• No results found

De arbeidsmarktintegratie van langdurig arbeidsongeschikten

In document IN BELGIË (pagina 116-122)

DE RE-INTEGRATIE VAN LANGDURIG ARBEIDSONGESCHIKTEN OP DE

3. Het socio-economisch profiel van langdurig arbeidsongeschikte personen

3.2. De arbeidsmarktintegratie van langdurig arbeidsongeschikten

Gegeven hun langdurige arbeidsongeschiktheid mag het niet verbazen dat slechts een kleine minderheid van de onderzochte groep actief is op de arbeidsmarkt. 15%

is effectief aan het werk, tegenover 61% in de totale bevolking op actieve leeftijd.

Met effectief aan het werk bedoelen we dat deze personen in het vierde kwartaal van 2015 hetzij effectief arbeidsuren hebben gepresteerd als werknemer of ambtenaar (dus niet enkel gebonden waren aan een arbeidscontract), hetzij bijdragen hebben betaald in het kader van de sociale verzekering voor zelfstandigen. Onze data laten niet toe om vrijwilligerswerk mee in rekening te nemen. Nochtans is het aandeel arbeidsongeschikten dat vrijwilligerswerk verricht niet onbelangrijk. Dit suggereren althans de cijfergegevens van het RIZIV. Van het totaal aantal toestemmingen voor werkhervatting had in 2015 27% betrekking op vrijwilligerswerk in 2015 (RIZIV, 2018).

55 Merk op dat ook als we enkel de uitkeringsgerechtigde populatie analyseren, de vergelijkbaarheid tussen verschillende takken vertekend blijft door de verschillen in de toegankelijkheidsvoorwaarden en cumulregels met arbeidsinkomens. De groep van werkenden met een IVT verschilt van de werkenden met een invaliditeitsuitkering, ondermeer door de strenge maxima die in de IVT-regeling gelden voor het beroepsinkomens van personen met een handicap (zie verder in deel 4).

Figuur 2: Effectieve werkzaamheid van de langdurig arbeidsongeschiktheid (16-64-jaar), per tak van

Bron: MIMOSIS (gegevens uit DWH AM&SB, bewerkt door FOD Sociale Zekerheid)

De effectieve werkzaamheidsgraad verschilt sterk naargelang het stelsel waarbinnen de arbeidsongeschikte erkend is. Het aandeel werkenden varieert van 7 à 9 % bij de begunstigden op een IVT of een invaliditeitsuitkering tot 51 à 54 % bij de kleine groep van 16-64-jarigen met een IT-erkenning. De richting van het verschil ligt enigszins in de lijn van de verwachtingen: de IVT en de invaliditeitsuitkering zijn inkomensvervangende uitkeringen die enkel toegankelijk zijn voor personen die ten minste 66% van hun verdienvermogen hebben verloren, terwijl de IT tegemoet wil komen in de kosten van personen die ernstige tot zeer ernstige moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van dagelijkse activiteiten. Om in aanmerking te komen voor IT geldt de strenge norm van 66% verlies aan verdienvermogen niet. Het gaat dus mogelijk om een gemakkelijker op de arbeidsmarkt te integreren groep. Bovendien gelden relatief flexibele regels om arbeidsinkomens en een IT te combineren:

werkhervatting is niet gebonden aan toelating van een geneesheer en de regels voor de vrijstelling van het arbeidsinkomen zijn genereuzer dan voor IVT-gerechtigden of personen met een invaliditeitsuitkering (zij het dat voor deze laatste groep de regels versoepeld zijn sinds 2015) (zie deel 4).

Een verschillend profiel biedt mogelijk ook een plausibele verklaring voor het verschil in arbeidsmarktparticipatie tussen personen in primaire arbeidsongeschiktheid en personen met een invaliditeitsuitkering. Personen met een invaliditeitsuitkering zijn gemiddeld een stuk ouder dan personen in primaire arbeidsongeschiktheid (zie

Annex). Mogelijk vergt de integratie van invaliden meer aanpassingen op de werkvloer, of is ze zelfs geheel uitgesloten vanwege de aard van hun beperkingen. Daarnaast hebben studies aangetoond dat de langdurige afwezigheid op zich – onafhankelijk van de ernst van de pathologie – extra afstand tot de arbeidsmarkt creëert (Donceel et al. 2010; Mairiaux et al. 2012). De werkzaamheidsgraad bij personen in primaire arbeidsongeschiktheid (36 %) ligt dan ook een stuk hoger dan bij gerechtigden op een invaliditeitsuitkering of IVT (7 à 9 %).

Merk op dat er indicaties zijn dat we de werkzaamheid van ZIV-gerechtigden overschatten.

