• No results found

Partners van gerechtigden op een ziekte- of invaliditeitsuitkering

In document IN BELGIË (pagina 138-141)

DE RE-INTEGRATIE VAN LANGDURIG ARBEIDSONGESCHIKTEN OP DE

4. Wettelijke bepalingen en hun knelpunten inzake cumul van uitkeringen met arbeidsinkomen

4.6. Partners van gerechtigden op een ziekte- of invaliditeitsuitkering

Bij de ZIV-uitkeringen wordt het inkomen van de personen waarmee de uitkeringsgerechtigden een gezin vormt, slechts onrechtstreeks in aanmerking genomen voor de berekening van de dagbedragen. Het inkomen van de partner is in principe vrijgesteld voor de berekening van de uitkeringen, maar het bepaalt wel de gezinscategorie van de verzekerde. ZIV-gerechtigden met een partner zonder eigen inkomen ontvangen een uitkering voor gerechtigden met gezinslast. Als de partner een eigen bruto inkomen heeft van meer dan 1.090 euro per maand maar

63 Zie voetnoot 15 voor de hier gehanteerde definitie van minimumloon en gemiddeld loon.

minder dan 1.594 euro, dan valt de gerechtigde onder de uitkeringscategorie van de alleenstaanden (bedragen van kracht in september 2018). Is het bruto inkomen hoger dan dit laatste bedrag dan wordt de verzekerde beschouwd als een samenwonende zonder gezinslast. De transitie van de ene naar de andere uitkeringscategorie heeft implicaties voor het berekeningspercentage van de uitkering en de geldende maximum- en minimumuitkeringen. Zo bedraagt de uitkering in geval van invaliditeit voor iemand met gezinslast 65% van het brutoloon, voor een alleenstaande 55% en voor een samenwonende 40%. Inkomensvallen komen dus ook voor bij partners van ZIV-gerechtigden, met name wanneer het loon de inkomensgrens bereikt waarboven de arbeidsongeschikte niet langer aanspraak kan maken op een uitkering als gerechtigde met gezinslast, maar terugvalt op de uitkeringscategorie voor samenwonenden zonder gezinslast. Niettemin besluiten Hufkens et al. (2014) in een studie over de inactiviteitsvallen dat de financiële meeropbrengst van partners van uitkeringsgerechtigden in de ZIV over het algemeen relatief groot is.

4.7. Samenvatting

Bovenstaande analyse van de vrijstellingsregelingen voor arbeidsinkomens duidt op een aantal knelpunten die mee aan de basis kunnen liggen van de relatief lage werkzaamheid (én het groot aandeel kleine deeltijdjobs) van gerechtigden op een IVT of invaliditeitsuitkering. De arbeidsmarktintegratie van langdurig arbeidsongeschikten hangt uiteraard ook af van andere factoren (mate van arbeidsongeschiktheid, (de kwaliteit van) het job aanbod, …), maar het gaat dan vaak om aspecten waarop beleidsmakers een minder grote impact hebben dan op de financiële meerwaarde van werken.

De vrijstelling van arbeidsinkomens voor IVT-gerechtigden (en voor ZIV-gerechtigden tot april 2018) is gebaseerd op een schijvensysteem waarbij enkel voor de lage inkomensschijven relatief hoge vrijstellingspercentages worden gehanteerd.

Dergelijke systemen zetten vooral in op het aanmoedigen van socio-professionele integratie via deeltijdse jobs van slechts enkele uren per week. De onderliggende premisse is ongetwijfeld dat substantiële arbeidsregimes, van pakweg een halftijdse job, niet weggelegd zijn voor personen met een handicap of invaliditeit. Een belangrijke randvoorwaarde voor het welslagen van dergelijk vrijstellingssysteem is evenwel dat er een toereikend aanbod bestaat aan kleine deeltijdse jobs met een aangepaste werkomgeving voor personen met een handicap, of dat daartoe de geschikte arbeidsmarktmaatregelen worden getroffen.

