• No results found

'n Bezoek aan het Fort te Johannesburg

In document Neerlandia. Jaargang 19 · dbnl (pagina 144-148)

'n Volkstem-man schrijft:

Dokters, advokaten, gevangen-bewaarders komen hoofdzakelik in aanraking met de minder aangename zijde van 's mensen wezen. Van krante-schrijvers spreek ik nu niet. 't Was de overheid van de Johbgse gevangenis beter bekend als ‘Het Fort’ -dus minder kwalik te nemen dat, toen ik belangstelling toonde in 't lot van enige politieke gevangenen tegelijk, die belangstelling in 't groot werd opgevat als

‘nieuwsgierigheid’. Nu is nieuwsgierigheid 'n doodzonde, vooral in 'n logieshuis van Zijne Majesteit, waar noodzakelikerwijze strenge regels worden gehandhaafd en allerlei belangen, zo goed 't gaat, met elkaar moeten worden verzoend. Derhalve kon ik telefonies geen verlof krijgen om meer dan- één gevangene tegelijk te zien te krijgen; maar met de meeste voorkomendheid en per kérende post kwam 't bericht dat mij toegestaan werd, ‘the rebel prisoner H. Oost’ te gaan spreken op Maandag, de 11de Januarie van 1915. Waar men te doen heeft met 'n boom, zo volgeladen als 't Johbsge fort, is 'n keuze tussen bezoekwaardige rebellen niet dadelik gemakkelik; maar m'n broeders van de engelse pers zijn met zulk 'n woede over Oost heen gereden, dat 'n kleine tegen-demonstratie, naar 'k meende, niet van onpas kon zijn. Ook 't ernstigste verschil van politiek inzicht behoeft geen persoonlike vriendschap te schaden - waar zouden we anders blijven in Zuidafrika?

Om tien uur begint 't visite-uur der Johbsge gevangenen op Maandag, Woensdag en Vrijdag. En kele minuten vóór die tijd stond ik voor de poort; maar die poort zou zich niet openen totdat 't gewichtige uur werkelik geslagen was. De gelegenheid was dus gunstig om de onmiddellike nabijheid op te nemen. 't Is wel jammer dat 't hoogste puntje van de Witwatersrand, vanwaar 'n verrukkelik vergezicht zich ontplooit -hoofdzakelik in noordwestelike richting - de zetel blijft van 'n instelling als deze. Naast 't Fort is de Hospitaal-gevangenis gebouwd, en er tegenover is 'n grote, ommuurde ruimte waar blijkbaar de kaffer-bandieten worden vastgehouden. Alom ziet men versperringen, wallen, prikkeldraad, gewapende wachten, dikke ijzeren staven, disipline en, als men met innerlik oog wil kijken, mense-wee.

***

Dozijnen bezoekers hebben zich verzameld voor de ingang van 't Fort. Ongeveer de helft bestaat uit vrouwen. De rest is hoofdzakelik uit nog jonge mannen samengesteld. Kinderen, te klein om thuisgelaten te worden, zijn meegekomen. Ze worden hangerig in de broeierige, met regen dreigende, atmosfeer. Zó lastig en zo zwaar worden er 'n paar, dat ze door de moeders als 't ware te vondeling worden gelegd, plat op de klippen, met enkel 'n doek of zakdoek onder 't hoofd. De vliegen plagen en er beginnen al 'n paar kleintjes te schreeuwen, met de armen te zwaaien. Langs de muren van de inrijweg staan pakjes van allerlei grootte en soort voor de gevangenen; want 't is geoorloofd om kost, lekkernijen, kleren, bloemen, boeken enz. mee te brengen.

De tijd valt zwaar. De minuten rekken zich uit tot kwartieren, wat de stemming der wachtenden betreft. Telkens komt er nog 'n groepje aanlopen - of aanstrompelen

tegen de hoogte, als 't oude mensen zijn. Daar komt ook 'n rijtuig. 'n Bejaarde dame, stemmig in diepe rouw gekleed, stapt eruit. Ik herken, van de dagen van 1901, mevrouw Christiaan de Wet. De haren zijn 'n beetje vergrijsd, de weemoedige lijnen in 't gezicht wat dieper geworden. Overigens is de krasse vrouw nog dezelfde, voor 't oog altans. Kort geleden sneuvelde een van haar zoons. Nog drie heeft ze er over. Bij haar man, in 't Fort, bevindt zich 'n twintigjarige zoon, die eerst afzonderlik gevangen zat doch verlof gekregen heeft om bij z'n vader te komen. Te Klerksdorp ligt haar schoonzoon - Mentz (ook 'n Vrijstater) - zwaar gewond.

