• No results found

Evolueren naar goed bestuur in Brussel: uitdagingen en vooruitzichten

In document IN BELGIË (pagina 61-66)

HET BRUSSELS BELEID VOOR PERSONEN MET EEN HANDICAP

4. Evolueren naar goed bestuur in Brussel: uitdagingen en vooruitzichten

Gelet op de grote verspreiding van de bevoegdheden op zijn grondgebied en de verschillende modellen van bestuur die er naast elkaar bestaan, moet Brussel het hoofd bieden aan een dubbele uitdaging van enerzijds coördinatie en anderzijds programmering, met als doel te verzekeren dat alle Brusselaars toegang hebben tot steun en een aanbod van diensten die toegankelijk en kwaliteitsvol zijn.

4.1. Coördinatie: voorbeeld van de steun voor mobiliteit en de THAB

De meeste bevoegdheden inzake beleid voor personen met een handicap liggen tegelijk bij de GGC, de Franse Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschap. Dit houdt een eerste grote uitdaging in op het vlak van coördinatie van het beleid in deze verschillende domeinen, meer bepaald wat betreft de toekenning van de steun voor mobiliteit (basis en bijkomende) en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB).

Steun voor mobiliteit: naar twee gecoördineerde systemen op het Brussels grondgebied

Wat betreft de steun voor mobiliteit bestaat een eerste stap op het vlak van coördinatie in het samenwerkingsakkoord van 31 december 2018 dat de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) hebben gesloten met betrekking tot het uniek loket voor de steun voor mobiliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dit samenwerkingsakkoord heeft een dubbele doelstelling: enerzijds het voor de Brusselaars mogelijk maken zich te wenden tot een uniek loket om van deze verschillende soorten steun voor mobiliteit te kunnen genieten, anderzijds de cumul van prestaties vermijden door informatie-uitwisseling tussen de drie bevoegde entiteiten.

Het uniek loket moet worden begrepen als een systeem waarbij de persoon met een handicap alle steun voor mobiliteit waarop hij recht heeft kan verkrijgen door zich tot een enkele dienst te wenden. Concreet en op termijn (er is voorzien in overgangsbepalingen waar we hier niet dieper op ingaan) voorziet het akkoord in de ontwikkeling van twee systemen voor de steun voor mobiliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:

• Een loket georganiseerd door de GGC, waar de Brusselaar, al dan niet aangesloten bij de Vlaamse sociale bescherming, een unieke aanvraag kan indienen voor de steun voor mobiliteit in hoofdorde (toegekend door de GGC) en op aanvullende wijze (toegekend door de dienst PHARE – COCOF).

• Een loket georganiseerd door de Vlaamse Gemeenschap, waar de Brusselaar, maar alleen voor zover hij is aangesloten bij de Vlaamse sociale bescherming, een unieke aanvraag kan indienen voor de steun voor mobiliteit in hoofdorde

(toegekend door het Agentschap Vlaamse Sociale Bescherming - Vlaamse Gemeenschap) en op aanvullende wijze (toegekend door het VAPH - Vlaamse Gemeenschap).

De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden

In tegenstelling tot de steun voor mobiliteit is er tot vandaag nog geen samenwerkingsakkoord gesloten betreffende de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB). Vandaag kunnen inwoners van Brussel die al dan niet zijn aangesloten bij de Vlaamse sociale bescherming in dit kader niet de THAB genieten en dienen ze zich te wenden tot de GGC.

Het besluit van de Vlaamse regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming bepaalt in artikel 231 § 3: «Het zorgbudget voor ouderen met een zorgnood wordt in ieder geval geweigerd aan de persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont en die aanspraak kan maken op een vergelijkbare vorm van zorgbudget voor ouderen met een zorgnood, ingesteld door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.»

4.2. Programmering van de instellingen voor personen met een handicap: meer overleg

Naast een werk van coördinatie tussen de gemeenschappen en gewesten met betrekking tot de toegekende steun en tegemoetkomingen moet het ook mogelijk zijn samen te werken op het vlak van de programmering met als doel te voorzien in voldoende en kwaliteitsvolle opvang voor personen met een handicap (bv. in een dag- of verblijfscentrum). Dit werk van programmering houdt in dat men over voldoende kwantitatieve en kwalitatieve gegevens kan beschikken voor de evaluatie van de noden, inzonderheid van sterk afhankelijke personen met een handicap, en vervolgens aan die noden tegemoetkomt door een programmering die in overleg wordt opgesteld. Dit vereist grote inspanningen om gegevens te verzamelen en te analyseren; vandaag zijn die gegevens verspreid over de verschillende besturen en bevoegdheidsniveaus.

