warmte van de gesproken woorden, blik en houding van de pastor.

De onderwerpen van het gesprek zijn divers. Het kan gaan over dementie ofwel ‘weten van vergeten’ (alleen als er enig ziektebesef is). Veelal speelt hierbij angst als ondertoon. Een belangrijk gespreksonderwerp (vaak bij vrouwen) zijn de kinderen, de opvoeding en het huidige contact met hen. Ook het werk (vaak bij mannen en werkende vrouwen) is een belangrijk gespreksonderwerp. Het afhankelijk worden, het verpleeghuis, eenzaamheid, schuldgevoel, verlies van mogelijkheden bij het ouder worden, geloof, de oorlog. Al deze onderwerpen kunnen ter sprake komen, vaak in combinatie met gedeelten uit het levensverhaal. Aangezien de wereld van de dementerende kleiner wordt naarmate de ziekte vordert, is het belangrijk eenvoudige kleine zaken te benoemen. Als specifieke onderwerpen noemt Depping bijbelverhalen, gebed et cetera. Soms zijn hulpmiddelen makkelijk om het gesprek te openen en het onderwerp in herinnering te houden.

Als eerste noemt hij kaarten over gespreksonderwerpen, foto’s en tekeningen. Ook hier geldt dat het beeld eenvoudig moet zijn. Voorwerpen roepen verhalen op. Men kan eigen voorwerpen van iemand gebruiken of vervangingsvoorwerpen. Een eigen Bijbel die in de tas zit levert waarschijnlijk een heel verhaal op. Als deze niet voorhanden is en je weet dat de Bijbel een belangrijke rol heeft gespeeld, kan een vervangende Bijbel gebruikt worden. Ook zogenaamde overgangsvoorwerpen kunnen onderwerp van gesprek zijn. Depping noemt als voorbeeld de pop die een bewoner draagt. Voorwerpen kan men aanraken, de tactiele mogelijkheden worden hierdoor gestimuleerd. Ook geuren roepen verhalen en beelden op.

Bij ontmoetingen in een groep onderscheidt Depping thematisch en muzikaal groepswerk. Allerlei thema’s zijn geschikt voor groepsbijeenkomsten. Thema’s uit het verleden waar mensen zich betrokken bij voelen zijn het beste voor de doelgroep. Als onderwerpen worden genoemd: Advent, Kerstmis, veertigdagentijd (vasten), Pasen, vergeving, de kerk vroeger en nu, bidden. Bij de voorbereiding dient men aan

de volgende dimensies te denken: cognitie, emotie, psychomotoriek en de sociale dimensie. Een bijeenkomst mag niet langer duren dan 45 minuten. Het muzikaal groepswerk kan zingen of luisteren omvatten. Er kan gebruik gemaakt worden van ritmiek van gedichten en emoties van een melodie. Als teksten van liederen bekend zijn, kunnen die ook samen gesproken worden. Depping vindt dat men in de liturgie moet uitgaan van het bevattingsvermogen van de dementerende. Dit betekent het gebruik van bekende lezingen, vertrouwde vertalingen, narratieve teksten, ondersteuning van beelden en vertrouwde kerkliederen. Nieuwe liederen zijn nog aan te leren indien het een korte melodische melodie betreft. De preek dient kort en activerend te zijn en moet het gevoel aanspreken. De sfeer van de ruimte is belangrijk. Mensen moeten ervaren dat ze in een kerkruimte zitten. In de liturgie dienen alle zintuigen, zoals reuk, tast, zicht, gehoor en smaak, aangesproken te worden.

In het boek Het ogenblik bewonen noem ik zelf dezelfde drie werkgebieden als Depping maar voeg toe: de hulp aan stervenden en aan de naasten, de zorg voor verzorgenden en ethiek. Wat betreft de communicatie beschrijft ik verschillende begeleidingsmethodieken.16 In Nederland worden deze technieken gebruikt door geestelijk verzorgers, zoals duidelijk wordt uit tabel 4.3.

