• No results found

Uitleiding deel II

7.3. Het mensbeeld

In de beschrijving van het mensbeeld gebruiken de geïnterviewden termen als volwaardigheid, heelheid, van waarde, waardevol of minnenswaard, schepsel Gods, bezielde lichamelijkheid. De mens is en blijft een persoon, een mens met een heel levensverhaal.

Maar ik blijf altijd toch in mensen iets volwaardigs zien, zal ik maar zeggen. Zelden dat ik bij mensen het gevoel heb dat het alleen maar afschuwelijk is. Volgens mij zijn er in alle mensen, blijven er altijd glimpen van licht, van liefde, van aandacht, van erbij horen. Mijn gevoel bij mensen is in ieder geval altijd dat ik ervan uit wil gaan dat zij ondanks alle aftakeling hele mensen blijven. (Ans)

Die mensen zijn niet anders dan jij en ik. Ze hebben een bepaalde ziekte, ik bedoel ja andere mensen hebben andere ziektes. Ieder mens is het waard gezien te worden, is het waard om gewaardeerd te worden en te mogen zijn zoals ’ie is. De mens is minnenswaard omdat God hem in het leven heeft gewild. (Ans)

Ik denk dat je in de kern altijd iemand bent en blijft. Er zal een stukje ongeschonden blijven. Dit is wat ik oprecht hoop. (Brigitte)

Als je ziek bent wordt wel je lichaam aangetast of je geest, maar dat wat je ten diepste van binnen zelf bent, de goddelijke kern in jezelf, blijft overeind. En je relatie met God blijft bestaan, hoe aangetast je lichaam of geest ook is. Wij zijn geschapen naar Gods beeld, die ons zijn levensadem heeft ingeblazen en die in ieder mens aanwezig is. (Maaike)

[De mens blijft tot de dood de persoon die hij is geweest.] Ja, de persoon evolueert natuurlijk. Je bent ook niet dezelfde als toen je twintig was. Er is wel een lijn en die verandert, maar niet omdat iemand dement wordt. Er is niet plots een breuk waardoor je een ander soort categorie krijgt. (Sebastiaan)

De kwetsbaarheid van de demente mens wordt door velen benoemd. Dit wordt echter altijd gerelateerd aan het kwetsbaar zijn van ieder mens. De demente mens is daarop geen uitzondering. Ook de eigen kwetsbaarheid wordt daarbij benoemd.

Ik ga ervan uit dat mensen altijd volop de moeite waard blijven en dat alle leven gezien mag worden met de kwetsbare kanten van mensen. Zo kijk ik ook naar mijzelf. Ook ik heb mijn verwondingen opgelopen. Ik kan ook niet naar mensen kijken als ik ook niet mijn eigen wonden onder ogen durf zien. Ik ben ook geen heilige. Ik ben ook voortdurend aan het zoeken en aan het verlangen. En wat ik bij mensen voel, is hetzelfde verlangen wat ik ook heb. Ik bedoel het verlangen naar gekend worden en aandacht, er mogen zijn, dat iemand mijn naam kent. Dat zijn wezenlijke dingen. Zo wil ik naar mensen blijven kijken. Schaduwkanten hebben we allemaal, die ook horen bij het leven. En toch zijn wij allen volwaardige mensen, mensen die volop de moeite waard zijn die geliefde kinderen mogen heten. (Jeroen)

Wat betreft de demente mens blijft er altijd een mens, vol van verlangen, ook in alle ongemak, ook in alle boosheid. Die laag van het verlangen die ieder mens heeft, blijft nog heel lang aanraakbaar. (Jeroen)

Dat de demente mens in een voor de geestelijk verzorger vreemde wereld woont, wordt niet ontkend. Men zoekt toegang tot die vreemde wereld.