Volgens het RIZIV bedraagt de instroom van de primair arbeidsongeschikten in het systeem van gedeeltelijke werkhervatting van de adviserend arts slechts 5,8% in en van de invaliden 2,5% (RIZIV, 2018). De cijfers van het RIZIV zijn niet helemaal vergelijkbaar met de gegevens in Figuur 2 want ze hebben enkel betrekking op de instroom. Maar ze duiden ook op een aantal beperkingen van administratieve gegevens. Ten eerste worden voor werknemers het aantal vakantiedagen opgenomen tijdens periode van ziekte meegeteld als effectief gepresteerde arbeidsuren. Ten tweede blijft voor arbeidsongeschikten die hun job weer opnemen maar snel hervallen de eerste ziektedatum als begin van de arbeidsongeschiktheid gelden. Dat wil zeggen dat personen die in het eerste semester van 2015 arbeidsongeschikt werden, en in het laatste kwartaal van datzelfde jaar enkele dagen werkten, maar vervolgens hervielen, volgens de administratieve data een arbeidsongeschiktheidsuitkering en een (mogelijk zelfs voltijdse) job cumuleerden. Maar het gaat hier niet over de gelijktijdige combinatie van een uitkering met een job die we in dit hoofdstuk in kaart willen brengen. Deze twee factoren verklaren wellicht ook het groot aandeel ZIV-gerechtigden dat volgens administratieve gegevens minstens 80% van een voltijdse job werkt.

Figuur 3 gaat verder in op de verschillen in arbeidsregime en statuut van langdurig arbeidsongeschikten56. Kleine deeltijdse jobs komen vooral voor in het stelsels van de IVT en de invaliditeit. Zo heeft 7% van de loontrekkende IVT-gerechtigden een job van gemiddeld maximaal 2 dagen per week. Voor invaliden gaat het zelfs over 16%. Dit is problematisch aangezien het RIZIV op basis van uitstroomgegevens uit de deeltijdse werkhervatting vaststelt dat arbeidsvolumes tussen de 15 en 35 uur per week de beste kansen geven op een volledige werkhervatting. Meer dan 45% van zij die uittreden nadat 15 tot 35 uren per week werden gepresteerd, gaat opnieuw voltijds aan de slag (RIZIV, 2018). Als verklaring voor het groot aandeel deeltijdse jobs verwijst dezelfde studie naar de voorwaarde dat de sociaal verzekerde enkel in aanmerking komt voor deeltijdse werkhervatting met behoud van uitkering als die een arbeidsongeschiktheid van minstens 50% behoudt. Alhoewel deze voorwaarde arbeidsvolumes van meer dan 50% niet uitsluit, laten adviserende geneesheren er zich schijnbaar wel door leiden bij het bepalen van toegelaten arbeid (RIZIV, 2018).

56 Ondanks de zeer omvangrijke steekproef waarop dit hoofdstuk gebaseerd is, is het aantal steekproefeenheden te beperkt om in Figuur 3 binnen de IVT en IT-regeling het onderscheid te maken tussen de personen mét en zonder uitkering.

Figuur 3: Arbeidsmarktprofiel van langdurig arbeidsongeschikten (16-64-jaar) (België, 2015)

IVT & invaliditeit Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

21

IVT Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

9

Invaliditeit Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

17

IVT & IT Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

36

Primaire arbeidsongeschiktheid Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

53

IT Met handicap 16-64 Bevolking 16-64

Bron: MIMOSIS (gegevens uit DWH AM&SB, bewerkt door FOD Sociale Zekerheid)

Niet alleen de omvang, maar ook de aard van de jobs verschilt tussen de diverse regelingen. Van de IVT-erkenden is bijna 70% tewerkgesteld in de privésector, veelal als arbeider. Van de uitkeringsgerechtigden gaat het zelfs om 82%. IT-erkenden werken ook vaak in de privésector, maar zijn vooral oververtegenwoordigd onder de ambtenaren. Figuur 3 toont ten slotte dat de meerderheid van de werkenden met een invaliditeitsuitkering zelfstandigen zijn. Althans: meer dan 90% van de zelfstandigen blijkt hun bijdragebetaling niet stop te zetten bij ziekte of invaliditeit. De administratieve gegevens laten niet toe voor zelfstandigen na te gaan of ze effectief gewerkt hebben.

Van werknemers kennen we wel het effectief gepresteerde arbeidsregime. In het werknemersstelsel werkt 32% van de primair arbeidsongeschikten en amper 2% van de invaliden.57

3.3. De arbeidsmarktintegratie van partners van langdurig

In document IN BELGIË (pagina 116-122)