• No results found

Schaderegelingen .1 Algemeen

In document Rechtmatigheidsonderzoek 1995 (pagina 180-183)

RAPPORT BIJ DE FINANCIËLE VERANTWOORDING 1995 VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

2.3 Schaderegelingen .1 Algemeen

In punt 2.4 van het rapport bij de financie¨le verantwoording 1994 van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij deed de Reken-kamer verslag van haar onderzoek naar de opzet en uitvoering van schaderegelingen. In het kader van het rechtmatigheidsonderzoek 1995 heeft de Rekenkamer een vervolgonderzoek uitgevoerd.

Daarbij werd aandacht besteed aan:

– de bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingschade 1995;

– Regeling oogstschade 1993 Noord-Nederland;

– Regeling oogstschade 1994 Noord-Holland.

Voor deze regelingen werd in 1995 in totaal f 84,2 miljoen uitgegeven, waarvan f 77,5 miljoen in het kader van de bijdrageregeling landbouwbe-drijven overstromingschade 1995.

2.3.2 Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstromingschade 1995 Bij de opzet van de Bijdrageregeling landbouwbedrijven overstroming-schade 1995 hield de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij rekening met de bevindingen van het onderzoek van de Rekenkamer naar de opzet en uitvoering van de bijdrageregeling overstromingschade Maas 1993. Veel manco’s met betrekking tot laatstgenoemde regeling werden ondervangen.

Ten aanzien van de opdrachtverlening voor taxaties heeft de Reken-kamer echter kritiek.

Inherent aan de vaststelling van schade-uitkeringen is dat sterk moet worden gesteund op taxatierapporten.

De opdracht voor het uitvoeren van de taxaties werd ten behoeve van het ministerie gedaan door de federatie van Land- en Tuinbouw-organisaties Nederland (LTO).

Volgens ambtelijke mededeling werd voor deze constructie gekozen vanwege de tijdsdruk en om tijdverlies te voorkomen als gevolg van de toepassing van de Europese aanbestedingsregels. Door gebruik te maken van de hardheidsclausule, die in de Europese regelgeving is opgenomen voor spoedeisende aangelegenheden, had het ministerie volgens de Rekenkamer echter zelf kunnen aanbesteden zonder veel tijd te verliezen.

De Rekenkamer concludeerde dat bij de taxatie-opdracht de Europese regelgeving niet was gevolgd. Door de taxatie-opdracht via een andere instantie te verstrekken had de minister geen acht geslagen op de in het rapport bij de financie¨le verantwoording gemaakte opmerking dat de gunning beter door het ministerie zelf kon plaatsvinden. Voorts deed zij enkele aanbevelingen om de schademeldingen beter te kunnen toetsen en daarmee de taxaties beter te kunnen beheersen.

De minister was het niet eens met de conclusie van de Rekenkamer. Hij wees er op dat door de gunnen via de LTO te laten verlopen de

medeverantwoordelijkheid van het bedrijfsleven wordt benadrukt. Voorts speelde, aldus de bewindsman, de ervaring van de LTO een rol die deze organisatie reeds had met snelle maatregelen voor het op korte termijn overgaan tot taxaties van schade. Over het voorbijgaan aan de Europese regelgeving merkte de bewindsman op dat de aanbestedingsregels niet van toepassing zijn op de LTO. Hij vond de aanbevelingen van de Rekenkamer ten aanzien van de schademeldingen en de taxaties niet relevant.

De Rekenkamer blijft van mening dat een directe relatie tussen het ministerie en de taxateurs de voorkeur verdient, omdat daardoor de uitvoering van de calamiteitenregeling beter kan worden beheerst. De Rekenkamer benadrukt nogmaals dat het spoedeisende karakter van maatregelen het volgen van de Europese regelgeving niet in de weg staat.

De minister heeft de Rekenkamer er geenszins van kunnen overtuigen dat haar aanbevelingen aangaande de schademeldingen niet relevant zijn.

Zij zal de toetsing ervan in haar rechtmatigheidsonderzoek 1996 opnieuw aan de orde stellen.

In verband met mogelijke fraudes droeg de bestuursraad de Algemene Inspectiedienst (AID) op fysieke controles uit te voeren op de juistheid van de schademeldingen. De AID kwam tot de conclusie dat in circa 30% van de door haar nader onderzochte dossiers sprake was van

onregelmatig-heden. Deze bevinding was voor de Bestuursraad aanleiding om opdracht te geven voor een nader onderzoek.