Ja, ik zou mijn eigen werk niet serieus nemen als ik ga roepen dat je met demente mensen niets kunt. De dementerende staat in een ander veld dan ik. Maar dat is geen waardeoordeel. Haar wereld is leidinggevend. Het is zijn of haar wereld waar ik binnen mag komen. Soms gebeurt er van alles met een dementerende waar ik de vinger niet achter kan krijgen. Maar ik vermoed dat als je daar tijd in zou steken, dat je die sleutel wel weet te vinden. Dat je er dan achter komt waar die man of vrouw op dat moment mee bezig is, wat haar levensvraag op dat moment is, wat haar onrustig maakt. (Guusje)

Ik denk dat in mijn spirituele ontwikkeling, hoe stel ik mij op tegenover het vreemde, dat dat steeds voor mij de uitdaging is om het vreemde te ontmaskeren als hetzelfde. Kijk, iemand, iets is vreemd omdat het een vreemdheid in jezelf losmaakt en dat moet je herkennen op dat moment en dan zie je in één keer die asielzoeker waar je zo naar kijkt. (Erik)

Er zijn een tweetal beelden waar de geestelijk verzorgers het moeilijk mee hebben. Als eerste noemen we het beeld van de mens als zondaar. Er wordt gezegd dat de mens fouten maakt in het leven en daarvoor vergeving kan vragen aan mensen en God die barmhartig is. De nadruk op zonde en schuld in sommige formuliergebeden vindt men soms zo lastig dat ze weggelaten worden.

[Bij een ritueel rond het levenseinde kijken we altijd terug op het leven. Kort tippen we de schuld die ieder mens heeft in het leven aan. Maar over de schuldbelijdenis voeren we nog wel eens discussie in ons team.] Mensen kunnen dat riedeltje heel goed opdreunen. Het is een manier om te activeren Maar met het beeld daarachter, daar heb ik eigenlijk steeds meer problemen mee, want als je kijkt van hoe vaak ‘ik zondaar’ in zo’n liturgie terugkomt. Het zit in het Wees gegroet. En als je dan ook nog heel nadrukkelijk ‘door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld’ laat zeggen dan vraag ik mezelf wel eens af: in welke positie zetten we mensen. Dus daarom heb ik het eruit geschrapt in de doordeweekse viering. (Sebastiaan)

Een ander beeld dat geïnterviewden noemen is het beeld dat vanuit de samenleving naar hen toekomt. Het liberale mensbeeld van het maakbare en de sterke nadruk op autonomie wijst men aan de ene kant af, terwijl men aan de andere kant vindt dat autonomie voor mensen toch belangrijk is.

[Waarom schrikken de mensen zo van dementie.] Dat is gewoon omdat in onze beschaving autonomie en het hebben van de regie zo belangrijk is. Dat is alles bij ons, ook in de normen in het verpleeghuis. De WGBO, noem het maar op, allemaal een uiting daarvan. En daarom is het voor mensen zo iets van: nou als ik dement wordt, geef me dan maar een spuitje. Maar je zou dus ook kunnen zeggen: nou ga daar maar eens wat mee doen, met die gevoelens. Ontdek maar: wat is er dan in jezelf waardoor je zo reageert op dementerenden. (Erik)

Wat betreft die autonomie denk ik dat je in welke situatie dan ook moet blijven vragen: “Wat wil je?” (Ans)

Samenvattend kunnen we zeggen dat de mens voor de geestelijk verzorger van waarde is omdat de ander een schepsel Gods is. Hij uniek en beschermwaardig. Dit schepsel is kwetsbaar. Dat geldt niet alleen voor hen die ziek, zijn maar voor ons allen. Elkaar zien in deze kwetsbaarheid lijkt voor de geïnterviewden essentieel. Ze beschrijven allen een relationeel mensbeeld waarin autonomie als uniciteit van deze ene mens ook een plaats

heeft. Daarnaast beschrijft men dat een mens ook tekorten heeft, fouten maakt, maar men vindt dat dit niet wil zeggen dat een mens van nature zondig is of met schuld is beladen. 7.4. Doelstelling

Een vast omschreven doel wordt door de meeste geestelijk verzorgers niet genoemd. Ondanks dat klinkt er wel heel duidelijk een grondtoon in de gesprekken. Deze is als volgt samen te vatten. Geestelijk verzorgers willen demente mensen nabij zijn, willen met hen optrekken, willen zich verplaatsen in hun wereld opdat de ander even – al is het maar een moment –heelheid kan ervaren. De basis daarvoor is liefde voor mensen, in onze setting voor demente ouderen.