Voor IT-gerechtigden lijkt de veronderstelling dat het arbeidsvolume van personen met een beperking hoe dan ook gering is, minder te gelden. Zowel het inkomensplafond als de vrijstellingspercentages liggen een stuk hoger. Maar zoals elk vrijstellingssysteem met schijven kan de regeling voor IT-gerechtigden niet garanderen dat meer arbeidsuren automatisch leidt tot een hoger beschikbaar inkomen. Door de hogere inkomensgrenzen wordt de lage activiteitsval weliswaar vermeden voor IT-gerechtigden met een laag verdienpotentieel, maar niet voor IT-IT-gerechtigden met een gemiddeld verdienpotentieel.

Voor ZIV-gerechtigden wordt sinds april 2018 de uitkering procentueel afgebouwd in functie van het aantal gewerkte uren (en dus niet in schijven in functie van het arbeidsinkomen). Dit systeem garandeert een continue stijging van het beschikbaar inkomen in functie van gepresteerde arbeidsvolume. Met deze hervorming werd het trillemma van het oude schijvensysteem gebroken. Dit trillemma wijst op drie doelstellingen die moeilijk tegelijkertijd te realiseren zijn: hoge vrijstellingspercentages voor kleine arbeidsinkomens, de garantie dat meer werken leidt tot een hoger inkomen; en vermijden dat personen die goed geïntegreerd zijn op de arbeidsmarkt onnodig veel of onnodig lang overheidssteun blijven genieten. Het is de combinatie van de eerste met de derde doelstelling – dit is de grote weerstand tegen een systeem waarin (bijna) voltijdse tewerkstelling kan worden gecumuleerd met een arbeidsongeschiktheidsuitkering – die het in het oude schijvensysteem moeilijk maakte om het principe van meer inkomen voor meer werk te handhaven (zie Figuur 12). In de nieuwe regeling voor ZIV-gerechtigden bestaat de mogelijkheid van een grote deeltijdse jobs mét behoud van uitkering wel. Dit zorgt ervoor dat er kan worden ingezet op zowel een maximaal vrijstellingspercentage voor kleine deeltijdse jobs, als loon naar werken voor de grotere deeltijdse jobs. Grote deeltijdse jobs worden weliswaar mogelijk alleen tijdelijk getolereerd en staan alleszins onder het toeziend oog van de adviserend geneesheer. Maar in principe opent de recente hervorming de weg naar meer maatwerk (althans in termen van aantal gewerkte uren). Of dit ook in de praktijk zo zal uitpakken, hangt af van de wijze waarop de geneesheren de nieuwe mogelijkheden benutten.

Figuur 12: Vergelijking vrijstellingssysteem voor beroepsinkomens voor IVT- en ZIV gerechtigden (België, 2018) netto beschikbaar inkomen euro per maand

aantal gewerkte dagen per maand

Netto inkomen - IVT Netto inkomen - minimuminvaliditeitsuitkering

Bron: MIMOSIS (op basis van hypothetisch gezin)

Laten we ten slotte nog even terug komen op de knelpunten in de huidige IVT-regeling. Die treffen niet alleen de personen met een handicap, maar ook hun partners.

Het inkomen van partners van IVT-gerechtigden dat hoger is dan 3.643 euro per jaar, wordt volledig in rekening gebracht. Voor partners met een laag verdienpotentieel

betekent dat een 4/5de job niet meer oplevert dan een 1/5de job (zie Figuur 8). Het mag dus niet verbazen dat slechts 18% van de partners van IVT-gerechtigden werkt, waarvan maar liefst 40% minder dan 4/5de. Ter vergelijking: onder partners van personen met een invaliditeitsuitkering (waarbij het inkomen van de partner alleen indirect een rol speelt) werkt ongeveer de helft, van de partners van IT-gerechtigden (waar de inkomensgrenzen veel hoger liggen) werkt 56%.

In document IN BELGIË (pagina 138-141)