Tabel 4.3 Overzicht van begeleidingstechnieken door verschillende disciplines. (Bron: Kruyver en Kerkstra, 1996, p. 71)

Te zien is dat de geestelijk verzorger relatief vaak gebruik maakt van validerende en realiteitsoriënterende benadering. In het genoemde boek werk ik naast de verschillende begeleidingsmethodieken ook inhoudelijk verschillende thema’s uit die in gesprekken aan de orde komen, zoals geloof, lijden, troost, schuld en vergeving, angst en vertrouwen, eenzaamheid en verlies- en rouwverwerking.

Ook Shamy, pastor in de methodistische kerk in Nieuw Zeeland, biedt een goede beschrijving van de praktijk. Haar uitgangspunt is spiritualiteit als een behoefte van elk mens. In navolging van Victor Frankl noemt zij drie factoren die essentieel zijn bij het 16 Zie 2.5. benaderingswijzen Methodiek Validerende benadering Snoezelen PDL ROT Warme zorg Psychomotorische therapie Gedragstherapie Activiteitengroep psychomot. therapeut 4 16 30 19 0 59 22 10 geestelijk verzorger 36 12 10 31 14 0 17 23 maatschappe- lijk werker 26 4 0 16 5 0 11 6 vrijwilliger 18 24 10 22 27 0 6 62 multidisci-plinair 20 12 10 25 32 6 28 2 logopedist 8 0 20 13 5 12 20 4 N 50 25 10 32 22 17 18 52

spiritueel welbevinden, namelijk een gevoel van identiteit, een gevoel van relatie, een gevoel dat het leven zin en betekenis heeft. Het voeden van de spiritualiteit dient door iedereen te gebeuren, zo schrijft Shamy. Daarom is haar boek niet alleen geschreven voor pastores maar ook voor verzorgenden en familie. Doelgroep is zowel de kerk als het verpleeghuis. Naast de aspecten die bij de vorige schrijvers besproken zijn, besteedt zij veel aandacht aan de zorg voor de naasten van de dementerende. Zij krijgen te maken met problemen als sociale isolatie, verdriet, te weinig tijd voor zichzelf, familie en vrienden, zware last van zorg, financiële last, niet kunnen bijhouden van hobby’s en het ontwikkelen van nieuwe interesses, het stellen van langetermijndoelen is niet mogelijk, carrièreonderbreking, verlies van promotie-opties, boosheid, schuld en ontkenning. De pastor moet ondersteunend zijn in deze.

In Vlaanderen verscheen in 2005 een nota van het Verbond van Verzorgingsinstellingen waarin ook dementie, begeleidingsmodellen, praktische suggesties, ethische dilemma’s en aandacht voor de familie beschreven staan. Interessant in deze nota is het benoemen van elementen van de grondhouding van de pastor als het delen in de onmacht van de dementerende, een gevoel van verbondenheid met jezelf, de ander, de omgeving en God, wederkerigheid in de relatie, openheid voor een andere wijze van denken en contact hebben, onvoorwaardelijke acceptatie en veel geduld.

VandenHoek e.a. (2008) schreven een boek over de spirituele zorg voor ouderen met dementie. Dat zij schrijven vanuit een belgische situatie blijkt duidelijk uit het gegeven dat zij spreken over de overgang van een pastoraat uitgevoerd door oudere priesters naar een pastoraat waarin pastoraal werker(ter)s functioneren. Men schets de verschillende vormen van dementie, spreekt over het God-, mens- en wereldbeeld en over de fundamenten van pastorale zorg. Vervolgens wordt de praktijk gepresenteerd middels een aantal door pastoraal werkers ontwikkelde spellen. Uiteindelijk wordt gesproken over competenties. Genoemd worden respect voor de spirituele en religieuze overtuiging van de ander; pastorale competenties; competentie tot communicatie en samenwerking; bijdrage aan het zorgbeleid van de instelling; competentie tot theologische en ethische reflectie en competentie tot zelfzorg. Dit boek biedt een aantal aardige werkvormen.17