Ik vind het belangrijk dat mensen zich op momenten even thuis kunnen voelen bij zichzelf, bij de ander en bij God of iets wat ons draagt. (Karlijn)

Ik denk dat mijn beeld of mijn handelwijze van waaruit ik werk voornamelijk gericht is op de ontmoeting met wat daarachter, wat daaronder zit. Wie ben jij, wat was je vroeger, kan ik daar nog elementen uit terughalen, hoe waardevol was je, hoe waardevol ben je nu. (Ruben)

Wat ik hoop en nastreef is dat ik bij zoveel mogelijk mensen of bij de mensen bij wie ik ben, kan laten voelen of samen beleven dat we er mogen zijn, dat zij er mag zijn, dat ik er mag zijn. Dat we er samen mogen zijn, dat we samen kunnen lachen, samen verdriet kunnen hebben in een bedding van liefde, waar we allemaal mogen zijn in al onze kwetsbaarheid. (Jeroen)

De basis is de liefde voor die mens, dat hij mag zijn zoals hij is. (Heleen)

Ik probeer als pastor hier in huis de troostende, bemoedigende boodschap van het verhaal van God over te dragen naar mensen die vaak in een ontzettende moeilijke situatie zitten, deze mensen nabij te kunnen zijn en te kunnen steunen en helpen. (Maaike)

Je blijft toeschouwer van deze langzaam tergende aftakeling of je verbindt je met het proces. Dat is een keuze die je hebt. Je moet deelgenoot worden van de gevoelswereld maar ook van de levensgeschiedenis en de geloofsgeschiedenis, dat is met elkaar verweven. Ik denk dan dat je die moet kennen op een of andere manier. En dat vind ik altijd weer de uitdaging – daarom blijf ik zolang werken in dat vak – dat je eigenlijk door het aangereikt krijgen van flarden of van zinnen of van zeg maar fragmentarische dingen van diegene die communiceert, altijd verbinding moet maken. Vanuit mezelf maak ik contact met kleine stukjes van geloofs- en levensgeschiedenis. Geestelijke

verzorging is altijd helend bezig, niet helen van samenvoegen maar de functie is helen. Door de aanwezigheid van de geestelijk verzorger vindt heling plaats: dat betekent dat de gebrokenheid er mag zijn, de brokstukken mogen er zijn maar er is toch een soort samenhang. (Thijs)

Eigenlijk het belangrijkste doel is dat ik een stukje oploop met mensen in deze laatste fase van hun leven en daarbij zoek naar zin en houvast. Ik ervaar dat zelf altijd als momentopnames. Mensen vragen ook wel vaak heeft dat nou wel zin dat werk wat je doet, ze zijn het na vijf minuten toch weer vergeten. En natuurlijk is het zo dat ze het vaak over vijf minuten weer vergeten zijn maar het gaat om de kwaliteit van dat moment. Daar kunnen mensen denk ik mee verder, ook al is dat altijd niet even goed te benoemen. (Brigitte)

7.5. Rol

Er worden diverse rollen genoemd. De levensgezel, de reisgezel, de metgezel, de mee-gaande, de gids, de passant, de voorbijganger, het ankerpunt, de vertrouwensman of -vrouw, de vreugdebrenger, de trooster, de stille aanwezige, de clown.

[Mijn rol is] dat ik iets van vreugde breng, of van herkenbaarheid breng, of iets van vertrouwdheid breng, of om me heen heb of zo. (Ans)

Ik zit daar ook als clown. Ik kan er ook zwijgend zitten, door aan te raken alleen maar. (Ruben)

[Ik heb geleerd mijn rol aan te laten sluiten bij het moment.] Je kunt niet met een vooropgezet plan hier bij iemand langs gaan. Ik heb hier duidelijk geleerd van wat kom ik tegen, waar moet ik op reageren. Inspelen op de situatie. Soms ben ik vader, soms ben ik moeder, broer, zus, kind. En zelfs in een gesprek kan ik wisselen van kind naar vader. Nou dat ben ik dan maar. Soms staan we bij de bushalte te wachten op de bus naar huis. Nou dat ga ik dan ook echt doen. Dan ga ik ook staan, ernaast ‘nou dat is ook wel laat vandaag zeg.’ (Ruben)

Daarnaast worden rollen genoemd ten aanzien van geloven, zingeving, rituelen en symbolen: de medegelovige, de voorganger, de symbolisch communicator, de sjamaan, de charismaticus, de zingevingsfunctionaris, de bidder, de functionaris die een reinigende invloed kan hebben op de gekwetste geschiedenis van het kerkelijk verleden, de katalysator in verwerkingsprocessen, brenger van bestaanswarmte en zekerheid.