Mevrouw De Wet blijft nog ongeveer 'n week te Johannesburg, waar zij thuis is bij de familie Du Toit, 77 von Brandis St. Daarna zal zij terugkeren naar haar plaats te Memel, waar de boerderij nu maar zwaar gaat, omdat de militaire autoriteiten in zekere gevallen doortastende beperkingen hebben ingevoerd. De echtgenote van de vrijstaatse Hoofdgeneraal is nu al 58; Genl. De Wet heeft de 61 bereikt. Hij was onlangs (vóór de rebellie) zwaar ziek, maar dit was 't gevolg van gevatte koude en niet, zoals sommige bladen hebben beweerd, van beroerte.

***

Nadat 't vet er al tamelik bij ons uitgebraden is, ontsluit zich de grote poort met 't kleine kijk-venstertje. De eerste klomp mag naar binnen. 't Duurt nog bijna 'n kwartier, vóórdat de laatste wordt toegelaten. ‘Dames eerst’, is 't motto. In de voorhal mogen we 't voor de gevangenen meegebrachte neerzetten, met de naam zorgvuldig erop geschreven, opdat de gevangenbewaarders de inhoud kunnen doorzoeken en datgene waartegen geen bezwaar bestaat, overhandigen. We schrijven allen onze naam in 'n boek, waarin dezelfde dag o.m. die van mej. Ruysch van Dugteren (bij haar broeder op bezoek) voorkwam.

Nu wordt er weer gewacht, vóórdat we de eigenlike gevangenis mogen naderen. Nogmaals wordt 'n grote deur opengesloten, en we zijn op 'n binnenplaats. Hier drijft de zon 't nog overgebleven vocht en vet uit onze ledematen! In 'n kamertje met ingang, juist breed genoeg voor één persoon, zitten twee bewaarders permitten voor bezoek uit te schrijven. ‘Vrouwen eerst’, is ook hier 't wachtwoord;

63

en de mans-mensen - vooral zij die treinen moeten halen - worden wat ongeduldig. Men begint te dringen en te duwen. Minder vleiende opmerkingen worden gehoord. De onderlinge sympathie leidt tot kennismakingen en vernieuwing van oude kennis. Er zijn er die zich bekend stellen als komende van Fauresmith; anderen hebben de reis gedaan van Waterberg; de meesten komen wel van Vrededorp en Fordsburg. Sommige gezochte gevangenen blijken niet aanwezig. Anderen kunnen niet bezocht worden om spesiale redenen. Enkele bezoekers krijgen geen permit, omdat reeds anderen hen vóór zijn en 't bezoek zeer beperkt gehouden wordt. Zo wordt er gevraagd, geklaagd, geredekaveld. Degenen die geen verlof kunnen krijgen, drentelen nog zo'n beetje, maar hun wordt tamelik duidelik aan 't verstand gebracht waar 't gat van de deur is, dat als uitgang dient.

Ook mevr. De Wet staat in de zonnige ruimte te wachten; maar als de

hoofdbewaarder haar ziet, wordt zij dadelik meegenomen naar haar man, die ze elke dag korte tijd mag spreken.

't Klompje wachtenden smelt geleidelik; eindelik is 't mijn beurt. Ik heb m'n papiertje en moet dat inleveren voor 'n derde gesloten poort. Nog wat wachten en de voorkomende hoofdbewaarder laat mij in z'n kantoortje verschijnen. Juist 'n uur na de normale tijd, word ik onderricht in de regels van de kunst, die 't verkeer met gevangenen beheersen. In de onmiddelike nabijheid is 'n omtralied vertrek waarin ik prisoniers zie fluisteren met bezoekers, die aan mijn zijde van de tralies staan. Waarschijnlik bestaan zulke instellingen in de tronken van alle landen. Heel mogelik is ook geen andere regeling prakties doenlik, vooral waar er 'n onverwachte toeloop van gevangenen is. Maar aan de middeleeuwen - en de tijden daarvóór - herinneren, doet zo 'n arrangement toch! Ik gevoel me niet op m'n gemak bij de gedachte dat ik daar zo op dezelfde manier tegenover Oost zal staan; doch plotseling, terwijl 't gesprek met de ambtenaar nog voortduurt, komt er 'n gezet man, netjes in 'n grijs pak gekleed, met haar, baard en overige onderdelen van toilet mooi verzorgd, fluks op mij aanstappen. Ik kijk op - en 't is m'n gewezen kollega-journalist! Per spesiale dispensatie wordt ons 'n gesprek zonder tralies (natuurlijk in de tegenwoordigheid van de beambte) toegestaan. Oost is opgewekt en ziet er goed uit. 't Blijkt dat hij de enige politieke gevangene te Johbgse is, die in eenzame opsluiting gehouden wordt. De anderen zijn bijna allen in één grote ruimte bijeen en kunnen de hele dag dan ook flink aan lichaamsbeweging doen. Oost, zegt hij, heeft 'n plek van vijf treden bij vijf, waarin hij zich kan bewegen. Overigens heeft hij geen klagen. De kost past hem wel, bij name sedert hij in staat gesteld is om zelf eetbare waar te importéren. Hij wijdt vele uren per dag aan letterkundige arbeid. 'n Oud lievelingsplan - 't in drama brengen van de Esther-geschiedenis - houdt hem 't meest bezig. Hij informeert naar de buiten-wereld en geeft allerwege groeten mee. Z'n waarschijnlike toekomstige lotgevallen boezemen hem vanzelf 't meeste belang in; maar daarover kan of mag ik hem niets vertellen. Er zijn nog verscheidene geestelike behoeften, die hij graag bevredigd zou zien. Een daarvan is de geregelde toezending van nieuws en beschouwingen, zoals belichaamd in De Volkstem Dit verzoek - 't welk eertijds misschien verrassend zou hebben geklonken! - kon mij niet verwonderen, daar 't mij bekend was hoe ook Genl. De Wet (telegrafies nog wel) in 't Fort 't blad had ontboden, waaraan hij twee jaren geleden 't ‘adjuus!’ toeriep.