Uit het antwoord van de minister bleek dat dit nader onderzoek zich in de afrondingsfase bevindt. Op basis van extrapolatie van de uitkomst van dit onderzoek wordt nu geschat dat van de in totaal bijna 4 000 aanvragen mogelijk ongeveer f 2,4 miljoen onrechtmatig is uitgekeerd. Bij de

schatting van dat bedrag is er rekening mee gehouden dat niet iedere geconstateerde onregelmatigheid juridisch kan worden aangemerkt als onrechtmatig.

Op korte termijn zal besluitvorming plaatsvinden naar aanleiding van de uitkomsten van het AID-onderzoek.

De minister zegde toe dat in ieder geval de uitkeringen waarvan kan worden bewezen dat ze onrechtmatig zijn toegekend, worden terugge-vorderd.

De Rekenkamer is van oordeel dat f 2,4 miljoen aan verplichtingen en uitgaven, die ten laste zijn gebracht van artikel 01.10, onrechtmatig zijn.

Deze onrechtmatigheid overschrijdt echter de tolerantiegrens van het artikel niet.

2.3.3 Regeling oogstschade 1993 Noord-Nederland

In december 1994 werd de Regeling oogstschade 1993 Noord-Nederland gewijzigd om een mogelijkheid te cree¨ren voor compensatie aan bedrijven die als gevolg van de regenval ernstige kwaliteitsverliezen hadden geleden voor aardappelen die wel waren geoogst. In het kader van deze aanvulling werd in 1995 f 1,8 miljoen uitgekeerd.

De Rekenkamer maakte in het rapport bij de financie¨le verantwoording 1994 onder paragraaf 2.4.3 de opmerking dat ondanks de genomen maatregelen nog een groot aantal risicos slechts ten dele kon worden afgedekt door administratieve, fysieke en waarschijnlijkheids-controles.

Naar aanleiding van het nu uitgevoerde onderzoek benadrukte de Rekenkamer nog eens dat de met de taxaties belaste Stichting De Landbouwvoorlichting minder onafhankelijk was vanwege de bedrijfs-matige klantgerichtheid op de agrarische ondernemers. Tevens merkte de Rekenkamer op dat de administratieve controle kon worden verbeterd door gebruik te maken van kadastrale gegevens.

Wat betreft de uitvoering van de taxaties benadrukte de bewindsman in zijn reactie dat de bevindingen uit het rapport bij de financie¨le verant-woording 1994 uitdrukkelijk waren meegenomen in latere schade-regelingen.

De aanbeveling om gebruik te maken van kadastrale gegevens vond de minister minder uitvoerbaar omdat er geen directe relatie bestond met de percelen waarop de aardappelen waren geteeld.

De opmerking van de bewindsman is op zichzelf juist. De Rekenkamer merkt echter op dat de kadastrale gegevens in ieder geval een bijdrage leveren voor het bepalen van de maximale schade.

Gezien de inherente risico’s van de regeling bestaat een niet kwantifi-ceerbare onzekerheid omtrent de rechtmatigheid van de betaalde tegemoetkomingen. Deze onzekerheid overschrijdt echter de tolerantie-grens van het artikel – dat immers meer posten omvat – niet.

2.3.4 Regeling oogstschade 1994 Noord-Holland

De regeling heeft tot doel een tegemoetkoming te verstrekken aan de agrarie¨rs in Noord-Holland, Texel uitgezonderd, die schade hebben geleden door de extreme wateroverlast in september 1994. In het kader

van deze regeling werd in 1995 in totaal f 4,9 miljoen ten laste van de begroting gebracht.

De minister bleek bij deze regeling reeds maatregelen ter minimali-sering van M en O-risicos te hebben genomen die een deel van de eerdere opmerkingen van de Rekenkamer (zie Rfv 1994, paragraaf 2.4) onder-vangen. De Rekenkamer stelde echter vast dat er ruimte is voor enige twijfel aan de kwaliteit van de taxaties.

Controle door de dienst Landelijke service bij regelingen (LASER) op de dossiers of andere achterliggende documentatie bleek niet mogelijk. De administratieve controle door LASER leidde tot een verzoek aan de AID circa 11% van de dossiers nader te onderzoeken.

De minister nuanceerde de kritiek van de Rekenkamer dat controle van LASER op de dossiers van de taxateurs of andere achterliggende documentatie niet mogelijk was door op te merken dat de aanvragen mede aan de hand van de landbouwtelling werden getoetst. Deze telling is een jaarlijks terugkerende registratie van de planning van de produktie van het oogstjaar.

De Rekenkamer acht de tekortkomingen in controle en M en O-beleid niet van dien aard dat de uitgaven in het kader van deze regeling als onzeker beschouwd moeten worden.

2.4 Financieel Administratie Pakket

In document Rechtmatigheidsonderzoek 1995 (pagina 180-183)