Ik denk wel dat de godsdienst heel veel waarde heeft in het overdragen van een bepaalde bestaanswarmte en zekerheid. En het is ook een zegen met dementie dat

mensen al die liederen toch gelukkig onthouden waardoor je er ook telkens, je kunt erop appelleren en het is er gewoon hè. En het doet over het algemeen goed. Dus dat is wel een kracht. (Erik)

Rollen die met de plaats in de organisatie te maken hebben zijn de vertrouwenspersoon, degene die tijd heeft, bewaarder van de levensgeschiedenis, bewaarder van de humaniteit, de professional maar ook de mens, geen verre deskundige op afstand, het klachtenbureau zijn, de criticus ten aanzien van de zorg zijn, de hofnar. Ook hebben geestelijk verzorgers een scholende en informerende rol naar vrijwilligers, medewerkers en familie.

[Ik heb een informerende rol naar de verpleging] zodat mensen ook weten wat die diepere lagen kunnen betekenen. Daarnaast ook een scholende rol die ik heel wezenlijk vind. Vooral mensen leren nadenken over wat er aan het gebeuren is, dus over de ethische dilemma’s waar mensen mee te maken krijgen. (Jeroen)

De bemiddelende rol van de geestelijk verzorger kan gaan over het doorverwijzen naar derden zoals andere zorgverleners, parochies of gemeentes. De bemiddeling kan ook plaatsvinden tussen familieleden of tussen familie en zorgverleners.

In de transmurale zorg heb ik eerder een bemiddelende rol dan eerstelijnsrol. Je moet goed kijken welke mensen je er op welk moment bij moet betrekken. De bemiddelende rol geldt ook voor familie, zeker bij dementerenden. Soms moet je bemiddelen tussen partners, soms ook wel eens tussen kinderen die onderling heel verschillende dingen kunnen meemaken en heel verschillende reacties hebben. (Jeroen)

Daarnaast noemt men specifiek de rol van de hermeneut in dubbele zin. De geestelijk verzorger heeft als rol de lichaamstaal van de demente mens te vertalen en te interpreteren. Ook moet hij de bijbelse boodschap dichtbij de demente mens en zijn wereld kunnen brengen.

De geestelijk verzorger is op de eerste plaats medemens. Dat verwoordt Sebastiaan aldus:“Ik ben eerst mens, daarna professional en pastor.” Dit zien we in alle interviews terug.

7.6. Vaardigheden

De geïnterviewden noemen een vijftal basisvaardigheden, namelijk de liefde voor demente mensen, het zich verbinden met hen, authenticiteit, kennis van de eigen persoon en spiritualiteit.

Ik denk allereerst dat je van mensen moet houden die zo leven. Liefde vind ik een belangrijke factor. (Heleen)

Nou ja, je moet authentiek kunnen zijn, je moet op een heel menselijk niveau, een heel basaal menselijk niveau moet je kunnen communiceren. (Ans)

Met name spiritualiteit, dat moet je allemaal zelf bij elkaar sprokkelen. (Maaike) Er worden vele vaardigheden genoemd die met communicatie te maken hebben. In je lijf thuis zijn is een belangrijk gegeven in het werk. Het lezen van de lichaamstaal van de ander, het kennen van de eigen lichaamstaal en het weten van grenzen blijkt een vaardigheid te zijn die door velen wordt genoemd. Men kan zeggen dat non-verbale communicatie een wezenlijke vaardigheid is voor geestelijk verzorgers die met demente mensen werken.