Met gebruikelike levendigheid van gebaar en heldere stem - hoewel vanzelf ietwat gekuist door de omgeving - vertelt m'n gevangene hoe hij werd nagezet en beschoten.

Gewond werd hij niet. In Wolmaransstad werd zijn paard onder hem doodgeschoten en zijn bebloede hoed gevonden. 't Bloed was echter geen Oost-bloed.

Vijf minuten kregen Oost en ik om van gedachten te wisselen. Ik wil er niet op zweren dat de toegefelike ambtenaar 't geen zes en 'n halve minuut liet worden; maar zulk 'n tijdsruimte verloopt snel, Oost verklaarde nogeens hoezeer hij bezoeken op prijs stelde (met persoonlike herinneringen aan 'n eenzame, onderaardse sel in 1901, kon ik me dat levendig voorstellen); nog 'n goeie handdruk - en hij was weg.

***

Verder viel er nu voor mij niet veel meer te doen. Misschien is er 'n andermaal gelegenheid voor wat méér omvangrijk, joernalistiek werk. Tans werd ik heel gauw, natuurlik op beleefde manier, de deur uitgezet. Enkele dingen hoort men toch, zelfs tussen de muren van 'n gevangenis. Zo werd ik gewaar dat Genl. De Wet 't uitstekend maakt. Werd ik juist ingelicht, dan waren er zijden van 't gevangenis-verblijf, die de grijsaard in 't begin slecht bekwamen. Tans is er gelegenheid geweest om in een en ander verbetering te brengen. De behandeling der gevangen rebellen in 't algemeen is die van alle andere arrestanten, wier verhoor nog in de toekomst ligt.

'n Flink aantal der gevangenis-beambten is de hollandse taal machtig. Anderen zijn ééntalig, en dit maakt nu en dan wel eens moeilikheden. Waar in sommige andere staats-departementen de tweetaligheid nog niet helemaal perfekt is - om 't zacht uit te drukken - daar zou 't echter teveel verwacht zijn in 'n tronk volmaaktheid op dit gebied te eisen.

Eén devies zag ik in 't Fort te Johbgse in 't Hollands. 't Komt voor onder 't gebeeldhouwde wapen van de Zuid-Afrikaansche Republiek, dat nog steeds boven de binnenzijde van de ingangspoort prijkt. Maar ik weet niet of de aandacht der rebellen gevallen is, bij hun aankomst, op die drie woordjes: Eéndragt maakt Magt!

Zendt Nederl. boeken en tijdschriften naar het Boekenhuis Algem. Nederl. Verbond, Van der Duynstraat 63, Rotterdam.

64

Fourie †.

‘Jullie moet niet in mijn gezicht schiet. Ik heb een groot Afrikaander hart: daar is plaats genoeg voor een kogel’

F o u r i e .

Groot Afrikaander hart, met plaats genoeg Ook voor een kogel: door dat eene woord Leeft ge in erinring van de menschheid voort: Een Held, die min dan dood de ontluistring droeg Van 't fier gelaat, en als genade vroeg:

Schiet dáárin niet. - De felle kogel boort Tot de hartkamer en hij valt. De moord, Door wet gewijd, gebeurde. 't Trefschot joeg Zijn bloed de wangen uit, maar wangen in Het bloed van andren. Botha bloost en Smuts En elk die schijnrecht boven waar recht houdt, Scherp recht voor meer dan menschelijke zin. Schaamte verteert hen. De innerlijke bluts Deukt hun geweten, en hun hart wordt koud. De Beweging.

A l b e r t Ve r w e y .

Suriname

In document Neerlandia. Jaargang 19 · dbnl (pagina 144-148)