In december 2014 publiceerde het Observatoire de l’accueil et de l’accompagnement de la personne handicapée (Observatorium voor het onthaal en de begeleiding van personen met een handicap, dienst PHARE – COCOF) een enquête45 over de noden van sterk afhankelijke personen met een handicap en hun omgeving. De voornaamste besluiten van de studie zijn als volgt:

• Meer dan 80% van de respondenten geeft er de voorkeur aan in het gezin te kunnen blijven met ondersteuning vanwege de residentiële diensten: de verblijfsdienst wordt veeleer gezien als steun voor het thuis blijven wonen en

45 Enquête afgenomen bij 2.000 personen jonger dan 65 jaar met een handicap, van wie er 400 sterk afhankelijk zijn: https://phare.irisnet.be/app/download/5948832562/les+chiffres+cles+du+handicap.pdf?t=1529416256

voor de verzelfstandiging van de persoon. Op te merken valt dat de studie aantoont dat de mantelzorger gemiddeld 40 uur per week besteedt aan de hulp aan de persoon met een handicap.

• Gemiddeld verblijft 10% van de sterk afhankelijke personen met een handicap in een rusthuis terwijl ze jonger zijn dan 65 jaar (zie Figuur 2 infra). Dit aandeel bedraagt gemiddeld 36% voor personen zonder ouder of echtgeno(o)t(e). Dit houdt in dat er moet worden voorzien in aangepaste verblijfsoplossingen om het hoofd te bieden aan de vergrijzing van personen met een handicap en dat de rusthuizen worden voorbehouden voor bejaarden (onder wie er ook personen met een handicap zijn). Slechts 57% van de sterk afhankelijke personen met een handicap verklaart immers dat in een rusthuis wonen beantwoordt aan wat zij zelf willen.

• Wat betreft de aanvragen van bijkomende steun is er een vraag naar meer steun vanwege de vervoersdiensten (30% van de personen) en de vrijetijdsdiensten (25% van de personen). In beide gevallen worden de kosten vaak genoemd als een element dat de toegang tot deze diensten beperkt.

• Tot slot kent een groot aantal personen niet de opdrachten van de verschillende gespecialiseerde diensten en weten ze niet waar ze die kunnen vinden. Daaruit volgt een noodzaak wat betreft de ontwikkeling van gecentraliseerde en gestructureerde informatie over de verschillende diensten en de beschikbare middelen.

Figuur 2: Woonplaats van de sterk afhankelijke personen met een handicap die jonger zijn dan 65 jaar, volgens de leeftijd (Bron: PHARE)

- 21 jaar tussen 21 en 44 jaar tussen 45 en 64 jaar gemiddeld Ander

Rusthuis voor ouderen

Verblijfsdienst voor volwassenen met een handicap Verblijfsdienst voor kinderen of jongeren met een handicap In het gezin of bij verwanten

5. Besluit

De ingewikkelde institutionele situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de specifieke noden waarmee het wordt geconfronteerd vereisen dat de gemeenschappen en gewesten reële inspanningen leveren op het vlak van coördinatie om een gecoördineerd beleid voor personen met een handicap te voeren. Het doel moet erin bestaan een toegankelijk (op administratief en financieel vlak) en kwaliteitsvol systeem te ontwikkelen.

Deze coördinatie-inspanning moet inzonderheid worden geleverd op het vlak van de gedeelde competenties zoals de steun voor mobiliteit of de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden (THAB), opdat de Brusselaars vlot een beroep zouden kunnen doen op de georganiseerde steun en diensten maar ook om garanties te bieden voor een relatieve billijkheid inzake rechten tussen de verschillende bevoegde entiteiten.

Bovendien moeten er grote gecoördineerde inspanningen worden geleverd wat betreft de identificatie van de noden van de Brusselaars, meer bepaald om een globale programmering van de instellingen en diensten voor personen met een handicap op te stellen. Vandaag wordt dit werk van identificatie van de noden en van programmering zonder al te veel overleg verricht.

De Zesde Staatshervorming biedt een kans om deze samenwerking op het Brussels grondgebied te versterken als gevolg van de overheveling van belangrijke bevoegdheden op het vlak van het beleid van personen met een handicap.

Hoofdstuk 2 – Deel 3

HET VLAAMS BELEID VOOR PERSONEN

In document IN BELGIË (pagina 61-66)