Je moet ook een communicatiedeskundige zijn. Niet alleen met het woord maar ook met het lichaam. Allerlei vormen van communicatie moet je ter beschikking hebben in het contact met de bewoner, met familie, met medewerkers. (Jeroen)

Ik zoek in die communicatie het herkenbare, daar waar ik de dementie eigenlijk niet ervaar, en dat punt dat vind ik ook altijd wel. Dus mijn uitdaging is eigenlijk zo te communiceren dat je elkaar in het wezenlijke ontmoet, maar dat kan ook een blik zijn, een enkel woord, een gevoel waardoor je toch van mens tot mens blijft communiceren. Dus het is voor mij eigenlijk niet zo principieel anders dan wat ik normaal met mensen communiceer. (Erik)

Daarnaast noemen de meeste geïnterviewden dat hermeneutische vaardigheid nodig is en wel in twee vormen: als interpretatie van Het Verhaal en als interpretatie van hetgeen ze waarnemen.

Rondom competenties moet ik nog noemen dat een geestelijk verzorger moet kunnen beschikken over de verhalen uit Het Verhaal, en die verhalen moet kunnen verbinden

envertalen naar het leven, beleven en geloven van mensen. (Jeroen)

Je moet kunnen interpreteren. Als je iemands gezicht ziet moet je kunnen interpreteren, is het nu echt blijdschap of is het een beetje lachen om de ellende heen. Of iemand die ellendig in een hoekje zit, moet ik die nu met rust laten of moet ik die juist uit haar eigen wereld halen. (Ans)

Ik denk dat je alle theologische kennis nodig hebt maar dat daarbij de kunst is te kunnen vertalen tot de basis waar het om gaat, tot de grote levensvragen zeg maar.

De hermeneutiek is heel erg belangrijk, dat heb ik in mijn opleiding duidelijk gemist. (Heleen)

Een van de vaardigheden die genoemd wordt met het oog op familie maar ook naar de demente mens zelf, is de machteloosheid bij wat zij meemaken te durven benoemen, en helpen bij de verwerking.

De zwaarte durven benoemen en dat niet ontlopen. Mensen voelen zich onmachtig denk ik vaak. Dus dat is… en dan denken we: oh, dat moeten we opheffen. Nee, dan denk ik soms dat je die onmacht ook moet durven benoemen. (Jeroen)

Andere algemene vaardigheden die genoemd worden zijn: creatief zijn, geduld hebben, aandachtig zijn, tijd hebben, accepteren dat er geen resultaten zijn, kunnen luisteren, empatisch zijn, kunnen lachen en huilen met mensen of anders gezegd een clown kunnen zijn, stil kunnen zijn, flexibel zijn en improvisatievermogen hebben, beelden en verhalen tot je beschikking hebben waar je mee kunt werken, humor hebben, kunnen schakelen van het een naar het ander.

Ook worden specifieke vaardigheden genoemd zoals vorm kunnen geven aan rituelen, taalvaardig zijn, kunnen communiceren met symbolen, je eigen geloof kunnen vieren, drager van beelden kunnen zijn. Het is opvallend dat Jeroen bepaalde vaardigheden niet als deskundigheid ziet maar behorend bij het ‘ambt’.

Verder denk ik dat het tot de competentie van geestelijk verzorgers hoort te zijn: dat je ‘drager van beelden’ kunt zijn. Dat gaat verder dan zijn deskundigheid. Het gaat er dan om vertegenwoordiger van Gods geheim te kunnen zijn, symbool van troost of aandacht. (Jeroen)

Je eigen geloof daar de diepgang van ervaren zal ik maar zeggen, wat dat kan betekenen. Dat ook kunnen vieren, dat ook zelf kunnen vieren. Ik ben zelf ook onderdeel van alles wat ik doe, dus als ik vier dan ben ik medevierder dus ook. Ook echt op die vrijdagmorgen dan word ik zelf ook minstens zo geraakt als die bewoners. Als die laag er bij mij niet is, kan ik het ook niet meer, dan wordt het een klus. (Jeroen)

Genoemd worden ook nog: kennis hebben van de sociale kaart, de culturele en godsdienstige omstandigheden van de eerste helft van de vorige eeuw, kennis hebben van van gerontologie en dementie zowel op het medische als het