• No results found

markering die daarmee verwoord tot een “leef je uit” graffiti wegwijzer. De passage maakte mij emotioneel en niet in de laatste mijn linker kuit te reduceren.

Ik zie mijzelf Santiago inwandelen

en weet dat ik de tocht ga volbrengen. Dat voel ik in het diepste van mijn vezels en dat raakt mij. Vanzelf gaat dat niet, realiseer ik mij maar al te goed en dat werd al duidelijk zodra ik vanmorgen vertrok uit Sarria.

Sarria is het meest gekozen startpunt van de Camino. In Spanje is het een pré wanneer de tocht naar Santiago op je Curriculum staat. Veel Spanjaarden lopen daarom het laatste stuk van de Camino omdat dit recht geeft op het Compostolaat. Om fraude tegen te gaan geldt ook dat er vanaf Sarria twee stempels per dag in het paspoort gezet moet worden. Dat laatste is iets wat ik zodra ik het hoor zeg te weigeren. Omdat het vreemde maatregel is wanneer je bent vertrokken van veel eerder terug met dito stempels.

Portomarín is de officiele en Galicische benaming voor wat ook wel Puertomarín wordt genoemd.

Een stad met bijna 1500 inwoners.

De stad Portomarín is formeel gesticht op 18 mei 1212 en opgebouwd naast een Romeinse brug over de rivier de Miño en de weg naar Santiago.

Toen het Belesar-stuwmeer in 1962 werd aangelegd, verhuisde de stad naar het naburige Monte do Cristo. Enkele van de belangrijkste gebouwen, zowel burgerlijke als religieuze, werden daar herbouwd; vooral de kerk van San Nicolás, in Romaanse stijl gebouwd door de Hospitaal Orde van San Juan de Jerusalem, waarvan de stenen werden genummerd en weer in elkaar gezet op hun huidige locatie.

In de seizoenen waarin het niveau van het stuwmeer zakt, zijn de overblijfselen van de oude gebouwen, de promenade en de originele brug nog zichtbaar.

Portomarín staat niet alleen bekend om zijn landschap, maar heeft ook zeer goede

brandewijn, die vele prijzen heeft gewonnen. Op Paasdag wordt daar brandewijn gemaakt, op het plein voor de kerk, op het "Festa do Augardente".

107 Portomarín

Zodra ik vertrok kreeg ik het gevoel een avondvierdaagse te wandelen. Met dit verschil dat het vroeg in de ochtend was. Op momenten liep ik in een stroom van schoolklassen en bedrijfsuitjes en hetgeen wat ontbrak waren de bloemen en liedjes. Het geeft een surrealistisch gezellig gevoel en na een paar uurtjes dunde het gezelschap al aardig uit en werd het weer rustiger.

Tussen de meute kom ik Charlotte tegen en kort spreken we elkaar. Ook zij is verbaasd over de meute en zegt zich ook een beetje te irriteren.

Ondanks deze “gezelligheid” was de toch vandaag niet makkelijk. Ik voelde pijn in mijn linker kuit net als in León. Liep ik de pijn er de volgende dag er nog uit, vandaag trok het maar niet weg. Het is een sterke aanwijzing dat het vanuit de rug komt. Mijn backpack gaat soms toch wat knellen op plekken waar het dat eerst nog niet deed. Mogelijk doordat ik wat ben afgevallen.

Dat zou goed kunnen omdat er niet op te eten is tegen het aantal calorieën dat er dagelijks worden verbrand.

Mijn emoties voel ik frequenter toenemen en ik besef mij hoezeer ik uitkijk naar het einde van de tocht. Daarbij denk ik onwillekeurig aan Peter die al meer dan 100 dagen onderweg is. Mijn besef van tijd is ver weg. Ik vergis mij regelmatig in de dag wat op deze zondag niet zo handig is met boodschappen. Het is 35°C in de schaduw, en de wandeling is vermoeiend tot aan Portomarín waar ik na een wandeling over een lange toegangsbrug een historische trap mag opklimmen. Zodra ik boven ben bevind ik mij bij een bushalte met een houten overkapping van een meter of tien. Ik neem er plaats om een broodje te pakken uit mijn backpack en deze met sardientjes te beleggen. Ik drink de laatste druppels uit mijn waterfles.

Ik zoek een albergue en als ik mij heb ingeschreven mag ik een bed uitzoeken.

Het is een ruimte die slecht geïsoleerd is en waar de zon vrij spel heeft op het schuine dak. De ramen staan open om de wind verkoelend te laten werken.

Nadat ik ben gedoucht kondigt het eerste zweet zich door de poriën alweer aan. Mijn slaapzak laat ik ingepakt. Mijn zijde liner (lakenzak) is meer dan voldoende. In het souterrain is een wasmachine die ik deel met een Frans

108 Portomarín echtpaar om de kosten te delen. De droger sla ik over en hang de natte was aan een waslijn buiten in de zon. In de tussentijd zoek ik verkoeling bij een fontein voor de albergue op één van de stenen banken die tussen het gras en de bomen zijn neergezet. Ik ben erg op mijzelf en praat met enkele bekende pelgrims. Sandra en Hernan zitten beide in een hostel met een eigen kamer.

Wanneer de was droog is onderzoek ik omgeving en drink een biertje in een bar samen met het koppel uit Nieuw-Zeeland, Jenna en Ian. En we delen mooie gebeurtenissen en ik krijg ook het verhaal te horen hoe zij bij elkaar gekomen zijn. Ik bestel eten, maar het duurt zo lang dat ik na verloop van tijd een opmerking maak en aangeef dat ik niet meer hoef te eten. Ook Jenna en Ian zijn er klaar mee. Wat ons op dat moment niet duidelijk is, is dat de stroom in Portomarín is uitgevallen. Ik besluit naar de bar van de eigen albergue te gaan en een ensalata mixta te bestellen omdat die toch wel gemaakt moet kunnen worden. Wat ik krijg is een door een teveel aan olijfolie een sompige salade die ik vanwege mijn trek zonder commentaar op eet. Ik drink er een citroenbier bij. Het is oncomfortabel warm en het zweet staat op mijn voorhoofd.

De dag is inmiddels overgegaan in een koelere avond als ik besluit nog even buiten af te koelen en een boodschap te doen. Wat niet meevalt op een zondag, maar ik heb geluk. Een Spar is open en ik kan er in het donker wat fruit en brood kopen dat ik afreken met contant geld. Het enige licht dat naar binnenvalt is het avondlicht dat door de straten wordt weerkaatst. Er zijn veel mensen buiten. Mensen die willen eten, maar het niet allemaal kunnen.

De stroomstoring is hardnekkig.

Ik val niet veel later in slaap terwijl ik boven op mijn liner lig en de wind zacht langs mijn lijf glijdt.

109 Casanova Lugo